donderdag 31 maart 2011

Groen!

Groen! Niet de politieke partij met de simpele naam met een uitroepteken en een profiel dat even uitgesproken is als de horizon van de Noordzee op een windstille dag. Niet de ex-andersgaanleven heren en dames die meestal lachend de naam van hun partij uitdrukking geven, want groen smaakt blijkbaar zuur.

Groen! Over de grauwe grijzigheid van de bomen is een vleug groen zichtbaar geworden. Als heeft iemand met waterverf gesmost.

Verder ben ik een halve boer en dus geen vriend van Groen! Maar ik hou ten volle van de natuur en nogal van evenwicht en rustigheid.

dinsdag 29 maart 2011

Thomas Edison.

Ik heb een alleraardigst boekje kado gekregen enige tijd gelden: keep calm and carry on. Ergens lees ik een uitspraak van Thomas Edison. Edison, van die fameuze gloeilamp, die eindelijk bijna oude technologie is geworden en ook van de grammofoon, die nooit oude technologie zal worden, al leek dat met de digitale dragers even te zullen gebeuren.

Edison zei: 'Hell, there are no rules here- we are trying to accomplish something.'

Geweldig. En o zo juist.

Waar wetten en regels zijn gaat de creativiteit dood. Wetten en regels zijn de wapens van de levende doden. Van hen die geen fantasie meer hebben of er bang van zijn. Van hen die eendimensioneel leven. Flatliners.

Vergeten dagen, 1983

De smaak van sinaasappels hangt loom
Dunne lommer onder bomen kaal van winter
En schors groen mossig

De zon morst kleuren

Oud en krom door veel winters en droogtes
En stralend jeugdig en veraf
Schuivend langsheen het blauw dat proeft als druiven

Van oost naar west
Steeds
Oranje naar geel
Hel wit naar geel
Naar oranje en rood

Eeuwig
Alsof de bomen

Kreunen onder ouderdom
Takken brokkelig en dor
Groenige vochtige vacht
De schors een schil die niet pelt
En stug

Ruw
Als de scherpte van de zon net na de noen
Als de lucht zwaar is en dik als stroop
En smaakt naar citrus
En appels
En rode wijn die je hoofd vult met roes
En de contouren omzwachteld met mos

Als op boomstammen
Groenig bruin
De smaak van noten en kastanje
En de eik in Spaanse wijn
Iemand fluistert woorden

En proeft
De dag sluipt voorbij
Als een stil kind
Spelend in eigen hoofd
Onder de bomen
In de dunne schaduw

Onkruid wieden
Brokkelige zandgrond
Droog
De rug gebogen
Personage op donker schilderij
Dikke lagen vernis
Kleuren vervagen

Een kind speelt in de tuin, stil

De dag sloop voorbij als een kind dat stil de tuin in glipt en er stil en alleen gaat spelen, helemaal opgeslorpt door de wereld in zijn hoofd die wij fantasie noemen. Een gevoel dat wij mensen meestal niet meer kennen, eens volwassen. Gelukkig ken ik de gevoel wel nog en bouw ik in mijn hoofd nog steeds hele universums waarin ik verblijven kan en die nergens beginnen en nergens ophouden en geen zin hebben en geen onzin kennen. Geen wetten en regels.

Zo sloop de dag voorbij.

Ik laafde me aan de zon. Ik voelde haar straling op mijn huid en het tintelde en ik heb geen idee hoe ik dat anders moet zeggen: tintelen. Ik doezelde in een luie lage stoel. De dag doezelde. Wiegend. Traag. Rustig.

De dag sloop stil voorbij. Als een kind op kousevoeten in zichzelf gekeerd. De avond is stil en zacht.

maandag 28 maart 2011

Het fenomeen De Ronde, een bekeerling bekent.

Ik heb gisteren niet naar de Ronde gekeken, lieve heren van de mediaffia die woestijnvis-humo heet, omdat ik geen zin had te kijken en dan zuur te worden en ervover te moeten schrijven. Naar de echte ronde van Vlaanderen kijk ik ongetwijfeld wel. Geboeid. Want spannend. En met een duidelijke verhaallijn: de renners vertrekken en rijden zo snel ze kunnen naar de eindmeet en hij die deze als eerste bereikt, die wint en oogst eer en glorie een eeuwige roem en geld en prestige. In de tocht naar de streep gebeurt een en ander, maar de tijd staat strak vooruit en de personages gaan allemaal dezlfde richting uit. Simpel. Spannend. Mooi.

Over het vehikel dat uw tijd steelt op zondagavond en binnen een aantal maanden beroep zal doen op uw portemonnee, omdat de dvd's voor een prikje bij Humo zullen zitten, wil ik niet meer schrijven.

Natuurlijk zal u deze dvd bij humo kunnen kopen. Dat valt te voorspellen. Als dit eens zo sympathieke blad mooi en lovend schrijft over Vlaamse producties en vooral als ze gemaakt worden door de vriendjes van het huis, of vooral als er gezamelijke zakelijke belangen spelen, dan mag u er gif op innemen: Humo looft en mag binnen een paar maand lekker cashen.

Onafhankelijk weekblad. Jaja. Interviews met acteurs, regisseur, componist, scenarist, wc madam? Paar maandjes wachten en de dvd is de uwe. Voor een prikje. Bij Humo.

Rundskop. Wedden? De Ronde. Wedden?

Begrijp me niet verkeerd. Ik vind dat niet erg hoor. Maar doe dan niet alsof, heren.

Voor de goede orde, bovendien: ik vind De Ronde eigenlijk best te verteren hoor. En eigenlijk razend
knap in elkaar gedraaid. Niet altijd even goed gemaakt en geacteerd, maar best uniek. Voor de goede orde: ik speel graag woestijnviskritikaster, omdat iemand het moet doen.

Er zouden veel meer gewaagde nieuwe tv moeten gemaakt worden, zoals de heren die zich aan De Ronde wagen die durven te doen. En Humo zou af en toe gewoon fairder moeten berichten over zijn onbeschaamd commerciële vriendjespolitiek, dan zou ik me minder moeten ergeren.

U leest het goed. Ik kan ook mild zijn. Bijzonder zelfs. En lovend. Ik vind De Ronde nu al het televisiemoment van 2011. Echt.

En nu ga ik slapen.

Over de tijd en gelijktijdige ramen.

Schrijven is als lezen is als schrijven: gestolen tijd. Reizen door de tijd. Jongleren met heden, verleden en toekomst. Vrij en niet gehinderd door de wetten van de fysica of de logica. De absolute verbeelding aan de macht. Als een god schep je je eigen wetten en je eigen heelal en verander je die als je daar zin in hebt. Schrijver en lezer ondergaan dezelfde tekst, dezelfde woorden en zinnen en beelden, maar het universum dat daarbij groeit in hun hoofden is anders, want uniek en onvergelijkbaar. Het is de onmacht het eigen universum te delen met anderen. Je zet het universum in je hoofd om in woorden, zinnen en verhalen en terwijl je dat doet, onmachtig om de wirwar van gedachten en beelden te vattten, omdat die nu eenmaal vrij zijn en niet gedwongen door wetmatigheden en de taal dat wel is, gebogen als die gaat onder wetten en afspraken en regels en tradities, groeien andere beelden en je schrijft en schrijft en schrijft, je wikt en weegt en schikt en schrapt en herschikt en de lezer leest, later en maakt met je woorden en zinnen weer zijn of haar eigen beelden die even onvoorspelbaar zijnnen vrij en wettenloos en ongebonden. Onmacht.

Gestolen tijd. Ik buig me over de tekst en schrijf. En u, lezer, u leest. En ik moet kiezen wat ik schrijf als tijd referentie: ik schrijf dit hier en nu en u, lezer, leest het later, of veel later? Of: ik schreef dit, ooit, kort of lang gelezen en u, lezer, leest dit hier en nu? Of is het: ik schrijf dit hier en nu en u, lezer, leest het hier en nu, en uw hier en nu is even absoluut als mijne en even vluchtig en even relatief. Onze tijd en plaats zijn gelijktijdige ramen en wormgaten.

