zondag 29 mei 2011

Ruimtelijke wanorde in Vlaanderen

De Oude Knorpot zit aan de verweerde tafel, drinkt Duvel en zaagt.
'Het tegengestelde van orde is wanorde of chaos. Het tegengestelde van gezond is ongezond, of ziek. Het tegengestelde van verlicht is onverlicht, of donker. In dit stomme land dat geregeerd wordt een stel onbekwame bavianen, zou ruimtelijke ordening dan beter ruimtelijke wanorde moeten heten. Ruimtelijke ordening is in normale landen, dus niet in onze bananenrepubliek bij de noordelijke zee, een kwestie van gezond verstand. In vlaanderen is het een kwestie van ziek verstand. Ruimtelijke ordening is een kwesie van verlicht despotisme: het beleid laat zich verlichten en doet dan het beste voor de gemeenschap, zonder die daarin te kennen, omdat de materie te groots en ingewikkeld is voor de meeste burgers en het persoonlijke belang meestal ver overstijgt. In vlaanderen echter is er sprake van donker despotisme. Er is geen verlichting. In onze bananenrepubliek spreken we dus beter van ruimtelijke chaos.'

Niemand reageert en hij gaat door:

'In Nederland, zo valt me telkens op, rij je een dorp of stad uit. Je rijdt dan doorheen groene weides, polders, bossen, heide,... langs spaarzame wegen. En dan duikt aan de einder het silhouet op van een volgend dorp of een volgende stad. In Vlaanderen rij je geen dorp of stad uit zonder meteen pardoes een volgende binnen te vallen. Voor een argeloze buitenlander die met mij mee zou rijden vanuit Brussel, lijkt het dat mijn stadje D bij de Schelde, gewoon in Brussel ligt, en niet 30 km verder in een andere vallei. Ruimtelijke chaos

Weet je hoe dat komt? Eerst heb je een middelgrote gemeente. Met een dorpskern, een aantal plaatselijke bedrijven, garages, meubelzaken, ge kent dat wel. Met wat verderop boerderijen, landerijen en hier en daar wat bos en een verdwaalde villa. En er is een station, of een afrit op de snelweg, want elk dorp, hoe klein ook, moet ontsloten worden. Waarom, dat weten de plaatselijke politiekers niet. Ze hebben een mening, maar weten zelden waarom ze die hebben, net als hun kiesvee.
Die gemeentes zijn aantrekkelijk voor wie in de stad werkt, maar toch op zoek is naar wat groen en rust, en wie is dat niet, Boerken, wij zijn allemaal jaloers op uw leven.
En dus besluiten de onverlichte beleidsmakers om woonwijken te bouwen. Ze offeren landerijen op om die te verkavelen. Het kuddedier mens koopt kaveltjes waarop ze een woning poten, de ene naast de anderen op 6 meter van elkaar, zodat ze in de zomer elkaars barbeque kunnen ruiken en elkaars dronken grappen kunnen horen. Met een haag rond hun stukje grond, of houten muren, als onderwerp van stomme burenruzies. En de ene nieuwe verkaveling sluit zich naadloos aan op de andere. Tot bij de grenzen van de gemeente. En met de landerijen verdwijnen de boeren, op een aantal koppige doorzetters na, zoals gij Boerken.'

Boerken knikt en drinkt jenever en de Droeve Dichter schrijft in stilte.

'Omdat al die woonwijken op de duur op elkaar aansluiten, staan die garages en bedrijven en kleine fabriekjes ineens middenin de woonwijken en lijken ze hinderlijk en zonevreemd, en dus besluiten de donkere despoten die verantwoordelijk zijn voor ruimtelijke chaos, dat het laatste restje groen ook weg moet, want dat moet industrieterrein worden. Ze vertellen de brave burger dat dat werkgelegenheid schept, wat nonsens is, maar de burger is allang tevreden dat hij twee auto's heeft en een tv en pretparken in de zomer, en drie keer per jaar op reis kan en elk weekend in de file naar de kust mag staan. De laatste velden verdwijnen, de koppige volhoudende boer wordt onteigend en op de nieuwe kale vlaktes komen de garages en viswinkels en meubelzaken en carwashes en transportbedrijven. Die waren er al, maar ingesloten door de oprukkende verkavelingskanker. Er werkt geen man meer, dus die werkgelegenheid is nonsens. En de laatste boerkens als gij, Boerken, worden doorgeknepen.'

