maandag 11 april 2011

Onzin

Het antwoord op de vraag naar de zin van het leven is de vraag zelf. En omgekeerd: ik stel de vraag nooit, dus heb ik geen nood aan het antwoord. Wat bewijst dat onzin gewoon onzin is hoe mooi je dat ook gaat verwoorden. Onzin heeft nooit zin.

De Ronde was weer spannend.

Op het gevaar af om te worden afgeslacht door de meute, die wordt opgejaagd en geleid door zij die de hype maken, voeden en bewaken, ga ik me toch nog eens laten gaan over 'De Ronde'. Het was een geweldig idee dat heeft geleid tot een geweldig experiment. Trial and error. Het televisieprobeersel had wel wat.

Mijn oneindige eerlijkheid gebied me toe te geven dat ondanks het feit dat ik na de eerste uitkeek naar de volgende,'want dan zou er toch wat gebeuren, niet?', ik na die tweede aflevering het zootje kotsbeu was. Ik zag slecht acteerwerk,met vooral veel wisselingen in toonzetting, ik zag gemaakt slordig camera werk en ik zag veel verhaallijnen, waarvan weinige me konden boeien. Het enige wat ik wilde weten was hoe ze in elkaar zouden haken en of dat verrassend zou zijn. En diezelfde absolute eerlijkheid gebied me evenzeer toe te geven dat ik ben blijven kijken. Ik kan de reden van mijn fascinatie niet duiden. Ik kon als kind ook al uren naar de aquarium staren. Hopend op...iets.

En gisteren was het dan zover: tadatatatatata! De groote finale. Het groote spectakel. Het langverwachte einde waarin alle verhaalijnen elkaar zouden ontmoeten en de groote raadselen zich zouden onthullen aan ons, argeloze kijkers.
Tom Boonen moest lossen op de muur. Daarna reed hij zich de krampen in de kuiten, maar Fabian De Sterke won de koers. Hij toonde een geluksbrenger en de regiekamer toonde de slowmotion ervan. Het was geweldig. Ik zou het nooit zo mooi hebben bedacht. Schitterend bedacht. Schitterend uitgeschreven.
Tussendoor kregen we een vage les xenofobie te verwerken, iets met een grasmachien, denk ik, we zagen we niet hoe de lelijke rosse met zijn baard niet kan liegen en we hoorden een schot, we we zagen mensen de Vip binnenwandelen en hoe een dwerg lag in een bed lag te slapen. Iemand hield een pleidooi voor het goede doel, en bestelde een pintje, een flik met een baard kon de ware dader van een vluchtmisdrijf vatten omdat hij op televisie zijn ex zien staan had langs het parcours, die lesbisch was geworden, maar ook weer niet en die daarna met haar auto tegen die van de lelijke rosse moest rijden en tegen de auto van Lasse uit die andere verhaallijn tot stilstand moest komen waarop het personage met zijn kikkerkop en het open gehemelte iets brabbelde en de lelijke rosse in het hospitaal terecht kwam waar zijn twee vrienden waarvan 1 een stand-up komiek en de andere in een cactus heeft gebeten waar ze de Duitse vader van het aangereden meisje ontmoeten omdat ze geen kleingeld hebben waarna de lelijke rosse met zijn baard alles opbiecht aan die andere met zijn baard, die flik is en die daarna wil wegrijden met de stand-up comedian en klootzak op de achterbank en dan telefoneert met zijn ex ex die aan hetzelfde hospitaal staat hoera. Zoiets.

Maar het verloop van de koers was uitermate boeiend. Eerlijk is eerlijk. En de scène met het huilende kusmeisje greep me zeer aan. Ik had een krop in de keel. U toch ook?

zaterdag 9 april 2011

Soccer mania

Ik zou een goed voetballer geweest zijn, als ik loopvermogen had gehad, balgevoel, techniek en spelinzicht. Mijn voetbaltalent beperkte zich tot de gedachte dat ik kon voetballen en daarmee kan je het niet echt redden op die afschuwelijk grote open vlakte tussen die 21 andere snel bewegende medemensen en die heen en weer stuiterende bal.

Het talent voor iets, of het schrijnende gebrek aan talent, is recht evenredig met de gave te wéten of je er goed in bent, of niet. In mijn geval: ik zag niet dat ik geen voetballer was, omdat ik geen talent had.

Ik holde steeds achter de feiten aan, zag niet hoe het spel zich ontplooide en zeker niet wat er zou gebeuren en hoe ik daarop kon inspelen en als de bal al eens mijn richting uit kwam, was ik zo verrast dat ik die al meteen weer kwijt was, omdat de anderen sneller waren en ik niet meteen handig was met de voeten.

Twee maal 45 minuten marteling. In striemende regen, gierende wind, bijtende kou, brandende zon, gloeiende hitte.

