maandag 31 december 2012

Nieuwjaarswensen!


Gladde Zakenman die gemaakt is van tefal en gewapend beton, heeft de radio luider gezet in het Donker Kot van Droeve Dichter die meer zwart in zich draagt dan de donkerste nacht en Stil Meisje die is als een Engel die uit een Andere Wereld is neergedaald en alles ondersteboven zet en binnenstebuiten en die praat als het ruisen van de wind in de bomen, zwijgt en luistert hoe Oude Knorpot die altijd gromt en bromt en op alles en iedereen commentaar heeft en alles wat hij denkt en doet en laat in het bijtende zuur van het cynisme drenkt, zegt dat wat hij nu hoort hem terug neemt naar toen hij 15 of 16 was en nog niet bitter, maar jong en strijdlustig en klaar de wereld te veroveren en hoe hij toen winter en zomer gekleed ging in een jeansbroek en een T-shirt en versleten schoenen en veel te lang haar had.

Ze kijken hem aan en lachen dat er dan alles bij het oude is gebleven behalve de rimpels en het vel van leder en de grijze haren en de zakken onder zijn ogen. Hij grijnst en zwijgt en Boerken, die enkel over paarden kan praten en het weer, zaagt over de regen en de wind en hoe het straks weer meer dan 10 liter gaat zeiken op weides die nu al alleen modder en plas zijn en waar de paarden in wegzakken en ook hij, als hij eten geeft en hooi, maar dat hij dat toch liever heeft dan vriezen en de ellende van bevroren drinkwater en vingers en tenen.

De avond glijdt naar middernacht en Oude Knorpot zeurt dat dat Oudjaar is en dat dat zever is en onnozel, want dat morgen gewoon weer een dag is als een ander en dat hij aan dat gedoe niet meedoet en Boerken vloekt nu al op het vuurwerk dat mensen zonder verstand zullen ontsteken en op hol slaande paarden die in blinde angst losbreken kunnen en Stil Meisje zegt niets en ze worden stil en Dichter schrijft alles op in zinnen met te veel woorden en pathos.

Buurmans komt binnen met champagne en Grijze Filosoof met diepe gedachten en er is geen derde wijze en Kerstdag was die andere dag en ze drinken en lachen en praten en Zakenman koopt de "2013 App" in de App Store en dan wordt het middernacht en begint het nieuwe jaar en Dichter is de eerste die spreekt en hij zegt "Hoera".

Salamander



"Man, wat is dat 'Salamander' slecht gemaakt", is het eerste wat Knorpot zegt als hij met de woeste wind komt binnenwaaien en de deur sluit achter zich. Dichter en Meisje en Zakenman zitten aan de tafel en drinken espresso en thee en ze kijken amper op. Knorpot maakt zich een espresso in de keuken en schuift dan mee aan de bleke verweerd houten tafel.
"Salamander loopt verloren in een veel te groot plot, dat de mosterd een beetje overal haalt en dus nergens. Wie het scenario schreef heeft een beetje van alles bij elkaar gescharreld en denkt daarmee te scoren. Ik keek ernaar en het deed me niets. Of toch wel. Het ergerde me. Mateloos. Hoeveel acteurs spelen er gewoon de zoveelste keer dezelfde rol als die ze al in andere series speelden? Ik word daar ziek van. Het plot rammelt aan alle kanten, maar dat valt niet op, want je weet zo wat er komen gaat. Zo voorspelbaar. En dan de verwijzingen naar de Grote Boze Wereld van Hen Die België besturen. Haha. Kijk, ik heb in dat wereldje een beetje rondgehangen, een helemaal proper en netjes is het daar niet. Maar zoals het in Salamander wordt voorgesteld, tsjonge jonge, dat slaat echt nergens op. Dat is zoals jongens die cowboy spelen of ridder."