De Gladde Zakenman is er bij komen zitten en hij drinkt mee van de jenever van Boerken en hij knikt ook en Boerken vindt hem steeds minder glad de laatste tijd.

'En de boeren? Die zijn weg. En het groen? Tsja. Daar winnen de politiekers geen stemmen mee zeker? En dan beginnen ze te zeveren over groene energie en elektrische auto's. Het is de nieuE hype. Het nieuwe grote geloof. Ze sussen er hun geweten mee.
Het allernieuwste om aan diezelfde onnadenkende burger te kunnen vertellen hoe milieubewust de donkere despoten zijn: de windmolen!'

De Gladde Zakznman hikt van het lachen en Boerken klopt hem op se schouder en de Oude Knorpot gaat door en door en door:

'En dan is de gemeente vol. Tot tegen de grenzen van de volgende overvolle gemeente, en weer een volgende. Elke ochtend en elke avond slibben die gemeentes dicht met duizenden auto's en in het weekend vluchten de mensen weg uit hun betonnen woestijn waaruit elk stukske groen is weg gesneden en waar elke boer vakkundig vermoord is, genadeloos en waar geen horizon meer is en geen ruimte en geen adem, en ze ontvluchten de drukte en zoeken die weinige groene plekken die nog resten of de uitkijk op een schier oneindige zee. En ze hokken er samen.
Wat ik me nog het meeste afvraag: als die beleidsmakende donkere despoten hun gemeentes overschouwen, zijn die dan fier? Tevreden?'

'Laten we met zijn allen naar Nederland verhuizen', zegt de Gladde Zakenman. 'Dat is goed', zegt Boerken, 'en ze hebben er goeie jenever.'

De Oude Knorpot mompelt iets over Duvel.

vrijdag 27 mei 2011

Over slapen en ochtendmensen

Slaap is een toestand. Soms lijkt het tijdverlies. Meestal lijkt slaap me tijdverlies, eigenlijk. Het zijn een aantal van de weinige uren die ons in dit leven gegeven zijn, die je zinloos en onbewust doorbrengt en dus per definitie stomweg wegschenkt en die je nooit meer recupereren kan. Af en toe echter, kan slaap deugd doen. Het uitschakelen van de niet aflatende stroom indrukken die via zicht, smaak, gevoel, reuk en tast binnen stromen, even stopzetten en de arme geest die dat allemaal verwerken moet, even rust gunnen.

Slaap is zinvol. Slaap is zinloos. Aan u de keuze.
Ik ga zelden graag slapen. Het is avond nu.

's Ochtends, als ik wakker word en opstaan moet, dan praat ik anders en vind ik nog wat uren verliezen liefst, helemaal niet zinloos. Ik ben een nachtraaf. Ik ben geen ochtendmens. Wakker worden en opstaan is geen toestand. Het is een marteling. Elke ochtend weer opnieuw.

dinsdag 24 mei 2011

Over de bubbels in Spa Blauw en kuddedieren

Het is opvallend. En verslavend. Het is een beetje pathetisch. Het is behoorlijk zinloos en ik zal er de wereld nooit stil mee zetten of de mensheid redden.
Het lukt me niet elke dag te schrijven, of liever iets te schrijven dat een tikje meer diepgang heeft dan een plas in de woestijn na een korte regenbui en eveneens een iets langere houdbaarheid. Het heeft geen zin om te vechten tegen de leegheid van het witte blad door zomaar wat woorden achter elkaar aan te plakken. De kans dat die lege hype De Ronde van Woestijnvis ooit de geschiedenis van de televisie zal veranderen is even onvoorstelbaar dan dat mijn stapelen van woorden zal leiden tot een leesbaar stuk. En dus schrijf ik maar niet.
Verslavend echter, is de vaststelling dat als ik niet schrijf, meteen het aantal bezoekers terug loopt, gestaag, dag na dag, en dat ik dan de drang voel daar snel wat aan te doen. Te schrijven dus.