Ooit heb ik een doelpunt gemaakt. Dat ging zo: de bal botste mijn richting uit en ik trapte, de bal raakte iets tussen mijn scheen en mijn voet in en ging de andere kant uit dan mijn traprichting en daardoor dook de keeper de verkeerde kant uit, waarna de bal vrij traag het doel in rolde, wulps huppelend over het gras. Het hoogtepnt uit mijn vele jaren voetbalgeschiedenis.

Ik was een voetballer in het diepst van mijn gedachten.

Over de zee en het strand

Het strand is leeg. De lucht is laag en diep grijs, als zwarte olieverf over een laag diepblauw en lila die bijna droog is. De wind komt strak over het water en kletst met de vlakke hand in mijn gelaat. Vanaf een hoge duin zie ik hoe de zee zich verwondt aan het strand en openbarst in wit kolkend schuim dat daarna als een dunne laag ijs over het vlakke zand glijdt. Het duingras is met dunne penseeltrekken vaalgroen over het beige getekend. Het is schraal en buigt met de wind mee, weg van de zee, neigend naar het lege achterland. Het strand is glad tot tegen de duinen en donkerbruin bij de zee en lichtbeige bij de duinen. Donkere verkromde paaltjes stulpen uit het strand en kwetsen de zee. ze zijn zwart met groenige ondertonen.

Iemand heeft met een stok woorden geschreven in het zand. Ik zie ze, later, op foto. Ik zie de lage luchten, de kolkende zee, de donkere paaltjes tegen het licht. Ik lees de woorden en bedenkt dat woord en beeld éen worden.

In een houten strandhuis drinken mensen thee en ze praten. Buiten is het koud. Ze kijken over het strand en naar de zee. Hun woorden kan niemand horen.

Schrijvend morst iemand woorden op het canvas en met dikke klodders olieverf en dun terpentijn schildert hij de witte branding tussen de donkere zee en het strand. HIj schrijft woorden, kervend met een mes in de korrelige halfdroge verf. Niemand zal ze lezen. Iemand heeft ze geschreven.

donderdag 7 april 2011

Orakel

Het leven is een raadsel en wij zijn niet het antwoord.

1954-2011

Het dorpje V ligt diep onder de Scheldedijk. Het kerkje ligt tegen de veel te brede en hoge dijk weggedrukt. De spits met de haan komt amper boven de dijk. Rond het kerkje een paar oude graven, een muur en een hek.
Voor het kerkje draai ik rechts de polders in. Over wat ooit, wellicht niet zo lang geleden, nog een aarden weg is geweest, kronkelend tussen de boerderijen tot in de polders. Over die kronkelende weg ligt nu een laag asfalt, als een reep zwart gestolde lava tussen het gras, het onkruid, de rietkragen.
Net voor de polders draai ik links. Mijn zware logge 4x4 slippend naar links en rechts,trekkend en sleurend aan de trailer. De bocht tussen de wilgen links en rechts is te kort, de trailer schuurt zich tegen de verwilderde takken terwijl vooraan de Navara de neus in bergen afval boort. Het bakstenen gebouw ligt onder het mos en onkruid, heeft openingen als open en gapende wonden in de gevel, die op ander plaatsen dicht gemetseld is, daar waar vroeger de wonden waren. Littekens van beton en andere kleuren baksteen.
In de lage donkere stal rinkelen kettingen en klinkt dof gestommel. Ik stap binnen en laat mijn ogen wennen aan het duister. De geur van mest en hooi mengt zich met de dierlijke warmte en slaat me in het gelaat. Een paar tiental koeien wachten vies en vuil en gelaten op het einde van de winter. Ze staren me aan en loeien. Buiten de stal blaft een hond. Iemand vraagt nors "Wie is daar?"

Als ik het hooi geladen heb en me bijna klem rijdt in de modder en er tussen de bomen eigenlijk te weinig ruimte is om de combinatie te draaien, bedenkt ik dat ik de volgende keer met de andere kortere 4x4 moet komen, want dat dit millimeterwerk me geen tweede keer lukt. Ik schakel in 2wheel drive en rijdt op het smalle asfalt de polders in, om dan via de andere zijde het dorpje V aan de Schelde te verlaten.

Ooit zakten de heren uit mijn stad naar dit dorpje en ze staken er de dijken door, om zo hun trotse stad te vrijwaren van het kolkende en stijgende Scheldewater. Nu dwingen we de laatste boeren op de knieën, veroordelen hen tot armoede, omdat we hen vergeten zijn. Als deze laatste boer verdwijnt zal niemand treuren.

Ik zal er heen rijden, om een trailer vol hooi te laden, en ik zal merken dat de boerderij leeg staat en nog meer vervallen en morsig. Daarna komen de vastgoedontwikkelaars en de heren uit de fiere stad die vlakbij de polder willen resideren.