Ze drinken voorzichtig en zuinig en een jaar glijdt in een volgende.

zondag 30 december 2012

La crow, The Book en het lot van de Dichter



Dichter herschrijft een tekst en verandert het perspectief en draait de rollen om en Knorpot die het leest, gromt dat Dichter niet eens ooit drie dagen in Rome was en Dichter lacht stil en onmerkbaar en droevig en zegt dat wat hij schrijft universeel is, dat dat het eenzame lot is van de Schrijver, de Dichter, van ieder die de Levens schrijft van zichzelf en de mensen die met hen dit Leven leven en die hij ontleedt en genadeloos omzet in woorden en zinnen en verhalen die door iedereen gelezen kunnen zorden en Dichter prevelt dat hij daarom altijd eenzaam is en opgejaagd door het Leven.
'Dat is van Sheryl Crow, he', zegt Knorpot, 'Je weet dat ik ooit een nacht met haar door Brussel zwierf omdat dat moest van de platenmaatschappij en we maar niet tot rust kwamen en geen plek vonden die ze fijn vond en we uiteindelijk te veel Bourbon dronken in de bar van het hotel en dat ze me klein leek en niet echt mooi en onprettig.'
Dichter kijkt Knorpot aan en knikt en zegt maar niet dat hij dat verhaal nu al voor de dertigste keer hoort en dat hij het ondertussen wel gelooft.

"The Book"

Je hebt mijn boek gelezen
en je vindt het vreemd
dat ik het Meisje kende en Haar Wereld,
te goed zelfs.
En je wist niet dat
door me je hand te reiken
je neergeschreven zou worden
tot partjes versneden
en zou worden gedeeld
in de handen van vreemden.

Drie dagen in Rome
Ik ben alleen en
ik zal me altijd
die drie dagen
in Rome
herinneren.

Nooit meer daarna
zag je mijn gelaat.
Ik had pen en papier bij me
en ik verspilde geen tijd
en geen woorden.
Ik ben een voyeur,
een dief van de ergste soort:
ik gebruikte wat gebeurde
om alles te schrijven
wat was
tussen jou en mij

Drie dagen in Rome
Je bent nu alleen en
je zal je altijd
die drie dagen
in Rome
herinneren.

En wat krijg jij?
Kan jij je wreken?
Terwijl ik alles bloot leg
zonder aarzelen
hoe het eindigde toen.
Soms gebeurt het gewoon
en soms leren we
per ongeluk
dat de liefde die
we eens beleefden
niet ongedaan
gemaakt kan worden.

Drie dagen in Rome
Je legde je hart open
Je opende je ziel
jij alleen
Ik zal me altijd
die drie dagen
in Rome
herinneren.


zaterdag 29 december 2012

Dichter en het Zwarte








Ik ben een Dichter. Dichters hebben, net als Schrijvers en Tekenaars en Schilders en Beeldhouwers, de neiging tot zelfdestructie. Zij gebruiken bestaande elementen en breken die helemaal open en maken die stuk, vermorzelen en verpletteren ze, verpulveren en stampen ze fijn, rafelen ze uit elkaar, breken ze, om dan alles te analyseren en te bekijken en te besnuffelen en te betasten. Pas dan gaan ze de brokken en vezels en schilfers en scherven op elkaar stapelen en lijmen om er hun eigen werkelijkheid mee te maken. Die niet langer mooi is of lelijk, maar die past in een nieuw universum met eigen wetten en regels.

Dichter zucht en huilt als een wolf tegen de maan, liggend op bed, denkend en niet sprekend, enkel huilend en Stil Meisje streelt hem en vraagt: "Praat met me."

Dichter wil spreken maar zijn gemoed braakt geen woorden.

Onder hen draait de wereld door en de tijd glijdt voorwaarts en Dichter voelt zich misselijk terwijl hij zwijmelend en ziek en zijn gedachten verder dwaalt langs de stille wouden van zijn gedachten die donker zijn als de dichtste dennenbossen en even ondoordringbaar lijken. Ze zitten vol spokende demonen.