Over de wereld die vergaat. Over de stad A bij de Schelde waar het leven lijkt op goedkope champagne: het bubbelt, en daarmee is meteen alles gezegd, en over de stad D bij diezelfde rivier, waar het leven even sterk bruist als een fles Spa Blauw die al een week open staat. Over de oneinige lichtheid van het bestaan. Over het kuddebeest mens dat in grote drommen naar zee stormt bij zon en dat in sportpaleizen samen drumt om er naar een of ander zingend mededier te staren, huppelend en tevreden. Over sprookjesdieren en over middernacht en vampieren en mijn drang naar woorden en mijn honger naar kennis en kunde en begrijpen. Over mijn afkeer van oppervlakkigheid en mijn hang naar authenticiteit. Over kunst en cultuur en frietkoten. Over woorden en zinnen en verhalen. Over water, zon, wolken. Over het lage land bij de Noordelijke zee. Over de eenzame avonden van een handelsreiziger die als enige waar zichzelf heeft aan te prijzen. Over de avond. Over de nacht.

Te schrijven en als een gokverslaafde die geen uitslag missen kan, te kijken, telkens weer, of er bezoekers zijn geweest en we bovendien: hoeveel.

Het is zinloos, onnozel. Het zal voor mij en de mensheid niets uitmaken. De wereld is toch al vergaan. Alleen weten we het nog niet. Gelukkig. Slaap zacht, lieve mensheid.

donderdag 19 mei 2011

the sound of darkness

De stille adem van de avond die zich als een deken tussen het licht en de aarde laat leggen, fluistert behoedzaam de namen van de bomen en de grassprieten en de bloemen van kruipend onkruid dat kronkelend tussen de wortels van hout kruipt.

Het licht dooft en het donker kleurt alles monotoon donkerblauw en met alle andere kleuren verdwijnt ook de warmte die de wereld laat trillen en zinderen. Met de nacht komt de stilte. Met de nacht komt de kilte. Met de nacht komt het donker.

Met het donker verdwijnen de kleuren. De avond kleurt zwarter. Het duister praat zacht en voorzichtig, met woorden die zorgvuldig gekozen zijn en met zorg uitgesproken. ik fluister ze en luister ze.

Woorden bouwen werelden. Woorden scheppen verhalen. In het duister van de avond groeit een universum.

Schrijven met leegtes

Er zijn van die avonden dat de woorden en de zinnen en de beelden waaruit ze ontstaan behoorlijk samen vallen met de beelden die ze bij me oproepen als ik ze herlees. Het ritme van de harmonie. Gisteren had ik dat gevoel. Iemand schreef me heel plastisch over Rioja en hoe die smaken kan en ook dat beeld klopte.

Omdat het me gevraagd is en ik het wel weten wil,lees ik een songtekst via google en kijk you tube en tracht een gevoel te vangen, maar het lukt me niet. Er zijn van die dagen dat de eigen woorden beter passen dan de woorden die iemand anders in volgorde heeft gezet, ook al worden veel woorden gebruikt die je zelf graag hanteert om er zinnen mee te bouwen en beelden mee op te roepen. En er zullen dagen zijn dat precies die woorden en die volgorde en ritmiek wel pakken. Vandaag niet. Vandaag enkel wat ik schrijf.

Het enige wat je doet, schrijvend, is woorden wikken en wegen, bepalen welke woorden je kiest en welke niet, en die terwijl in volgorde plaatsen, met gaten ertussen. Het is de kunst een beeld zo op te bouwen, dat je zo weinig mogelijk woorden nodig hebt daarvoor, zodat het open blijft voor de lezer.