Gestolen tijd. Gebogen tijd. Schaamteloos God spelen, straffeloos?

Mijn hoofd barst. Ik ben stil. De tijd stond stil. Niet. Nooit.

vrijdag 25 maart 2011

Goedele Liekens maakt reclame voor Meubelcentrale Heylen

Zonnekoning

Een zware last rust op mijn schouders. Mijn schouders zijn zwak en mijn rug doet zeer. Mijn weke benen beven bij elke wankele stap die ik zet. Op mijn krommige rug tors ik mijn geweldige ego zoals een bejaarde ezel gebukt kan gaan onder te veel lasten.

Ik vermijd kleine ruimtes omdat ik daar niet binnen raak met die last op mijn schouders en ik laat mijn teergeliefde ego niet graag buiten staan, in regen, kou en ontij. Soms schijnt de zon in deze gewesten, en is het best aangenaam toeven, buiten. Maar zelfs dan neem ik liefst mijn ego met me mee, hoe zwaar die last ook is. Ik ben een egoïst, een ego-tripper.

Vandaag schijnt de zon. Wat een lullige uitdrukking. De zon schijnt altijd. Wat ik bedoel, natuurlijk, is dat de hemel ongeveer vrij van wolken is, dat we naar einde maart neigen en dat er geen zuchtje wind staat, waardoor de zonnestralen ongestoord en met volle overgave de aarde en haar bewoners flink kunnen opwarmen. Buiten staat mijn ego ongeduldig voor de deur te wachten. Straks pik ik het op en zal het narrig reageren als een kind dat denkt dat het te weinig aandacht krijgt. Mijn ego is er een van de grote soort en die zijn per definitie lichtgeraakt en overgevoelig.

woensdag 23 maart 2011

Sprookjes deel 845

De leeuw is volgevreten en geeuwt. Het bos is stil. De zon zakt naar het westen. Het bos wordt donker. In het bos huilt de wolf. Van de honger deze keer en de wetenschap dat kind en lam en geit zijn opgevreten en dat de leeuw geen prooi is voor een wolf en dat hij, de grijze wolf, dus hongeren zal zolang het verhaal nog duurt omdat er niets meer te eten valt. De sprookjesschrijver heeft een beetje medelijden, legt de leeuw te slapen, laat de maan opkomen zodat de wolf nog even tegen de man huilen kan en stopt dan het verhaal en de honger van de wolf. Einde

Rite van de zon

Vandaag zag ik mensen onbeschaamd op een willekeurig terras zitten in een willekeurige stad. Allemaal mensen, voor een keer onthecht en ver van werk en plicht en god en vaderland.

Ze gaven zich zonder onderscheid onbeschaamd over aan een eenvoudig ritueel. Ze leunden met het hoofd lichtjes achterover in hun rieten stoelen, de armen ontvankelijk open. Alle stoelen stonden onder eenzelfde hoek. gericht recht op de zon.
De mensen tankten zon. Met volle teugen. Mannen en vrouwen van alle leeftijden, rangen of standen, studenten, kinderen.

De rite van de zon.

Ik had de indruk dat ik de enige was die het tafereel gade sloeg en zag was er gaande was. Is dit de eenzaamheid van de schrijver? De seismograaf van de tijd, de mensen en hun zeden? Of is dit gewoon een gril van de natuur? Of is dit gewoon de gedachte van iemand die zich anders acht, maar het niet is. Is dit de waanzin van de overmoedige gek?

Ik draaide mijn stoel tegen de richting in. Ik was echt wel de enige nu die de anderen bekeek, zeer zeker. Ik nipte van mijn wijntje. Ik begon te tellen. Een na een. 83 mensen. Allemaal de ogen half gesloten, het hoofd lichtjes achterover en gericht naar de zon. Het was zo mooi.

Ik nam mijn gsm om het op foto vast te leggen, maar het lukte me niet. Dan maar met woorden.

zondag 20 maart 2011

Over de Ronde en pseudo-intellectueel klootjesvolk

Beste lezer daar aan de andere zijde van het schrijven, het lezen dus, ik richt me direct tot u en zeg u, omdat ik beleefd ben en vooral omdat ik u niet ken, per definitie, want lezers en schrijver kennen elkaar niet, vanwege de afstand in tijd en ruimte die absoluut is en goed. Wie elkaar niet kent, kan beter afstand houden en de u-vorm hanteren. Ik richt me tot u, niet om een of andere bijzondere reden.

Ik schrijf terwijl op de achtergrond de lijnen van de flutvhaaltjes van De Ronde, het groote vlaamsche spectakel op de nationale zender van de mannen woestijnvis, in elkaar geweven worden met de sierlijkheid van een kreupele balletdanseres met reuma en een totaal gebrek aan talent. Ik hoor bekende Vlamingen acteren op het nivo van de dagelijkse soaps en telenovella's de de Vlaamse zenders teisteren. Ik voel dezelfde spanning als degene die ik voel als ik in de file sta. Het kan niet snel genoeg gedaan zijn en werkt me op de zenuwen.

Beste lezer, doe de ogen dicht. Want kijken naar die vale lelijke bruinige kleuren en bevend zwaaiende camera's doet zeer aan de ogen en het gevoel voor schoonheid en harmonie. En als je de ogen dicht hebt, dan hoor je de onozele muziek pas echt die gezwollen is als een dikke kaak boven een zwerende tand. En je hoort het ongehoord slecht acteren van mensen die beter zouden moeten kunnen. Ik zit te wachten op de waanzin die moet losbarsten, zoals in de Gloria. 'Mannen, we deden maar alsof hahahaha, we zijn echt niet zo onozel belachelijk pseudo intellectueel hoor. En Jantje Eelen is niet ineens een pretentieuze zak geworden die aan megalomanie is gaan lijden, gedreven door de kritieklozen van het triootje Humo, Woestijnvis en de pseudointellectueleklootjesvolk.

Pseudo is altijd erg.
Pseudo intellectuueel is bijzonder erg. En het stinkt. Naar pretentie.

Tv afzetten, meteen. En een goed boek lezen. Elsschot bijvoorbeeld. Of Boon. Desnoods zelfs iets van Claus, zelf een pseudointellectueel, maar dan wel een van de beterde soort.

Het is goed dat ik mezelf voorgenomen heb me in 2011 niet te bezondigen aan sarcasme, want anders zou ik me toch eens goed laten gaan. Zelden zoveel acteurs samen zo slecht zien acteren. Zelden zo weinig verhaallijnen gezien die zelfs maar de moeite zijn om er een woord aan te besteden. En als er al woorden voor zouden zijn waren die: 'zever, gezever, dikke zever'

zaterdag 19 maart 2011

Sprookjes deel elf

In de reeks absurde sprookjes hebben de leeuw en de wolf besloten voortaan niet meer mee te spelen en daarom liggen ze een eind buiten dit verhaal te slapen.

Het lam jaagt op het kind, maar dat klimt in een boom, en dus probeert het lam nu een geit te vangen, te doden en met huid en haar op te vreten, wat het lam niet lukt, want de geit is te snel en het lam is geen roofdier, eigenlijk, maar de schrijver heeft niet veel andere keuzes, nu de leeuw en de wolf niet mee wensen te spelen.

Het kind in de boom lacht het lam en de schrijver uit en het lam is buiten adem en de geit dartelt vrolijk verder het bos uit en de wijde weides is.

De sprookjesschrijver rukt zich de haren uit de kop bij zoveel non events en schrijft het kind met de slappe lach vallend uit de boom, bovenop de geit die bijna bij de open weides was, maar nu de ruggewervels breekt, en hij schrijft het lam dat probeert de verlamde geit op te vreten met huid en haar en stikkend in de eerste hap vlees, en kokhalzend ook, want een lam eet gras en geen vlees en lust bovendien geen geit. En over smaken moet je geen discussie beginnen.