"Je bent zo zwart soms," zegt Stil Meisje, "Zo zwart dat je mij bang maakt. En pijn doet. Hier. En ze wijst op die plek waar hart en ziel samenvloeien."

Ik ben een Dichter. Ik heb dat zelfdestructieve in me. Ik vecht ertegen. Ik moet schrijven om te overleven en de lava die in me kookt en kolkt en borrelt, de vrije baan te laten soms, voor ik explodeer en opbrand in de wereld, de tijd en het universum van God en Zijn Mensen als een lucifer in een haardvuur. Maar door het schrijven ga ik verpulveren en ontleden en denken en malen en zie ik de dingen die niet zijn maar die ik maak en kan ik de werkelijkheid niet meer onderscheiden van die andere werkelijkheid. Mijn leven en mijn ik en mijn Zijn en Ziel en Hart en Denken en Mijn Naasten worden onderwerpen van mijn schrijven en worden onderworpen aan mijn schrijven en ik sleur ze mee in de donkerste draaikolken.

"Het spijt me," stamelt hij snikkend en Zij zegt zacht: "Sssssst" en kust hem op het voorhoofd.

Je bent een Godenkind, een Engel, een Elfje, denkt Dichter en ergens aan de horizon van zijn weemoed komt de maan op, die het licht weerkaatst van de zon die er niet is en er toch is. Het landschap licht op in zwart licht en kleurt alles met het grauw van Zilver en het fijne ruisen van de Stilte.

Even bevriest de tijd. Daarna vloeit de avond verder naar de zee van de nacht.

woensdag 26 december 2012

Het ijs is glad

Het vuur in de haard
Brandt niet echt
Maar het vuur
in de woorden
die waaien
tussen
mensen is heftig
en gevaarlijk.

Boven hun
hoofden
waakt
het beest.

In hun glazen
parelt
de wijsheid
dat alcohol de pijn
laait
en niet blust
en de lust
laait.

Het beest
is dood.

Tegen de stad aan
kruipt de Trage Stroom
en de avond
legt zich
te slapen als
een donker deken.

In het zwart
van de ramen
spiegelen
zich beelden
maar de woorden
vervagen en laten
zich vangen in
de zinnen
van het geheugen.

Het ijs
is glad.

Serge Gainsbourg





Eentje om het af te leren, denkt Dichter en hij grijnst.

Serge en Jane in zwart wit.



Dichter opent een sigarenkistje en haalt daar de mooiste foto's uit die hij ooit in handen had. Hij bedenkt dat fotograferen makkelijk is, soms. En dat schoonheid en lelijkheid twee zijden zijn van dezelfde bol.












Je suis des boums et des bangs


Je sens des boums et des bangs
Agiter mon coeur blessé
L'amour comme un boomerang
Me revient des jours passés
A pleurer les larmes dingues
D'un corps que je t'avais donné

J'ai sur le bout de la langue
Ton prénom presque effacé
Tordu comme un boomerang
Mon esprit l'a rejeté
De ma mémoire, car la bringue
Et ton amour m'ont épuisé

Je sens des boums et des bangs
Agiter mon coeur blessé
L'amour comme un boomerang
Me revient des jours passés
A s'aimer comme des dingues
Comme deux fous à lier.

Sache que ce coeur exsangue
Pourrait un jour s'arrêter
Si, comme un boomerang
Tu ne reviens pas me chercher
Peu à peu je me déglingue
Victime de ta cruauté

Je sens des boums et des bangs
Agiter mon coeur blessé
L'amour comme un boomerang
Me revient des jours passés
A t'aimer comme une dingue
Prête pour toi à me damner

Toi qui fait partie du gang
De mes séducteurs passés
Prends garde à ce boomerang
Il pourrait te faire payer
Toutes ces tortures de cinglés
Que tu m'as fait endurer.