Leegtes, leemtes, gaten, stiltes,.. zijn, ook in beeldende kunst, en in muziek, de smaakmakers.

woensdag 18 mei 2011

After midnight

De klok op de blackberry toont dat het bijna 2 uur is en hoewel je al van voor middernacht in bed ligt, weet je dat dit een quasi blanke nacht worden zal, om welke reden ook. Je hoeft de lezers niet alles te vertellen en je hoeft zeker niet te vertellen over die zaken die in de nachtelijke uren als spoken door je kop gaan jagen en de slaap verhinderen. Jij en je spoken, dat is nu eenmaal iets dat je met niemand delen kan.
Je kop wordt er dof van, een soort klagende hoofdpijn dreunt op het gedraas van de airco die je niet afzetten kan. Ga je wat lezen tot de slaap komt? Of schrijven? Niets helpt, dat weet je ook. Je kan enkel wachten op het aanbreken van de nieuwe dag. De eerste hint van licht. De eerste vogel die ontwaakt. Een dag is pas af als je de volgende begonnen bent.
Je kop vol watten.

Buiten roepen mensen. Ze doen maar. Je ligt toch wakker. Je doet het licht aan, grijpt de ipad, maakt verbinding met internet en je schrijft. Je schrijft niets en je schrijft voor niemand. Je schrijft de spoken niet weg, al deemsteren ze, even.

In de gebroken stilte van de nacht schrijf je. Je schrijft over de stilte die er geen is en de nachten zonder slaap. Je schrijft de uren weg. De tijd hortend en stotend. Je lijf vermoeid. Je geest wil rust en slaap.

The bar

Wat is de schrijver van deze woorden? Een seismograaf? Ik stel vast. Punt.

Of wil hij meer zijn?

Onderweg naar kamer 223 van het hotel zonder naam in de stad zonder naam, loop ik langs de bar en even kom ik in de verleiding er een dubbele wodka te nuttigen, tot ik de dingen zie die er zich ontwikkelen en die leiden tot onherstelbare breuklijnen tot ver na datum. Niet voor mij, maar voor hen die deel uitmaken van het verhaal dat er geschreven wordt, of zou kunnen worden. En ik wil het niet zien en niet weten, want ik zou ruzie maken en tussen komen en god spelen. Ik ben dus noch seismograaf, noch god. Ik ga slapen. En drink een glas water.

The old man and the sea

Wat beter dan je dag afsluiten met een kleine leugen, of zo je wil, een niet nagekomen belofte. Mijn laatste woorden voor vandaag op de ipad? Haha. Mooi niet. Het bruist en gutst en gist en ettert in mijn geest en de woorden moeten naar buiten en gelezen worden of niet, want anders word ik krankzinnig als ik dat al niet ben, wie zal het me vertellen. Ik prevelde een gebed gericht tot God en toen ik ineens besefte dat ik tegen mezelf aan het raaskallen was, wist ik dat ik God was, want ik bestond en dat was niet meteen een geruststellende gedachte. Dame Blache voor iedereen is niet meteen een goddelijke interventie toch? En wat meer had ik de mensheid te bieden? Niks. Roekeloos geordende woorden en in mijn buurt nog enkele eenzame zielen en twee mensen die van elkaar houden.
Op de achtergrond zingen The Bangles. 'close your eyes'. Smartlapke. Smeerlapke. Ik ga slapen. Zij die slapen gaan, groeten u, in het gindse land. Dicht bij de noordelijke zee, die zo mooi is.

Red red wine and words and vampires and me

Ik schrijf mijn laatste regels op de ipad, voor vandaag tenminste. Een kwart van de fles blijft op tafel achter. Het is goed geweest. Ik check de twee blackberries die voor me op tafel liggen telkens het flikkerlicht op rood gaat. Op het thuisfront heeft een jong paard voor het eerst gesprongen en een dochter doet me het verhaal. En als steeds wil ik meer verhaal. Ik ben onverzadigbaar in mijn lust naar woorden en verhalen. Vraag dat maar aan wie me nauw aan het hart ligt. Ik ben een roofdier. Ik dool nachtenlang rond op zoek naar woorden, zinnen, antwoorden, verhalen. Ik ben een vampier. Hef je hoofd, ontbloot je nek, ik zuip je woorden als was het bloed en drink je leeg.

Vandaag niet. Vandaag drink ik redelijk matige Rioja. Niet slecht, maar zegt dat niet voldoende?