Het kind dat uit de boom is gevallen en op de rug van de arme geit techt kwam, die nu verlamd is en een stuk vlees mist ter hoogte van het door het razende lam overgebeten strottenhoofd, huilt van de schok, maar is ongedeerd, terwijl het lam stikkend tracht adem te halen en kokhalzend dood gaat, net als de geit die sterft aan een gebroken rug en een kapotgebeten strottenhoofd.

Het kind sprokkelt hout, ontsteekt vuur, plet knoflook en eet straks lam en geit en de schrijver schuift mee aan en toast op de goede afloop. Buiten het verhaal slapen een leeuw en een wolf en hun magen knorren van de honger.


Het kind zal later een restaurant openen en designerbrillen dragen en hautain doen en in reality programma's over koken opdraven. Of in kokskostuum door het lage land bij de noordelijke zee rijden om aan te bellen bij wanhopige huisvrouwen met keukenproblemen om aan het einde van zijn ongetwijfeld zeer telegenieke en fijnbesnaarde interventie met open gehemelte iets te brabbelen dat als je aandachtig luistert enigzins lijkt op 'en wat hebben we heleerd vandaah?'

En daarom besluit de sprookjesschrijver dat de leeuw toch zijn deel opeist en het lekkere gebraden lam en de geit pas opeet nadat hij het kind heeft verscheurd om het met huid en haar vakkundig naar binnen te werken, onder luid gesmos en geboer. En zo eindigt het sprookje mooi en zinvol.

Blackberry tales

De avond is stilte. De warmte verdwijnt in het heelal langs de wolkenloze donkere hemel. De kievitten op de akkers maken een geluid dat ik niet beschrijven ga. Het is een vrij irritant geschreeuw dat tot diep in de nacht blijft duren. In de weides achter de tuin staan de paarden stil te slapen.

In de stallen brandt nog licht en ik zie de schaduwen van mensen en paarden. Ik hoor het gestommel en de stemmen, zonder te kunnen onderscheiden wat er gezegd wordt. Ik veeg hooi en stro en zand bij elkaar. In mijn broekzak trilt de Blackberry. Ik kijk niet. De borstel is groot en zwaar. Sinds ik boer ben heb ik leren vegen. Steeds maar vegen.

Het rode knipperlicht van de Blackberry werkt verslavend: ik wil steeds meteen lezen wat er is binnengelopen op een van de e-mail accounts, op Facebook, twitter,... En antwoorden liefst. En ook dat meteen. Zoals elke verslaving lijkt ook deze niet meteen goed te zijn voor lichaam en geest, gemoedsrust en mijn moeizame sociale integratie. De Blackberry trilt en ik werk verder. Ik veeg. De laatste stukken, achterin de stallen. Nog even.

Mijn sociale vaardigheden zijn eerder beperkt. Waar twee of meer mensen samen zijn, is er veelal een te veel en dat ben ik meestal.

Graag ben ik alleen, boven op de top van mijn eigen verzonnen heuvel, potlood, pen, papier en een beperkt aantal boeken en een i-pod, meer hoef ik niet. Ik luister toch steeds naar dezelfde muziek en herlees liever een boek voor de 40ste keer dan een nieuw te lezen. Net zoals ik al honderd jaar dezelfde tekst schrijf en dezelfde tekening maak. Keer op keer op keer. Ik ben een reptititieve gebeurtenis. Fool on the Hill. Ik zie de wereld verder ronddraaien. Ik ben de spil. Zoals u er een bent. We zijn allemaal de spil van onze eigen werelden.

De wijzers van mijn uurwerk schuiven over elkaar heen, zoals ze dat elk uur een keer doen, zodat de klok maar een wijzer lijkt te hebben. Straks is het negen uur en vormen de wijzers een mooie rechte hoek. Het wordt kil buiten.

vrijdag 18 maart 2011

Spiegelbeeld met watten en heaven and hell en het verschil

Hij kijkt in de spiegel en het beeld in zijn hoofd van zijn hoofd komt helemaal niet overeen met het beeld van dat hoofd in de spiegel. Onder de ogen tekenen zich zakken af van een formaat dat die van de Ikea laten verschrompelen tot theezakjes.

In zijn hoofd zitten dikke watten.

'Had ik maar wat meer geslapen', denkt hij, al is van enig denkproces weinig sprake, vanwege die watten die verhinderen dat de radertjes draaien en de vonken overspringen. In zijn hoofd heerst de stilte van een ochtend in de dikke mist.

Gisteren was hij op een plek om mensen toe te spreken en later, vanaf het balkon aanschouwde hij een kolkende brei tegen elkaar geplakte mensen die op bonkende muziek op en neer bewogen onder zoekende spots. Iemand opende de ramen van onze loge en met de diepe bassen sloeg ook de vochtige hitte van honderden lijven hem in het gelaat, zoals de hitte in de tropen als je de airco van de taxi achter je laat. Hij dacht aan stromende lava. Hij dacht aan kolkende golven van een kokende zee.

In zijn hoofd heerst ruis. Hij wast de handen voor de spiegel en wrijft even door de haren.
'Godverdomde oude zak', mompelt hij en het klinkt niet ironisch. Het is een vaststelling. Het is de kloof tussen het beeld in en het beeld van het hoofd. Het hoofd vol watten. Het hoofd vol ruis. Het hoofd zonder gedachten.

Hij laat de spiegel achter zich, wendt zich af en droogt de handen. Hij ademt even diep. 'Misschien moet ik maar een luchtje scheppen', denkt hij, maar voor hij die gedachte kan vasthouden is ze verdwenen in de mist.

Hij had ook kunnen denken, 'wie hoopt, heeft alles', of 'leven is de som van onze keuzes', maar vandaag denkt hij niet en niets. Vandaag zijn er geen processen in zijn hoofd. Enkel watten. En kleine Buddha-beeldjes.

Ik lees mijn tekst na en vraag hem wat de moraal van dit verhaal is en hij denkt niet na en geeft me geen antwoord. Daarom schrijf ikzelf de conclusie. Punt.

Hij kijkt de schrijver aan en ineens doemt de schim op uit de mist en het is een vragende gedachte: zag hij de hel gisteren, of is dat de hemel?

Ik zie de vraag in zijn hoofd en de leegte in zijn ogen en ik zeg: 'Geen van beide. Wat je zag, was gewoon een moment op een donderdag ergens in Vlaanderen en omdat je er op neerkeek, letterlijk, maakte je er geen deel van uit en waan je je goddelijk en denk je in termen als hemel en hel. Het was gewoon aards.'

Hij luistert niet. Te veel ruis. Ik denk dat hij eerder neigt naar 'De hemel en de hel zijn identiek, het is enkel de beleving die het verschil maakt', maar verder dan neigen zal het niet worden vandaag.

woensdag 16 maart 2011

Analyse van het Onderwijs in 28 delen

De merel is een vogel, alsook de mus en de ekster. Er zijn nog andere vogels. De fuut. De eend. De koolmees. De kraai. Het roodborstje. Allemaal een bek, twee poten, een staart en twee vleugels.De bek dient om te eten. De vleugels om te vliegen. De staart voor het evenwicht en de richting. En de poten dienen om te staan als de vogel niet vliegt. De natuur is een mooie zaak. En een vogel heeft twee ogen. De staan bij de bek, want een vogel moet kunnen zien wat hij door dat onderdeel naar binnen werkt. Stel je voor. Een vogel staat vol veren.
Ik heb een fascinatie voor de natuur en heb een grote bewondering voor biologen, want alleen de natuur kan zulke mooie levende wezens bedenken die zo vernuftig in elkaar zitten en alleen de biologen kunnen aan ons, gewone stervelingen, uitleggen hoe vernuftig dat allemaal wel is. Zwemvogels, bijvoorbeeld, kunnen ook drijven. Zij hebben vliezen tussen de tenen aan hun poten en met die vliezen kunnen ze onder zich het water verplaatsen en zonder de fysica daarvan te begrijpen, bewegen zij zich daardoor voort op het water als waren ze trappelende boten.
Kraaien kunnen tellen. Tot 3. Ze tellen 1,2,3, veel. Het zijn verstandige vogels. Dat betekent dat ze iets minder stom zijn dan de doorsnee vogel, want die is ronduit volslagen leeghoofdig.
Een kip is ook een vogel. Een kip is dom. En dient om te worden gegeten. Ongeveer zoals de kalkoen. En sommige delen van de gans.