Je sens des boums et des bangs
Agiter mon coeur blessé
L'amour comme un boomerang
Me revient des jours passés
C'est une histoire de dingue
Une histoire bête à pleurer

Ma raison vacille et tangue
Elle est prête à chavirer
Sous les coups de boomerangs
De flash-back enchaînés
Et si un jour je me flingue
C'est à toi que je le devrais

Je sens des boums et des bangs
Agiter mon coeur blessé
L'amour comme un boomerang
Me revient des jours passés
A pleurer les larmes dingues
D'un corps que je t'avais donné




dinsdag 25 december 2012

Wonden likken

In een bad in een stad in een land ligt iemand en hij wil zijn wonden likken als een gewond dier en hij weet nog waar ze zaten, maar hij vindt smaak niet meer van open vlees en etter en bloed. Iemand beseft hoe lang dat geleden is. Iemand weet niet hoe lang. Iemand weet wel dat dat lang geleden is. Heel lang.
Iemand in een bad dat zich vult met veel te heet water, maar hij merkt het amper.

Iemand wil zich wentelen in zelfbeklag en pijn en ellende en de vreselijke dingen die zijn ziel kerfden en zijn huid hebben opengereten. Hij doet het niet.
Het bad is helend warm en het ruikt naar lavendel en het schuim is wit en mals in een bad in een stad in een land, nergens.

Iemand wil tegen de maan janken. Uit gewoonte, omdat dat in zijn merg gesleten is, maar er is geen maan en het janken komt niet uit zijn strot en hij kan het gevoel niet vinden.

Iemand ergens in een bad in een stad in een land, vraagt zich af, in stilte en durft de woorden niet te schrijven in zijn hoofd.

De peuter

"Ik ben inderdaad niet zo positief over de mens en de mensheid. De domheid grijpt om zich heen als een peuter die pas heeft leren stappen en zich klauwend en wankel van de ene kast naar de andere piloteert, vallend en struikelend en zich niet helemaal bewust hoe een en ander in zijn werk gaat, verbaasd en vol ontgeldingsdrang tegelijkertijd, de ene vaas na de andere staande lamp omver sleurend, etend uit de bloempotten en lebberend aan de flatscreen, draaiend aan elke knop die op hun strooptocht naar de vrijheid langs komt en elke schakelaar proberend zoals een God die met die onnozelaars van mensen speelt. De peuter schijt zijn pamper vol en vindt de warmte best aangenaam en deint vervaarlijk evenwicht zoekend, verder, de passen onregelmatig, nu eens hollend, dan bijna stilstaand in slow motion, de handen bijna toevallig op de juiste plek om het vliedende zwaartepunt in bedwang te houden, dat daar slingert, net onder zijn veel te zware hoofd dat onmachtig is en eerder een last dan een hulp."

"Manmanman, gij kunt zo zwart zijn!" bromt Boerken tegen Knorpot, " ik dacht dat wij, boeren, konden klagen en zagen, maar gij verzuurde azijnpisser, gij zijt zwarter dan de hel na het einde der tijden."



Het Einde van de Wereld

"Vlaamse schrijvers schrijven zoals Vlaanderen is", zegt Knorpot ineens en onverwacht als een onweer dat hoog in de bergen ineens opsteekt, "slordig, smossig, zonder planning of overzicht, ongeregeld, met bijgebouwen en kotjes en stallekes, met straten die tussen de huizen geslngerd worden, met dorpen die zich aan elkaar laten rijgen door lintebebouwing langs lelijke steenwegen en met industriezones die tot diep in de polders om zich heen klauwen. Op hun best zijn Vlamingen boeiend in hun lelijkheid. Zoals Boon. Op hun slechtst zijn ze armoedig en saai als Claus. Nederlanders schrijven ook zoals Nederland is. Netjes. Geregeld. Doordacht. Gepland. Ordentelijk. Op hun best zijn ze boeiend in hun gelaagdheid. En op hun slechtst zijn ze saaier dan het telefoonboek van Amsterdam."