Een vriendin schrijft me een gmail bericht en ik ben haar zoooo dankbaar, want een teken uit het gindse land. En bovendien, ze weet wat eenzaam reizen is. Dank je, lieverd.

Thee en munt en munt slaan

Achteloze business onnozelaar. Nog wat te eten? Neen. Ik heb godverdomme mijn tournedos voor de helft en zoveel meer onaangeroerd gelaten. Ik heb de eetlust van een hongerige leeuw, maar de maag van een mus met anorexia. Dus: neeeeeeen ik moet geen desert meer. Is er trouwens iets zieligers te bedenken dan een eenzame man die heel alleen op restuarant aan een Dame Blanche zit te peuzelen? Ik bedoel het ijsje.
Dus zegt deze stommekloot: doe mij maar een munt thee. Krijg je vervolgens een lelijk groot glas dat het midden houdt tussen een Hoegaarden- en een limonadeglas gevuld met heet water en een een paar blaadjes munt. Voor 5 (vijf!!!!) euro. Hoera.
Naast mij zitten twaalf mensen rond een tafel en ze vieren een verjaardag en ze doen hard hun best gelukkig en vrolijk te zijn en ik voel me ineens veel minder alleen en zielig en onnozel. Het leven van de eenzame hotelganger kan best grappig zijn.

Ik kijk verder, vooral naar de tafeltjes van de eenzame lotgenoten. Wat deden wij in godsnaam voor de komst van de smartphones???

Asperges

De avond in eenzaamhotel strompelt voorbij en wat doet een mens dan? Vanalles. Ineens zie ik de suggesties voor mij, op het kleine tafeltje.

Ik lees, lach (bijna) hardop en vertaal voor u, lezer: Asperges op Grootmoeders wijze. Nu, ik had een grootmoeder, God hebbe haar ongekraste ziel, van wie de kookkunsten onovertroffen waren en zullen zijn tot lang nadat de mensheid zichzelf overbodig gemaakt zal hebben. Ik herinner me geen enkel bezoek aan mijn lieve grootouders op zondag ochtend, waarbij mijn grootvader niet roezig van te veel pinten in het duivenlokaal en opgetogen door winst bij het vangen der duiven en/of kaarten of zwaarmoedig door tegenslagen op dezelfde vlakken, thuis kwam met de velo en ik niet de doordringende geur mocht genieten van aangebrande pattaten en groenten die door mijn grootmoeder vakkundig tot zwarte en stinkende en totaal oneetbare kunstwerken werden verkoold.
Als ik het huisje van twee duim hoog en anderhalve meter breed voorbij rijd, met de fiets of de auto ( ik, met de fiets?), ruik ik die geweldige geur van aanbrandende pattaten. Asperges op Grootmoeders wijze? Ik denk het niet. Net als Rik op de fiets.

Blue hotel

Ieder die regelmatig reist en dus nu en dan eenzaam en alleen eet in de restaurants die bij dat soort business hotels schijnen te horen, weet hoe zielig dat kan voelen. Je schuift in een stoel bij de tweepersoonstafeltjes tussen alle andere eenzame en zielige zielen die ook alleen op hotel zijn en dus ook alleen eten, net als jijzelf. Je bestelt een fles wijn, die je straks meeneemt naar de kamer om ze bij het tv kijken of lezen of tokkelen op de pc of op de iPad verder leegmaakt en je bestelt je eten. Carpaccio en tournedos bijvoorbeeld. Je kijkt op je klok. Het is kwart na acht en de avond duurt nog oneindig lang zo alleen. Gelukkig is er de iPad, de internetverbinding, je blog, je facebook, je twitter, je linkedin en de eerste slok Rioja.
Mijn kamer, zo leerde een briefje naast de televisie, was netjes schoongemaakt door Taniana. Goed dat te weten. Ik heb niet echt gekeken of die dame haar werk goed heeft gedaan. Het beroep van kamermeisje en wat eenzame mannen al dan niet met kamermeisjes verrichten, al dan niet met wederzijdse instemming, is wereldnieuws. Ik check even de latest updates en denk er het mijne van. Ik wil niet weten of het waar is of niet. Ik heb te veel gehoord en gezien reeds in de vele jaren dat ik van hotel naar hotel reis en mensen me zaken vertellen, om me nog te kunnen verbazen over de de ranzige menselijke geest in combinatie met dierlijke instincten, eenzaamheid en alcohol.