Ongeveer zo werkt het onderwijs.

Waren de Goden kosmonauten?

Er zijn van die dagen. Gelukkig zijn er zo niet te veel. En ben ik vergeten wanneer ik het laatst het ongenoegen mocht beleven zo'n dag te ondergaan. Lijdzaam en nederig gebogen. Kruiperig en zonder weerstand. Het zijn van die dagen waarop alles tegen zit. Waarop een hondendrol zich feilloos onder je schoenzool rolt terwijl je in de gietende regen in je nette pak naar je auto spurt, spetterende door de modderige plassen en je bij de auto gekomen je tas neerzet om naar je sleutels te zoeken, in je zakken, waarin je die sleutels niet vinden kan, waarna je je tas opent waar de regen in gaat zeiken, tevergeefs tastend en zoekend naar die godverdomde fucking sleutels, je de gsm grijpt om te bellen of de sleutels binnen zijn gebleven, maar door je haast en je vloeken, je trillende frustratie en van de regen verkleumde vingers, glipt de telefoon je uit de handen, duikend in een diepe plas en als je je bukt om dat ding te redden, rijdt een auto voorbij en hoost je nat tot op je ondergoed. Het zijn die dagen waarop je weer naar binnen loopt, met een gsm die vol water zit, je de sleutels meteen ziet liggen op de desk van de secretaresse, je weer naar buiten holt om te merken dat die tas verdwenen is, want je had die toch daar achter gelaten? godverdomme. Het zijn die dagen die de goden hebben uitgekozen om je eens lekker te kloten. Het zijn de klotedagen van ons bestaan. En dat na regen zonneschijn komt zal wel zo wezen, maar het kan je niet schelen op zo'n dag. Het zijn die dagen dat er in je auto is ingebroken als je naar een dringende meeting moet en je laptop is weg en je papieren en je hebt in wéken niet gesynchroniseerd en je moet naar het buitenland vertrekken, morgen. Het zijn de dagen dat je eens gaat fietsen voor het eerst in 87jaar en je lek rijdt ergens in de diepe polders in Weert. Je heft de kop en dankt de Goden voor zoveel wijze lessen.

De goden waren geen kosmonauten.

maandag 14 maart 2011

De Ronde van de geeuw

Bekende Vlaamse acteurs pronken met lelijkheid. Ik zie baarden in alle maten en vormen, uitpuilende ogen, dikke pensen en gewoon lelijke koppen. Ik zie alle typekes uit In de Gloria opduiken en daarna zie ik de cast van Het Eiland en ik zie lelijke beelden, en onregelmatige belichting. Ik zie het handschrift van voortdurend wisselende camera's en technieken. Ik zie een Broodje Aap verhaal in een bordeel met Simonneke en een knorrige (hahahahahahaha) dwerg die ook maar zijn werk doet en ik geeuw alweer. Ik zie Wim-de-komiek ernstig zijn en wacht op een uitbarsting van waanzin om eindelijk bevrijding te voelen en te kunnen lachen. Ik zie iemand die in een cactus heeft gebeten en vroeger lang haar had en een typische lach en zijn duivelse broeder uit Het Eiland heeft nog steeds een rosse baard en een triestig gezicht. Ik zie Wim-van-de-bende en wil hem op de motor zien stappen met zijn twee kompanen om doorheen Europa te reizen en wijsheden te debiteren waarna Jeanke bier gaat proeven met Ray. Maar Wim moet naar weer een ander vrouwke uit In de Gloria dat hij op tv heeft gezien langs het parcours, waar ook de de halve cast van De Helaasheid staat te kijken en ook dat andere Jeanke De Pesser, uit de kampioenen en veel vroeger nog van de Colega's, samen met Protput. in de auto die langs komt zit de grote baas van Het Eiland zichzelf te zijn met Els aan zijn zijde die alle talent nodig heeft om niks te spelen. En zo komen alle verhaallijnen samen. Het is allemaal net zo spannend als de broek van Bart De Wever om de lenden van Di Rupo. en even appetijtelijk.

zondag 13 maart 2011

Over De Ronde en de ondraaglijke lichtheid van de hype

De Ronde. Tadada.

De ene na de andere bekende Vlaaamse acteur van het betere soort, dat betekent, zij die thuis horen in het kringetje artistiek gehypte lege dozen, komt even in beeld en debiteert een flardje tekst. De camera zwaait een beetje pseudo amateuristisch, want dat is het nieuwe naturel. In vale kleuren, want dat is het nieuwe artistiek. Het verhaal ontspint zich met de snelheid van een boom die blaadjes krijgt. Of het gras dat groeit. Ongetwijfeld zeer boeiend als je het in high speed afspeelt. Ik kijk en voel evenveel emotie als bij het bekijken van de deur van mijn wijnkelder. De deur is weinig boeiend. Achter die deur vermoed ik de heerlijkheden van rijkelijke smaken en geuren en uren proeverij. Maar de deur zelf kan me maar matig boeien.

Het verhaal zwenkt met de snelheid van een vlucht duiven die boven hun hok de vleugels uitslaan, want springen van de ene verhaallijn naar de andere is het nieuwe chique. Even hallucinant als het snuiven van waspoeder.

Ik geeuw.

Ik ga nog liever in de frituur zitten om er te kijken en te luisteren.

Open einde

Ik ben ongelooflijk lui. Mijn talent voor luiheid is allicht zo groot dat het schier onbeschrijfbaar wordt en daarom beschrijf ik het niet, want dat zou me te ver leiden en me te zeer vermoeien. De luiheid tergt me niet. Ze laat me dagenlang slaperig soezen in zetels, in hangmatten, in bed, op grasvelden. Het liefste in de zon, als een kat. De moeheid beloont me niet, ze is er gewoon. De luiheid laaft zich niet. Ze neemt niet. Ze geeft niet. De luiheid is alles.
Ooit was ik zo lui dat

Over de tijd en Led Zeppelin

De taal laat zich enkel vangen in het net van conventies. De taal van de poëzie ontsnapt daar aan, ten dele, door nu en dan de conventies te buigen, te kneden, te knippen. Vroeger tekende ik graag. Geen conventies. Geen beperkingen. Absolute vrijheid.

Nu eens schrijf ik liever. De witte lege vlakte van het niets aan het begin dwingt me om ze met woorden te vullen. Schrijven doe ik met volle verstand. Woord per woord is bedacht. Als ik teken gaat de hand als vanzelf en is er geen constante verbinding tussen de lijnen, kronkels en leegtes op het blad en mijn gedachten. Tekenen is absolute vrijheid. Nu eens teken ik liever. Of werk ik met krijt. Of schilder ik met verf en terpentijn. Met verf en water. Penselen. Handen. Messen.

Tekenen en schrijven zijn twee zeer verschillende werelden, die niets met elkaar gemeen lijken te hebben, behalve dan dat ik me in beiden lekker voel en sterk en thuis. Ik heb voor geen van beiden een uitgesproken talent. Tenminste, ik heb voldoende talent om te kunnen zien wat echt talent is en te beseffen dat ik dus beperkt ben.


Dankzij schrijven en tekenen ontsnap ik aan de beperkingen van de ratio en de wetmatigheden van het leven en de natuur. Ik ontsnap aan de wassende tijd en de orde die de chaos lijkt voort te brengen en de chaos die door orde ontstaat. Ik ontsnap heel even, lijkt het.

Ik kan uren schrijven tegenwoordig.

Vroeger zat ik hele dagen op zolder achter de schilderezel, of gebogen over grote bladen papier, terwijl ik LP's draaide tot die kraakten en vol ruis zaten. Ik draaide Neil Young, Bob Dylan, David Bowie, The Beatles, Pink Floyd, Led Zeppelin, Lou Reed,...en ik tekende en tekende en tekende, ik schilderde en schilderde en schilderde. Niet voor iets of iemand. Ik was weg. Het was absolute ontkenning. Het was vrijheid.