Er valt stilte. Even.

"Als dat klopt, zagevent, dan hou ik van de Zuidamerikaanse schrijvers", zegt Dichter, "die schrijven zoals die machtige Amazone, kronkelend, onstuitbaar, meanderend, smal en hevig stromend, breed en loom duwend, lang en omstandig, rijk."

Boerken zucht en klaagt dat het toch wel niet te geloven is waaraan die oude Zagevent en die jonge Zeurpiet hun aandacht besteden en waarmee ze hun tijd doden en hij vloekt en miljaart en tiert dat het maar blijft regenen.

"Misschien hadden de Maya's gelijk", zegt Dichter dan, "We denken: het einde van de wereld? Haha, lekker niet. Maar wat als 21-12-12 nu eens het begin was van het einde. De dag waarop de wereld kantelt. Die dag waarop we het point of no return bereiken. Die dag waarop we als mensheid zoveel hebben ingegrepen in de wereld en de natuur, dat die vanaf nu versneld kapot gaan en we niets meer kunnen doen."

Meisje kijkt naar buiten. Het is Kerstdag en het waait stevig en het blijft regenen en het is warm.

maandag 24 december 2012

Kerstdag



"Een heel Gelukkige Kerst, klootjesvolk", bromt Knorpot en hij kapt een glas wijn half naar binnen en half over zijn witte hemd dat nu diep rood kleurt alsof iemand hem in de borst heeft geschoten en hij klopt Boerken op de schouder en daarna kust hij Meisje op het voorhoofd en ook Dichter. Met zijn aangeschoten hemd nat van rode wijn tegen zijn lijf geplakt, steekt hij de straat over en hij laat zich opvreten door de stad.

Het is stil en Boerken en Dichter en Meisje staren naar de vlammen van de open haard en ze zeggen niets. De avond dwarrelt omlaag.

zaterdag 22 december 2012

Het slipje en de vlam

De straat blinkt. Het blijft regenen. De weg is glibberig. Zakenman stuurt zijn bolide iets te scherp en te snel een bocht in en voelt hoe de auto over de voorwielen weg schuift en hij mist op een haar na de stoep.

"Tijd om mijn banden te vervangen", denkt hij en hij rijdt verder. Voorzichtiger. Onze grenzen worden ons vaak ingegeven door recente gebeurtenissen.

Zakenman zakt diep weg in gedachten en rijdt op automatische piloot naar huis toe.

Hij schenkt goede Rode Wijn, gaat liggend zitten of zittend liggen of iets van die aard -Dichter zou er ongetwijfeld iets op verzinnen- en sluit de ogen. Uit de klankkasten die voor hem staan knalt hard zachte muziek die lieflijk is en dromerig en warm.

Hij sluit de ogen en zakt weg in nergens en nooit. Hij zwermt uit naar ergens en ooit en dan naar overal en altijd. Tenslotte komt de slaap en die veegt alles weg.

Hangend aan een draad. In het vuur. Om een vlam te grijpen.

Het dode beest


Het vuur in de haard is fake maar het vuur in de woorden die waaien tussen mensen is heftig en gevaarlijk. Boven hun hoofden waakt het beest. In hun glazen parelt de wijsheid dat alcohol de pijn laait en niet blust en de lust laait. Het beest is dood. Tegen de stad aan kruipt de Trage Stroom en de avond legt zich te slapen als een donker deken. In de spiegel van de ramen spiegelen zich beelden maar de woorden vervagen en laten zich vangen in de spinnenwebben van het geheugen. Het ijs is glad.