Ik zal het nooit schoppen tot topman bij het IMF, daarvoor is mijn omgang en kunde met geld te beperkt, maar ik zal ook nooit wegrotten in een of andere Amerikaanse gevangenis omdat ik me te buiten ga aan kamermeisjes. Daarvoor hebben de natuur en mijn opvoeding me veel te veel remmingen geschonken, die ik soms vervloek, bijvoorbeeld als ik eens lekker uit de bol zou willen gaan, of lekker onbeschaamd zou willen dansen bijvoorbeeld, wat ik de mensheid dan toch maar niet wil aandoen, maar wat ook wel een zegen is.

Eenzaam zielige ziel achter iPad verborgen.
De Rioja is lekker.

dinsdag 17 mei 2011

Koken op tv

Kijken naar de tien-kleine-negertjes reality soap-kookprogramma's op televisie is stom en onnozel. Het is zoals staren op een iPod zonder oortjes en toch een oordeel vellen over de kwaliteit van de muziek. Je ziet de cover en je ziet het aantal minuten dat verstreken is, maar je hoort de muziek niet.
Ik zie groenten en patatten en vlees die op een bord liggen, al dan niet kunstig gestapeld of uitgesmeerd. Ik hoor termen die me niet echt het water in mond laten vloeien, als zalfjes en zestes en mizenplas,...Ik zie stress en angst. Maar proeven of het lekker is, harmonieus en in evenwicht, fris, speels, kruidig of zwaar,... Dat kan niet. Ik ruik de gerechten zelfs niet. Ik zie ze. Redelijk.


Maar daarover gaat dit soort programma's niet, natuurlijk. Jaloezie, afgunst, vriendschappen, onzekerheden, zelfzekerheid, overschatting, faalangsten, alle factoren van het menselijke bestaan passeren aan ons oog.



Een van de personages is de chef, en die mag vertellen wat hij wenst. Een chef spreekt niemand tegen. Een chef krijgt een voor mij, als leek, totaal onbegrijpelijk absoluut respect. En rond die chef dartelen de tien kleine negertjes. En dan negen, en dan acht, en dan nog zeven, enzo verder, want de chef mag ze eerst verbaal afmaken om ze daarna een voor een van het scherm te verbannen tot er een overblijft, die dan de winnaar is. Hoera. Wij raden waarom. Zijn of haar gerechtjes waren het lekkerste zeker? We hebben er het raden naar. De chef wikt en beschikt.

En ik. Ik zet de televisie uit.

donderdag 5 mei 2011

Pink is the new Black

Terwijl ik deze woorden tik, staat naast mij de iPad en daarop speelt Pink Floyds Wish You Were Here. Ik zie de foto. De absurde handdruk op het fabrieksterrein. De linkse man heeft een afschuwelijk kapsel en een zware kin en de rechtse man staat in brand. De zon komt van rechts en staat al vrij laag. Two lost souls swimming in a fishbowl, year after year...
Ik denk het niet.

Glinster verder zotte diamant. In mijn kop is het glinsteren tot het ontvlammen van een rode reus geworden en barsten de muren, verpulveren de ramen en knappen de bomen. Een vogel vliegt op. Aan de horizon doemt een reusachtige onweerswolk op, die klimt en dreigt en onderdaan die wolk is het zwart en koud. Glitter verder zotte diamant.

Op een ijzeren trap in een lege ruimte hoor ik voetstappen. Ze klinken hol en dreigend. Het stappen heeft geen regelmaat. The name of the game. Een stem praat. Ik hoor geen woorden. Een vogel vloog op.