Daarna was de tijd terug.

In de reeks nieuwe spreekwoorden

De stilte voor de storm is meest.

zaterdag 12 maart 2011

Leeuw, strand en De moraal

In de reeks sprookjes zonder moraal of verhaal heeft de leeuw net een ree gedood en rustig opgegeten en daarna is de leeuw in slaap gevallen en zijn de gieren gekomen om de restanten van de botten te vreten. Op de open vlakte, in de blakende zon kleuren de botten bleek en de schaduwen zijn donker en steeds langer en minder duidelijk. De leeuw voelt niet hoe de avond valt. In de verte maakt een wolf zich klaar om tegen de maan te huilen, straks en een schaap schuilt angstig in de kudde en waant zich veilig. Het mensenkind tekent met een takje de zon en wolken in het bruingrijze zand de noordelijke zee.

Het zilte water spoelt dun als een blad papier over het strand en de tekens van het mensenkind verdwijnen. De leeuw wordt wakker.

Imagine

Verbeelding is een absoluut weigeren. Het is de weigering de dingen los van elkaar te zien en los van verleden, heDen en toekomst.

Alles is alles. En alles tegelijkertijd. En niets. En nooit. Altijd. Overal. Nergens.

Sommige mensen willen of kunnen dat niet bevatten. Anderen proberen het. Dat alles alles is valt te begrijpen, als begrip, maar laat zich niet vatten, per definitie. Sluit de ogen en laat gebeuren.

Soms komen berichten tot mij. Ik open ogen, oren en mond en ik zie, hoor en proef. Mijn ziel vult zich met Leven.

Een druppel water glijdt langs een grasspriet omlaag en schittert in de straal van een lage zon.

Sterren, zon en gras

Iemand ligt op de rug in het gras lang genoeg om het te voelen groeien langs het kille lijf. Iemand ligt op de rug en ziet de sterrenhemel boven zich draaien en ziet de maan er doorheen klieven. In het oosten klaart de hemel en vervagen de sterren. Iemand zit het ochtend worden en is stram van de kou. De dauw is kil en parelt op het vel.

Iemand ligt op de rug en ziet de zon langsheen de hemel glijden van oost naar zuid naar west, eerst hoger en daarna steeds lager. Iemand voelt de zon branden op de huid terwijl het gras groeit langsheen de huid. Iemand ademt.

De zon kleurt de hemel rood in het westen en in het oosten verschijnen de sterren aan de hemel. Iemand ziet de sterren en telt ze. Iemand stopt met tellen. Het gras groeit niet in het donker.

Roofdier Tijd

Logica brengt je netjes van A naar B, verbeelding brengt je om het even waar. Ik sluit de ogen en ben waar ik wil zijn en dat is een zaligheid. Ik bereis de wereld, de tijd in mijn hoofd en bepaal de gang der dingen. In mijn woorden en zinnen schep ik mijn eigen wereld en ik ben God en ik bekijk het met een zelfvoldaan gevoel. Ik glimlach.

Aan de muur hangen tientallen klokken en ik heb de er batterijen uit gehaald, of ik weiger ze op te winden. De klokken staan op willekeurige tijden en wijzen allemaal tweemaal per dag het juiste uur aan. Het is alleen kwestie van opnhet juiste ogenblik naar de juiste klok te kijken. Een ervan werkt wel, maar loopt niet correct en wijst nooit het juiste uur. Op om het even welk moment je ernaar kijkt, van een ding ben je zeker: het uur op de wijzers is nooit het juiste uur. Enkel bij benadering.

Ik zoek de betekenis van dit alles, en kan ze niet vinden. Want er is er geen. Behalve dat de juiste tijd me niet echt kan boeien, vanwege niet relevant. Het juiste uur verrijkt mijn leven niet. Ik heb jaren zonder horloge geleefd en ik heb nog steeds geen talent voor tijd en de gevolgen ervan.

Ik kijk naar de muur. Het is schemerdonker in de woonkamer. Mozart vult de kamer met zachte muziek. Ik zoek een klok die het dichtste het huidige uur aanwijst en vind er een die op ongeveeer elf uur staat. Het vult me niet met voldoening. Ik kijk en stel vast.

Wat verderop staat de schoorsteenmantelklok van mijn grootouders. Als ze opgewonden is, tikt ze traag en luid en utgesproken. Om het uur laat ze zich luid horen. Ze vult de huiskamer met haar tijd. Niemand windt de klok op. Ze tikt niet. Ze is ze. De tijd is er ook. Tikkend of niet: de tijd gaat voorbij. Staat voorwaarts. Van orde naar chaos en verval. Van chaos naar orde. Van bloem naar vrucht naar rottend massa. Van de oerknal naar de complete orde van de wanorde

Tijd is een roofdier. Wij zijn de prooidieren. Ik ben een goede God. In mijn wereld is geen tijd. In mijn wereld leven mensen in woorden van tijdeloosheid.

Brussels by night.

Brussels by night. Allemaal lichtjes. Zo was het gisteravond, bijna nacht. Ik verliet het restaurant. De anderen staken de straat over om nog een pint te drinken en ik zocht mijn auto, een straat verder. Brussel is mooi, 's nachts. De lanen zijn vrijwel leeg. De tunnels even donker en donkergrauw en slecht verlicht als overdag, maar vrijwel leeg en verlaten.
Ik verlaat Brussel langs de steenwegen die lelijk zijn en zich tussen huizenrijen over het glooiende land leggen in een hel ros licht.

Op de radio zachte muziek. Ik rij niet te snel en bedachtzaam. Een kruispunt verder staan twee auto's frontaal tegen elkaar aan. De blauwe zwaailichten verlichten zenuwachtig de straat. Ik draai de muziek harder. De weg deint op en neer. Het landschap rond me is donker en leeg. Mijn hoofd vult zich met gedachten die op hun beurt leeg blijken en me niet weten te vullen. De verkeerslichten blijven groen.

In Japan beeft straks de aarde, maar ik weet dat nog niet. Eerst ga ik slapen en morgen hoor ik het op de radio. Nu is alles peis en vree en rust. Het leven kabbelt verder. Onder het zee oppervlak bouwt de spanning zich al eeuwen op. Een aardplaat wil onder de andere glijden, maar er is enkel weerstand. Binnen een paar uur gebeurt het toch. Een paar decimeter. Een slag van de vleugels van de vlinder. Het leven van vele honderdduizenden mensen in een paar luttele secondes voorgoed van koers gewijzigd.

's Ochtends luister ik naar het nieuws op de radio. Ik zie er geen beelden bij en dus maken de woorden weinig indruk.

Brussel by night. Ik zie het silhouet van de donkere basiliek, en duik er onder, de tunnels in. Brussel is stil. De auto glijdt over de Vlaamse wegen. De rosse lichten tunnelen over me heen. In de verte blauwe zwaailichten. Het is na twaalf.

donderdag 10 maart 2011

Handschrift

Op zijn hand schrijft hij die zaken waarvan hij weet dat het zinloos is om ze ergens in het geheugen te parkeren, omdat eens daar gestald, ze wel blijvend zijn, maar niet steeds vindbaar en zeker niet gebonden aan tijd en tijdstippen. Daar dient de linkerhand voor. Op de rug ervan zet hij letters en cijfers, soms woorden. Schroom ken hij daarbij niet. Wat andere denken is erg belangrijk soms. Maar soms ook totaal niet. Het schrijven op de hand maakt hem tot wie hij is en was. En zal zijn. Het is een restant uit de kindertijd en het zal bij hem blijven tot zij huid kreukelig en dun is en glazig en het vasthouden van een pen moeizaam wordt en de letters groot en beverig. Sommige dingen zijn voor de eeuwigheid. Niet zo de schrijfsels op de hand. Die wassen zich weg en verdwijnen.

woensdag 9 maart 2011

Talent

Ik ben een zagevent. Ik heb echter geen beloftes gedaan over zagen in 2011 en dus doe ik lustig verder. Dat ik bovendien een oude knorpot ben, valt moeilijk te ontkennen. Elk jaar wordt ik ouder en ik heb nu eenmaal een uitgesproken talent voor ouder worden en knorren. Het is een talent en ik heb in de bijbel gelezen dat je die moet inzetten. Over mijn bijtende cynisme heb ik wel beloftes gedaan en daar hou ik me dan ook aan in beperkende mate. Cynisme is geen gave. Het is een geloof. En je kan ongelovige worden. Of je kan van geloof veranderen.
Gerard Reve is toch ook Katholiek geworden. Of was het gewoon seniel? Dat ben ik vergeten.