Bonnie and Clyde

Zacht als zijde en koel als een bries, ze beweegt alsof het haar niet kan schelen, je kan wel huilen, ze kent niet eens je naam. Je hart klopt als een metrostel op hol en je wil gewoon doodgaan. Duizend en een flikkerende kaarsjes. Vuur.
Ze komt uit de regen gewandeld blauw als ijs en lust. Je wil gewoon sterven. Haar zien, aanraken en dan sterven. Miljoenen kaarsjes die flikkeren in de bries.
Bij de Oever
Van de Trage Stroom
Daar waar de boten varen
Waar je heen gaat om er alleen te zijn
Waar je de zon wil zien opkomen
Bij die Trage Stroom
Jaren die je niet terugspoelen kan
Ik weet niet waarheen
Ik loop nog steeds daar
Verloren
In jouw wereld
Ik steek de haard aan
Jij schikt de bloemen in de vaas
Die je kocht vandaag
We staren in het vuur
Urenlang
En ik luister naar je lieve fluisteren
De hele avond lang
Woorden alleen voor mij
Voor mij alleen
Vlij je tegen mij en laat je hoofd even rusten
Alles is goed nu
De avondzon schijnt zonneschijn
door het open raam
Enkel voor jou
Voor jou alleen

Bonnie and Clyde

Met dank aan mijn iPod en het toeval.

Maya's , budgetten en De Waarheid. En een Engel.

"Elk jaar weer opnieuw maken miljoenen managers over de hele wereld weken en maanden aan een stuk, budgetten op die gebaseerd zijn op prognoses die zo trefzeker zijn als de kalender van de Maya's. Ongelooflijk veel tijd van ongetwijfeld heel verstandige mensen wordt verspild aan het invullen van veel hokjes en kotjes in een groot en omslachtig formulier met allerlei formules en dat allemaal om te verdoezelen dat wat ze doen lijkt op Madame Soleil op de kermis die in haar glazen bol staart en evenveel kans op succes heeft als dat lotto formulier dat je elke week opnieuw invult tegen beter weten in. Een klok die stilstaat wijst tenminste 2 keer per dag het juiste uur."

Knorpot haalt even adem en drinkt gulzig van de rode wijn en gaat door:
"En het gaat verder. Want al die milkoenen budgetten en voorspellingen komen in de meeste gevallen niet uit en dan gaan diezelfde miljoenen managers over heel de wereld allemaal over tot een volgende onzinnig ritueel: dat van het analyseren van de kloof tussen de realiteit en hun voorspellingen en hoe dat dus komt en wat ze eraan kunnen doen en dan bedenken ze kleine voorspellingen op korte termijn. Ze voorspellen niet meer dat de wereld zal vergaan op 21-12-2012 om 21:12, maar wel dat het morgen zal regenen. Dat is wat managers doen: maanden tijd en energie verspillen aan budgetten maken en dan de rest van het jaar tijd en energie verspillen door er achter te komen waarom die voorspelligen niet uitkomen en hoe dat komt.
En nu komt de kat op de koord: het zijn de mensen, natuurlijk. Mensen hebben de schuld. Altijd. En dus verspillen niet alleen managers hun tijd met het voorspellen van de toekomst, neen, ze laten alle werknemers deelnemen aan dit onzinnige spel. Iedereen moet zijn deel van de voorspellingen doen en om te camoufleren dat het om glazenbolkijken gaat, worden die voorspellingen 'beloftes' genoemd, wat een ronduit schandalige leugen is, maar ook een geweldige stok om de hond mee te slaan.
Miljoenen managers wereldwijd verspillen tijd en energie aan het bij elkaar sprokkelen van de 'beloftes' en die gieten ze dan in budgetten, die geen voorspellingen meer zijn, want beloftes worden nagekomen, toch? 'Belofte maakt schuld', toch? Wie breekt nu zijn of haar woord? En zo wordt, door vals woordgebruik, een voorspelling omgetuned tot een belofte en hebben de managers honderden miljoenen zondebokken die hun beloftes niet nakomen en halen ze de zweep boven en bestraffen ze wie zijn of haar belofte niet nakomt en vergeten ze die weinigen die geluk hadden en bij wie de belofte gewoon gebeurde (de klok die twee keer per dag het juiste uur aanwijst) en belonen zij de lucky bastards die hun belofte overstijgen.
Maar runnen die managers een business? No way.
Ze verspillen tijd aan zaken die weinig relevant zijn. Een business groeit enkel op door zin voor ondernemen, op goede ideeen, op try and error, op lef en durf. Op flexibiliteit. Op de durf een ingeslagen richting te vergeten en een andere uit te gaan. Op het geloof in mensen en hun initiatief. Nooit op vakjes en hokjes en nooit op lange processen van onzinnig voorspellen en mensen dwingen tot beloftes die ze niet kunnen beloven."

