vrijdag 5 november 2010

Van de vos


En in die dagen was de vos op de dool. Hij was uit het bos verstoten omdat de herten en everzwijnen en de eekhoorns en de beren hem niet meer vertrouwden omdat hij hen voortdurend met smoezen om de tuin had geleid om aan hun honing te zitten, hun noten op te vreten of doodeenvoudig om hen de stuipen op het lijf te jagen of gewoon, voor de lol. En ook in het veld was hij niet welkom. De das joeg hem weg uit de burcht en de fazanten vlogen op als hij in hun buurt verscheen. De vos werd een schim, die nu en dan even leek te verschijnen en dan weer verdween als een vale schaduw 's nachts bij mistige maan.
De wolf rook zijn kans en verscheen in het bos en vrat de biggen van de everzwijnen op, verminkte de herten, hakte de bomen om waarin de eekhoorns woonden en tenslotte metselde hij de grot toe waarin de beer zijn winterslaap deed. Daarna stak hij de velden in brand, brak hij de dassenburcht af, en schonk de fazanten aan de jagende mensen en verdween weer, een verwoeste en zwartgeblakerde vlakte en een geplunderd bos achterlatend.
Van de vos heeft niemand nog wat gehoord, maar er gaan geruchten dat hij ergens leeft in weelderige bossen en velden voorbij de einder, waar geen wolf zich waagt en waar de vos zich fijn amuseert met het om de tuin leiden van de beren en de everzwijnen, de dassen, herten en fazanten, omdat dat nu eenmaal zijn aard is.