Met de ogen dichtgeknepen struikel ik door het leven, want wanneer ik ze open, om me even te oriënteren, of omdat ik keihard over een of ander rommelig voorwerp ben gestruikeld met mijn smoel tegen de grond, zie ik duizenden gelegenheden, zie ik honderden smekende onderwerpen om te overgieten met het sissende zuur van cynische woorden. De wereld gaat kapot zonder cynisme. Niet door cynisme. Maar ik heb het beloofd. Ik ben vergeten waarom en vraag me oprecht af of dat verstandig was. Maar belofte is belofte. Denk ik. Ach. Ik weet beter.

48 en knorrig.

silence

...

Elvis has just left the building and other stories

In het verre verleden klapt een vlinder met de vleugels. Onder de tijd broeit een zomer. De taal is langzaam en de woorden zijn krap, maar ze rekken zich om de dingen als een zee om de aarde. De ploeg legt de aarde open en uit de wonde komt damp en de geur van eeuwen en mensen die janken als wolven. De vlakte onder hun voeten zindert als steen. Iemand stapelt dozen vol tijdschriften en schrijft er eigen woorden bij. De kleur van verse wortels. Een pen haakt in sissend inkt.

In de auto onderweg deze ochtend, had ik honger. Tijdens de middag nam ik een soepje met een stuk soepbrood. Het smaakte me niet. Iets kneep me de keel toe. Ik dronk vele liters groene thee. Ik vergaderde. Vele uren. Voerde lange telefoongesprekken. Ik schreef mails. Ik las mails. Ik schreef 'ok' of 'nok'.

's Avonds las ik over El Hierro. Geschreven door Bart Plouvier. Bart had een restaurantje in Elversele. Toen. We aten er waterkonijn. In ons gezelschap was een chagrijnige klein dik manneke die typetjes deed en beroemd was in Nederland en Vlaanderen en ondertussen dood is en begraven.

Een paar weken eerder aten we Italiaans in Brussel. We waren er samen met Juul Vanleysen, die toen nog niet onderwerp van de populaire pers was, en de gasten uit de praatshow van Felice. Xaviera Hollander. Elvis Pompillo. Elvis Peeters. Eddy Wally en nog een paar die ik vergeten ben. Het gesprek ging nergens over. Het eten was lekker. Een tafeltje verder zat Guy V., de politicus.

Een paar jaar later logeer ik in Praag, in de Corinthia Tower. Christian, de Belgische manager, laat me slapen in de VIP rooms. 's Avonds komt Guy V de VIP bar binnen en we drinken samen. We zijn de enige Belgen. Ik hou er geen vriendschap aan over. Ik herinner me vooral de oneindige eenzaamheid van iemand aan de top.

De vleugels van de vlinder openen. De kleur van gras wordt paars voortaan en de zon kleurt blauw. Een golf rolt over de weides van kei. Een stem. Een stilte rolt de berg af als een lawine van hongerige leeuwen. Fluisterend kijken langs glazen wanden en stenen kruiken. Rottend fruit schrijft een compositie. Ik kader het in. Ik lees. Ik zwijg. Ik spreek. Ik luister. I'd rather.

dinsdag 8 maart 2011

Doos in de garage

Ik heb lang niet geschreven. In de garage heb ik een doos geopend. Daarin zitten schrijfsels van me. Geschreven tussen 1980 en 1985. Verhalen. Bedenkingen. Pogingen tot poëzie...
Het valt me op, dat ondanks al die jaren zonder schrijven bepaalde woorden en beelden gebleven zijn.
Zee
Steen
Schaduw
Licht
Donker
...
Het valt me ook op dat het witte blad me nooit heeft afgeschrikt. Ik ging achter de schrijfmachine zitten en begon te ratelen. Takketakketakke. De woorden kwamen en vormden zinnen en soms ontstond iets dat zin had, meestal echter niet. Complete nonsens. Een aap die woorden tikt en dan maar hopen dat uit die willekeur een meesterwerk ontstaat.

En toch.

Ik ben in die hoop wat verschraalde papieren beginnen lezen en ben blijven lezen. Sommige inzichten waren pril. Andere opvallend accuraat. En nog andere ongelooflijk visionair. Ik schreef over zaken die nog moesten gebeuren, ruim 20 jaar later. Ze staan er. Op papier. Ontstaan uit willekeurig naast elkaar plaatsen van woorden en zinnen en gedachten.

Het heeft geen betekenis en ik zoek er ook geen. Ik zoek er net geen.

Rik Vera in 1983

The Human Condition
Oil on canvas



absurder dan meestal nergens
tergend langzaam
ergens krast een verre kraai

het verre is nu zo nabij ginds

de horizon van tijdeloosheid is nu voorbij
de pen krast het papier
inkt sist woorden

zinnen zweven en fluisteren
duister opent
waan


iemand kijkt op
elke twijfel is een eenzame zekerheid
over de zee schuift stilte


schaduwen van wolken die neigen
het licht
brullend de branding

de schaduwen buigen zich en omsluiten
iets is en was

snel opkijken en beseffen
deuren die zich weer sluiten
vaag
zonder vorm

het was veraf geweest
men zei dat het goed was
ik keerde weer


het beeld dat ik gezien had
was een stem die niet sprak

Alowis '83

maandag 7 maart 2011

verhaal zonder einde

toen de dieren nog spraken was er een leeuw die honger had en een lam of twee doodbeet om ze dan langzaam op te vreten en daarna voldaan in slaap te vallen waarop de wolf die het schouwspel had gade geslagen zich even koning waande en baas speelde over de diere en ze bang maakte tot de leeuw weer wakker werd en de wolf uit het bos jaagde echter niet zonder die wolf eerst stevig toe te takelen want orde moet zijn en daarna had de leeuw honger en zin in een mals mensenkind of een dik zwijn of een sappige ree en de leeuw had geen moraal en dit verhaal evenmin en eveneens geen begin en geen einde en geen hoofdletters of leestekens en de schepper ervan die zich schrijver noemt soms in een overmoedige bui telt de woorden af drie twee een einde en verbreekt daarmee bijna de magie van het open einde dat er geen is of toch en daarna volgt de stilte

Spa Reine in Zandhoven

Vandaag, bumperend op de snelweg in Zandhoven, kijk ik naar boven en boven de weg waarop wij, stomme mensen in onze blikken doos op wielen, willoos gevangen staan te staan, hangen ronde gebodsborden met daarop 50. Ik lach groen. 50?

Ik sta begot zo goed als stil. Nu en dan mag ik 5 meter rijden. 5O kilometer per uur? Ik kijk op de GPS en het cynisme van het moment bepaalt dat op die GPS staat dat ik 55,5 km van huis ben en dat ik nog een uur onderweg zal zijn en dus klopt die 50 km/uur wel. Ik glimlach. Even. Groen. Als een boer met kiespijn.

De boeren zijn met uitsterven bedreigd, maar dat is een andere discussie. Of geen discussie eigenlijk. Een gegeven.

Het is halfacht in de avond en ik sta stil voor de brug in Zandhoven, waar, zo zie ik straks, twee asfalteermachines aan de slag zijn en waar enig gedisciplineerd ritsen veel zou kunnen oplossen. Maar mensen zonder regels zijn een bende chaotische idioten en dus snijden we elkaar de pas af tot de laatste meter en staan we met zijn allen stil. We vloeken.