Zakenman kijkt Knorpot aan, die zich een nieuw glas wijn inschenkt en zegt: "Dat is jouw visie, oude. Ik maak budgetten. Ik maak doelstellingen. Ik analyseer waar we afwijken en wat we eraan kunnen doen. Ik vind die flexibiliteit wel mooi, maar weinig realistisch. Ik moet de cash flow in de gaten kunnen houden en beheersen en de kosten en de inkomsten. Ik heb houvast nodig. En dus budgetten. Maar ik snap je wel."

Boerken, die weinig zegt meestal, zegt nu enkel: "De waarheid zal wel in het midden liggen, zeker?", in een flauwe poging de spanning tussen de Oude en de Gladde wat weg te halen.

Dichter kijkt Boerken aan en zegt dat dat een stomme uitdrukking is, dat de waarheid in het midden ligt, "Er is niet De Waarheid. Er is mijn waarheid en de jouwe en die van Zakenman en die van Knorpot."

Er valt stilte en dan zegt Dichter: "En die van Stil Meisje is altijd De Waarheid, want zij denkt niet in Tijd en Ruimte en Gisteren en Morgen. Zij is Eeuwig Nu en Overal."

Boerken zucht en mompelt dat Dichter zot is en zot van haar en denkt dat ze een Engel is en dat dat zijn denken mistig maakt.



vrijdag 21 december 2012

Meisje en het Eeuwige Nu


"Vandaag is de dag waarop dat deel van de wereldbevolking dat de luxe heeft om niet aan overleven te moeten denken, elke dag weer opnieuw, collectief lacherig doet over die Maya kalender en het einde van de wereld. Ik lees de onnozelheden en flauwe grappen en andere spitsvondigheden, die soms erg stomp zijn en ik lees vooral tussen de regels en daar zie ik iets dat op twijfel lijkt. 'Het zou een keer waar moeten zijn'. Ik observeer de westerse mens en bekijk dus ook mezelf."

Knorpot zwijgt en drinkt van zijn espresso.

Dichter vraagt hem of hij een goed leven gehad heeft, als het nu zou gebeuren. Knorpot opent de mond en lange zinnnen bouwen zich in zijn hoofd en hij zegt dan enkel "Ja".

Daarna gaan ze naar buiten. Het is de donkerste dag van het jaar en de polder blijft half duister. Het miezert. De lucht is grijs en laag. Ze gaan op de dijk zitten, op de bank die daar staat. Achter hen de Trage Stroom en voor hen de polder. Boerken, Stil Meisje, Knorpot en Dichter. Ze wachten op het einde van de tijden. En op Grijze Filosoof met mooie zinnen en op Buurmans met goede wijn en op de golf.

"Misschien is dit enkel het einde van de Tijden", zegt Dichter, " En gaat iedereen nu leven zoals Meisje: zonder verleden en zonder toekomst, in een eeuwig Nu."

Meisje zwijgt en Knorpot mompelt iets van een Engel en dat het dan niet moeilijk is om geen tijd te kennen.