Kokende Schelde

Deze ochtend reed ik over de Schelde en wat verderop over de Durme. De zon hing net boven de horizon, diep oranje en gedempt, de lichtblauwe lucht getekend met honderden tot dunne slierten geblazen sporen van verdwenen vliegtuigen. De Schelde stond gezwollen tussen haar dijken, het water bijna stilstaand en kolkend tussen vloed en eb, dampend, alsof ze lichtjes ziedende was, in de kilte van de ochtend.
In de polders tussen Schelde en Durme priemde de zon tussen wilgen en populieren me schuin rechts in het gelaat, steeds heviger en dwingender, me volgend terwijl ik langs de N41 naar de snelweg reed. Ook de weides van donker frisgroen lentegras in de lage schaduwen, stoomden dampend een dunne witte nevel die rossig kleurde langs de bovenzijde in de klimmende zon. Ik luisterde naar de radio maar hoorde niet wat de stemmen vertelden. Ik keek op de weg maar registreerde niets bewust. Ik reed naar de snelweg en dan richting zon. Daarna, bij Antwerpen, kwam ik opnieuw bij de Schelde, maar ik zou ze niet zien in volle glorie, naar zee vloeiend, machtig en breed onder de zon. Wij allen samen werden dan stapvoets de diepte in gestuurd, zoals de kompels afdaalden in de mijnen.

woensdag 4 mei 2011

Man on the moon

De wolf huilt tegen de maan, het schaap blaat stomweg en de leeuw brult van de honger en het kind schreit omdat het angst heeft, want mensenkinderen zijn bang. Daarna wordt het kind een mens, koopt een geweer en knalt de huilende wolf neer met een welgemikt schot, vangt de leeuw om hem op te sluiten in de dierentuin en slacht het schaap omdat de mens honger heeft. Hij maakt een raket en vliegt naar de maan.

The human race

Hij heeft een tijd gezwegen. Als een dorpsgek die hoog op de berg naar de wereld kijkt en merkt hoe die onveranderlijk is. Hoe er chaos heerst. En hoe de mensen er zich wentelen in idiote gedragingen en repetitieve woordjes. Hij heeft gekeken en hij heeft gezwegen. In zijn binnenste was geen rust en geen stilte, maar heerste oorlog tussen stormen van woede en aardbevingen van onmacht en tsoenami's van afkeer. Hij keek, zag en zweeg, want waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen. Hij zweeg en wachtte tot de rust zou weerkeren, maar met de stilte kwam enkel onrust.

In die weken heeft hij veel gelezen en nachtenlang onderzoek gedaan in een poging de mens en zijn gedragingen te doorgronden, te begrijpen en te kunnen plaats geven in een universum waar zin en onzin duidelijk onderscheiden zijn en het doen en laten van de mens gedreven is door zin. En hoe meer hij zocht naar houvast, hoe minder strohalmen hij vond met zijn tastende handen, en hoe meer hij zocht naar vaste grond, hoe dieper de afgronden gaapten onder zijn tastende voeten, en hoe meer zijn geest zocht naar zin in de woorden, hoe zinlozer de antwoorden onder zijn tastende gedachten. De mens is een afschuwelijk dier. Of kan een afschuwelijk dier zijn.


Hij schrijft terug. Schoorvoetend. Hij probeert de mensen te sparen, want enkele mensen maken 'de mens' niet. Gelukkig.

Als een kluizenaar op de hoge berg, ver verheven boven de lelijkheid. Overschouwend. Er middenin. Hij bestudeerde menselijke gedragingen en moest merken hoe dun de lijn is tussen normaal gedrag en totale ontsporing. Hoe weinig mensen nodig hebben om te verglijden van zinvol en medevoelend handelen naar zinloos en primitief gedreven worden door de laagst mogelijke instincten die nog weinig menselijks vertonen. Hij las, bestudeerde en kon alleen voelen hoe zijn maag verkrampte en zijn geest knetterend van protest probeerde het onbevattelijke te vatten.

Hij vroeg zich af.

Hij stelde zichzelf de vraag of tussen hemzelf en dat ontmenselijkte handelen ook maar zo'n dunne lijn zou zitten en hij wilde het antwoord niet kennen.

En daarna daalde hij de heuvel af en begaf zich tussen de mensen en werd een met de chaos en vergat de chaos, want je kan niet overschouwen waar je zelf deel van bent.