Ik vloek op mijzelf en de stomme gewoonte van me niet eten 's ochtends en tijdens de middag. De honger giert me door het lijf. Ik wil eten.

Dat niet eten is een extreme vorm van luiheid. Ik vind eten lastig. En tijdverspilling. En daarna ben je loom en loomheid is zwakheid en zwakheid is dodelijk. Eten bewaar ik voor het einde van de dag, als enige loomheid is toegestaan en het einde van de dag in zicht komt en de rust van het bed.

Ik sluit de ogen en zak in een bodemloos zwart.

Eerst nog de file overleven. En de honger. Ik drink een fles Spa Reine leeg. Dat helpt.

Spoorlijn Amsterdam-Antwerpen

De geur van de metro bijt zich vast in mijn neus. Het is een stank die ik met niets vergelijken kan, maar vreemd genoeg komen warme wafels nog het dichtste in de buurt en daarom lust ik niet zo graag warme wafels. Ze doen me kokhalzend denken aan stinkende metrostations.
Vanuit de roosters in de weg slaat de walm me in het gelaat. Warme wafels, denk ik.

Het is zonnig. Een scherpe Oostenwind snijdt doorheen mijn dunne kleding en ik kan me niet warmen. De zon is nog te zwak rond deze tijd van het jaar en de wind vanuit het Oosten te ijzig. Ik stap stevig door, de handen die in de zakken, de kraag hoog en de kop diep tussen de schouders. Onder mij stinkt de metro. Ik hoor en voel het gerommel in de buik van de stad.

In het stadion dat kleur heeft gekregen van roest en olie en vet wacht ik op de trein. Ik bibber. De stank van treinstations is anders: olie en vetten. Een metalen stem schalt namen van steden en tijden van aankomst en veranderende sporen door de krakende en schelle luidsprekers. Ik tracht te luisteren. Op de borden ratelen de bordjes. Ik ben pas terug uit verre landen en heb last om dag en nacht te onderscheiden. Ik ben moe. Ik heb honger en kou. De trein neemt me mee van Amsterdam naar Antwerpen.

In het raam zie ik mezelf, weggedoken. Bleek. Met donkere oogkassen en scherpe contouren om mijn mond. Op de achtergrond schuift de achtergrond voorbij. Ik wil slapen.

zondag 6 maart 2011

Over toen de dieren nog spraken en over vrouwmensen en koebeesten

In die tijden waren de regens overvloedig en de zomers droog als de Sahara, en de dieren spraken weinig, want ze spraken alleen over die zaken waarover ze wat zinnigs wisten te vertellen en dat beperkt de gesprekken nogal drastisch. Alleen het mensendier sprak overvloedig en had overal een mening over en dat maakte de soort behoorlijk irritant.

In de taal van het platteland bij de noordelijke zee spreken de mensen van koebeesten en vrouwmensen en mansmensen en erkennen daarmee de diersoort mens. Klein en kromgewerkt zijn ze, en de kleur van hun vel is bronzig van het buitenleven en hun huid is als soepel leer en geplooid rond ogen en mond. Ze roken sepiakleurige sigaretten in de hoek van hun mond en ze spreken een taal die eeuwenoud is en verdwijnen zal als zijn sterven weet ik. De laatste Vlaamse boeren brengen me hooi in kreupele wagens getrokken door oude tractoren van het merk Porche. Ze helpen me het hooi lossen en stapelen in de hooischuur. Ze hebben me leren stapelen en ik ben niet een van hen geworden, maar ik mag wel meebabbelen. We laten veel stiltes. Dan turen we over de velden. Of kijken naar de tekenen in de hemel. Zal het regenen? Wordt het hooi? Of voordroog?

We schimpen op modernisme en het verdwijnen van de laatste boer. We schelden op burocratie en de onwetendheid van de administratie en het beleid. We praten over eerste snee en tweede snee. We klagen op de natte lentes en de droge zomers en het gebrek aan landerijen. We vloeken samen op ecologische bermen die vooral dienen om vreemde en/of schier onuitroeibare planten ongestoord te laten oprukken, die de akkers overwoekeren, de weides vergiftigen en de kwaliteit van het graasland en de hooiweides aantasten als een woekerende kanker.

We drinken koffie en bier uit het flesje.

Ze hebben me hooibalen leren stapelen. Eerst waren mijn bouwsels krom en schots en scheef en wankel. Nu zijn ze stevig en recht. Tenminste, bijna.

Ze zoeken een tractor voor me. Ze reserveren hun beste hooi en stro. Ik heb meer dan respect gekregen voor hen. Een land dat zijn boeren doodt, doodt zichzelf. We leven in een stad zonder koeien. We leven in een stad zonder hooiweides.

We ontnemen de boer zijn laatste stukje land en zo doden we hem, niet eens langzaam of pijnloos. We doden de boer bewust en meedogenloos. We grijnzen. We zijn klootzakken.

Ik heb geen boerenbloed. Mijn voorvaderen boerden niet. Ze wroetten in moestuinen. Ze werkten zich kreupel als dagloner.

Ik heb geen boerenbloed. Vandaag heb ik een hele dag gewerkt op mijn beetje land. Ik heb palen in de grond geramd met een zware hamer, ik heb draden gespannen, poorten geplaatst. De zon scheen, maar op de weides in de open vlakte van 't Hoogveld voelde het bitter koud. Mijn onderrug, mijn schouders, mijn armen, mijn nek en mijn handen en vingers janken van de inspanningen. Mijn broze is moe. Morgen sta ik op, stram en stijf als een oude man. Ik ben af en toe boer, in het diepst van mijn gedachten. Mijn lijf echter, maakt mijn afkomst duidelijk: ik ben geen boer.

En toch zal ik volharden.

Op een dag spraken de dieren helemaal niet meer. De mensensoort echter, bleef maar praten. De mensdieren hadden een mening over alles, ook als wisten ze niet waarom.

Belgium to set an ever lasting world record

Onozele journalistiek. De dag dat wij, fiere Belgen die niet meer bestaan, want we zijn of Vlamingen, of Walen, of Brusselaars of iets dergelijks, het fameuze wereldrecord regeringsvorming breken, schreeuwen ze moord en brand en schrijven kranten en lullen journaals vol. Niet eens relavant, want het is een leugen. We hebben dat record helemaal niet gebroken, beste mensen. De heren en dames onderhandelaars, leeghoofdige zelfingenomen navelstaarders die de basistechnieken van het onderhandelen nooit zullen beheersen, omdat ze daarvoor de verstandelijke vermogens ontberen en vooral het empatisch vermogen dat daarvoor een vereiste is, zijn nooit begonnen met het onderhandelen over een regering die dit land, dat er blijkbaar geen is, moet regeren. De heren en dames doen alsof. Op een bijzonder onhandige manier.

En ondertussen kabbelen de gesprekjes verder. Een na een worden belangrijke mannen met nieuwbakken titels bedacht door de koning zonder macht van een land dat er geen is en die mannen gaan dan doen alsof ze gesprekken hebben met die andere mannen. En ze leggen diezelfde argumenten telkens weer opnieuw op tafel. Loops.

Geef een aap een pc. De kans dat het dier een roman schrijft is groter dan dat de heren politici alsook de dames op deze wijze tot een regering komen. De situatie is een zonder enig perspectief.

Ondertussen heeft de aap een geweldige openingszin klaar: "Water en boomstronken draaien rond elkander en de zon is groen vandaag". De aap eet paddestoelen.

Ondertussen zetten we met de dag het record hoger en hoger en scherper en scherper. Geen enkel land waar ook ter wereld en wanneer ook in de geschiedenis van de mensheid en haar schepselen en beschavingen, zal ooit nog in de buurt komen van ons Heilige Wereldrecord.


Als de Belgen wat doen, doen ze het grondig. Alleen jammer dat ze niet bestaan, die Belgen.

Moraal van dit verhaal: geen, zoals gewoonlijk.