Geen moraal, dit verhaal.

maandag 4 april 2011

Paint it black

Aan deze zijde van de oevers is het licht verdwenen. Aan de andere zijde was het altijd al donker en daartussen stroomt traag water als koele lava zwart als inkt. Het is er stil en kil. In het riet langs de kant fluisteren stemmen en scharrelen dieren of mensen en schaduwen verdwijnen met het licht. Het duister is een stem zonder lichaam en een zwervende geest die over de wateren glijdt en het bevriest met de adem. Het water stroomt traag voorbij naar zee en het vreet de oevers weg en tijd. Iemand fluistert een woord en een zin en daarna een heel verhaal. Niemand luistert want de stilte heeft alles verteert en de kilte alles vast gevroren in ijs en tijdloosheid. Niemand zal luisteren. Niemand fluistert nog. Het zwart legt zich als een dik deken over de aarde en maakt haar vijandig.
Langs de kant van de rivier zit iemand in het duister en hij wordt een met het duister en de trage inktige stroom naar zee en de kilte van de woordenloosheid en de dreiging van het verre gefluister. Hij zegt geen woord en luistert niet langer. Er is niets. Enkel zwart.



zondag 3 april 2011

De zin

Hij blikt naar de overzijde van de nacht en vooral naar wat achter zich ligt en sluit de dag in een laatste zin die hij schrijft op de i-pad, om daarna , bij het punt achter de zin, zich naar bed te slepen om er te slapen tot de ochtend, liefst.

vrijdag 1 april 2011

Zwart-wit

Rook in de ogen van wit als smaak over de rivier die traag naar zee stroomt bergaf en kronkelend want onzeker. De wolken zijn als rivieren die de zee al ontmoet heeft en kent. Een kleine boot glijdt.
Lila de hemel die als gras voelt tegen je rug liggend in gras en diep ademend en dan schreeuwend tegen de sterren die stil zijn als druppels water in een oceaan en even onbeduidend.
Rook in de ogen wit als munt in water. Traag als de druppels in de oceaan van stilte. De zee deint. De horizon is vlak. Een lijn. De zon gaat onder. De nacht valt en met de nacht de stilte en het zwart van kleurloosheid.

Zwart smaakt als honger.

Rijk der lichten, 1948

Iemand drukt de knop in. De tijd stopt. De beweging bevriest. Het verhaal dat geschreven werd, breekt af en buigt en glijdt in een andere dimensie in een ander universum. Een hond huilt tegen de maan. Het is een wolf. Het laatste kwartier, een dunne sikkel. Een beetje wittig oranje. De hemel donker zwart. De sterren zijn fake. Gloeilampen in jampotjes tegen het plafond en plukjes watten glijden als wolken voorbij.

Ergens tokkelt iemand op een gitaar. Vijf snaren want een gebroken. In stilte neigt een stem naar fluisteren. Ik luister niet. Ik ben verdwenen. Mezelf uit het verhaal geschreven. Geen ik. Ik is er niet.

Dikke fluwelen gordijnen en te weinig licht om ze kleur te laten bekennen. Ze abosorberen geluid en licht en adem en gesprekken. Ze omsluiten me. Ik wil de kamer verlaten.

De wolf huilt tegen de maan. Janken.

Iemand spreekt met lage stem. Ik ben stilte. Ik ben verdwenen.

Eenvoud

In de eenvoud herken je de rijkdom van de overweldigende chaos en de schoonheid van de overdadige onverzadigbare honger. In de eenvoud van een woord klappen hele verhalen in elkaar, puntig als een pijl uit een boog en even dodelijk voor wie zijn pad kruist. In de eenvoud groeit het universum en daarna de goden die het universum scheppen en de mensen die de goden bedenken die het universum scheppen. In een woord komt de tijd tot stilstand en wordt einde begin en begin einde. Een woord.

Er is een woord.
Het is maar een woord.

Spreek.

Zeezicht, 1982

Dun en
Ijl
En
Smal
Als
De lijn
Tussen
Zee
En lucht
En
Onzichtbaar
Als
De horizon
Aan zee
Op een
Windstille
Mistig
Grijze
Dag
Schrijf ik
Vandaag
Maar als je over de zee schrijft moeten je woorden uitdeinen en brede zinnen vormen en oneindig onbegrensd en tijdloos vloeien en nergens toe leiden en nergens beginnen als de zee en de rivieren die haar voeden en kronkelen, gevoed door de regens in de polders en de bergen diep in het land

Ik
Adem
In
En
Adem
Uit

En schrijf
Dun
Gedicht
Ijl

Als














Zo licht
En

Stilte en stilstaande beelden en wit

In stilte.

Stilstaand beeld. Op wit.







Stilte.