Spinoza, Ferrari, koe, slak en doelwachter

De voetballer trapt de bal richting doel en de doelwachter leest Spinoza en vergeet de bal te pakken die dan maar het doel in rolt, langzaam, zoals een slak die de straat oversteekt. Het asfalt is warm en kleverig en de slak raakt amper vooruit. Een rode Ferrari komt aangesnelt met dt fout. Aan het stuur een moddervette kettingrokend oplichter die een beroerte krijgt, de weg af glijdt en tegen een boom tot stilstand komt met een onwereldse knal die lijkt op denoerknal waarmee het allemaal begon, al weten de slak en Spinoza daar niets van, en de doelwachter evenmin. De voetballer antwoordt: was dat geen keiharde oerknal of wat? De voetballer heeft dan ook geen hersens, iets wat hem dan weer laat lijken op de slak, die aan een gewisse dood ontsnapt is, in tegenstelling tot de ex beursgoeroe in zijn Ferrari. Een rode Ferrari, zoals het hoort. Want sommige combinaties zijn zekerheden, of zouden dat moeten zijn. De slak is ondertussen nog steeds onderweg en is slechts een paar centimeter van de graskant aan de overzijde verwijdert. In de verte loeien sirenes. Diezelfde sirenes lokten Spinoza toen die de oceanen overstak op zoek naar verre continenten die nog ontdekt moesten worden, terwijl Columbus thuis gebogen over een manuscript heel ingewikkelde wereldbeelden neerschreef, want zij hadden besloten om elkaars leven te leiden. De doelwachter glimlacht want hij wist niet dat Spinoza de zeven zeeën heeft bevaren. Op een dag ontdekte hij in een krottenwijk van het verre Rio de Janeiro, genoemd naar de Spaanse incontente veroveraar Janeiro een vreemde groene plant die gekookt kon worden en ijzer bevat en sterk maakt en die hij naar zichzelf noemde. Als de slak spinazie had gegeten was ze nu reeds de straat over. In de rode Ferrari tegen de boom ligt een ouwe dikke man zielig dood te zijn tegen zijn stuur. In de boom kwetteren mussen. Het is een zonnige dag vandaag. In de voetbalwedstrijd is het ondertusseb 3-0, want de doelman van de ene partij kan zich niet losmaken uit zijn waanzinnig intrigerende boek van Spinoza. Vanaf de tribunes kan je de titel niet lezen: 'Spannende avonturen van een wereldreiziger en de ontdekking van de spinazie en de aardappel'. Spinoza heeftvde aardappel niet ontdekt, maar Frederico Papatas was vergeten een patent te nemen en dat had Walter Spinoza goed begrepen. De slak bereikt de graskant, alwaar een koe staat te grazen en Walter de slak, want ze is een naamgenoot van Spinoza en bij slakken is Walter en veel voorkomende meisjesnaam, stomweg vertrappelt onder de hoeven en ruim 500 kilo vlees en melkproductie. De koe denkt niets want koeien denken niet. Koeien vreten gras, herkauwen gras, schijten zich te pletter en produceren op korte termijn melk en op langere termijn biefstuk. De frieten echter, die wij er in Vlaanderen graag bij eten, zijn geen product van de koe en evenmin van Walter Spinoza, die allang dood is, net zoals de dikke vette ex politicus en Walter de slak die aan de hoef van een stomme koe kleeft, huisje incluis. Zo zie je maar dat het onzin is dat de slak dat huis opnde rug draagt als bescherming. Dat leest de doelwachter niet in dat spannende boek, want zo verstandig was die Spinoza ook niet en zeker niet alwetend. Dat is alleen de schrijver, die afzijdig leek te blijven, maar die de Schepper is van de gebeurtenissen en het nu laat donker worden met wolken en het laat regenen alsof het de zondvloed was.
De wedstrijd eindigt op 5-0 en de doelwachter leest de hele nacht door. In een boom langs de kant van de weg zingt een late merel, in de striemende regen. De boom zal sterven deze zomer, geschonden en geknakt door een rode Ferrari.

De wever die niet weven kan

Weven is een mooie activiteit. Met langse en dwarse draden, die lijnrecht elkaar kruisen en die zo mooi schering en inslag genoemd worden, bouwt de wever, een eerbaar en eeuwenoud ambacht, aan een hecht en onwrikbaar doek. Met roedes en een vernuftig op en neer bewegen van gekleurde draden, gebonden tussen schering en inslag in w en v bindingen, tekent de wever figuren en vormen. De wever is een Schepper. Of zou dat moeten zijn.

Als de wever enkel schering kent, en geen inslag erkent of wil gebruiken om het gronddoek te maken, zal hij nooit tekeningen maken of vormen. Hij zal blijven zitten met stomme langse draden die tot niets dienen.

Enige analogie is louter toeval.

vrijdag 4 maart 2011

De winter van 63

Je groeit op tot de 18de of 20ste of iets in die buurt, en in die eerste jaren groeien geest en lichaam in harmonie. Het beeld en aanvoelen dat je van jezelf hebt, ben je zelf. Zo hoort het ook, denk je, en je neemt aan dat dat vanzelfsprekend is, en voor de eeuwigheid.

Daarna wordt de kloof onmerkbaar steeds groter. Je blijft die priller twintiger, in het diepst van je gedachten, van je aanvoelen en je zelfbeeld, maar je zit opgesloten in een onstopbaar verouderend lijf, dat strammer wordt, en trager, en minder strak en lenig en minder veerkrachtig en af en toe zeurderig en onwillig.

Je kijkt in de spiegel en denkt: godverdomme, die ouwe zak daar, dat ben ik dus. Het antwoord is ja, en je kijkt weg van de spiegel en meteen daarna ben je weer -in gedachten- jezelf: 20 of zoiets.

Het lichaam is onderweg naar de enige zekerheid in het leven na de conceptie en de geboorte. Je geest weigert dat te aanvaarden en dat is maar goed ook.

Ergens onderweg.

Het mooiste is de reis, niet het einddoel. En dat is met het leven in dat lijf zeer zeker het geval: de reis is het doel, niet het einddoel.

Het leven is dan ook een reis waar we geen einddoel aan wensen te geven. We reizen met het doel het einddoel nooit te bereiken, of liefst zo laat mogelijk en het is voor sommige mensen zelfs niet te vatten en verwerken dat dat einddoel een einde is. Die geloven graag dat het het het begin is van iets oneindigs, want onmetelijk en omdat het tegen alle logica ingaat, noemen ze dat geloven en schilderen ze de logische denkers die zuchten 'het einde is het eind, punt uit' af als ongelovigen.

Ik gun het hen. De klok tikt de minuten weg.

De winter van 63 was ongemeen koud.

woensdag 2 maart 2011

Kinderen mogen met ballen spelen!

Rijdend naar het Verre Oosten vandaag, met de auto over de snelweg, zag ik de zon opkomen als een mooie roze oranje bol die moeizaam doorheen de dikke pap boven de horizon omhoog glijdt. In het Verre Oosten had het gevroren. De zon leek op een kleine bal die zo uit de lucht kon vallen, klaar voor een partijtje pleintjesvoetbal.

Can you take me to the bridge?

Ik las vandaag een fijn bericht van een gedreven journaliste. Zij wou de alle journaals vanavond zouden openen met 'woonverbod voor volwassenen rond speelpleinen voor kinderen'. Ik zou daar aan toe willen voegen, dat het kind de ouder is van de volwassene die het later zal worden en dat nogal wat van die zure buurtbewoners blijkbaar slechte ouders zijn geweest als kind. Misschien te weinig met de bal gespeeld. Moeten we dat niet een keer onderzoeken in 'ook getest op mensen': het verband tussen met de bal spelen als kind en zurigheid op volwassen leeftijd.

Het meeste ergeren me de plaatselijke politici die, uit angst kiezers te verliezen (kinderen stemmen niet) niet gewoon tegen die uit vieze azijn opgetrokken burgers te zeggen dat ze hun bek moeten houden en mogen oprotten.

Laten we de dag niet verpesten. De zon hangt steeds voller boven het Verre Oosten en het wordt een fijne dag.