Ergens tikt de tijd verder.

donderdag 20 december 2012

Ongerust

Droeve Dichter komt uit de badkamer en Boerken en Knorpot staren hem aan alsof hij een geest was, zo bleek en gegroefd is hij, en ze vragen hem wat er scheelt en Dichter vertelt dat hij vandaag tot twee keer toe dacht dat Stil Meisje iets vreselijks overkomen was en dat hij niets kon doen, machteloos was en zich zo voelde en wanhopig ook en dat hij zich tenslotte ook schuldig ging voelen. "Twee keer was het niet zo", zegt hij stil en droef, "maar het gevoel was tastbaar als marmer."

Knorpot snuift luid en gromt dat Dichter begot denkt dat hij God is en dat alles wat mensen overkomt, zijn schuld zou zijn en dat dat behoorlijk onbescheiden is en ronduit stom.

Dichter knikt en buigt het hoofd en Boerken lacht vals en vraagt waar Stil Meisje dan wel is.

woensdag 19 december 2012

Ziel

Dichter zakt onderuit in het warme water van een bad in een huis in een polder in een stad in een land bij een Trage Stroom en zakt onder water en wast de haren. Hij spoelt niets weg en het water is helend en laaiend. Soms is het beter de dingen niet weg te wassen.
Dichter sluit de ogen en is Zakenman in een stad in een land die buiten het harnas heeft achter gelaten en die onbewust open en bloot naar binnen gestapt is, weerloos als een ontwapenend kind en even onbevangen. Ontmoeten is wat het is.

Boven hen hangt een reusachtige kop en het beest is dood en ze praten over fotografie en schrijven en koken. Dat dat telkens hetzelfde is. Je trekt de koelkast open en kijk in de kasten en met wat er rest, maak je een gerecht dat de smaak prikkelt en dat doe je ook met licht en schaduw en lijnen en vlakken en kleuren en spanning en kader en met woorden en wit en volgorde, punt en komma.

"Ze zeggen dat ik een oude Ziel heb", zegt ze stil en ze nipt aan de champagne die hij zo gulzig naar binnen giet, "maar die gedachte vind ik niet zo fijn." En Zakenman zoekt wanhopig naar hoe Dichter dit zeggen zou en hij hakkelt en kabbelt en struikelt over woorden die hij niet uitspreekt en verdwaalt in de stiltes er tussen, dat haar ziel een jonge ziel is,eeuwig jong, als een eeuwig moment, maar die lekker mooi is door krassen en korrel en kerven en de resten van rijke levens.

"Het water uit de bron is eeuwenoud", zegt hij, " en sprankelend zuiver en vers." Ze nipt van haar champagne en kijkt naar de bizon.

Mist in december

De mist was hardnekkig die dag en de laag wolken was dik en kleurloos grijs en de dag sloop dus donker voorbij als de schaduw van een hongerige kat. Er stond geen wind, die dag. De bomen stonden als gefotografeerd. Hij ademde diep en de kille klamme lucht reet de longen aan flarden.
Op de dijk langs de Trage Stroom staat een reiger, als een beeld van donkere steen.

"Het is 's morgens alsof het avond is, maar dan minder gezellig", fluistert iemand langsheen het gras in de polder en de woorden wemelen tussen de polulieren en zweven dan weg over de Trage Stroom naar zee waar ze uitdeinen in een verhaal dat nooit cirkelt.

Droeve dichter neemt de woorden en betast ze en proeft ze.


maandag 17 december 2012

Fotograferen is gedichten schrijven

'Foto's?' vraagt Zakenman, 'ik dacht dat jij een Dichter was?'

'Schrijven en fotograferen zijn nauwe bloedverwanten, mijn beste onwetende ziel. Het gaat over het ordenen van de dingen. Het gaat over context en samenhang en samenspel. Het gaat over simultane wereld en complexiteiten. Over harmonie. Lijnen. Kader. Het is kwestie van kijken en willen zien. Iedereen kent de woorden en iedereen kan die achter elkaar aan zetten. En toch...'

Zakenman zucht, kijkt op zijn horloge en zegt dat ze laat zijn voor de volgende afspraak. Zakenman trapt het gaspedaal diep en de snelheidsmeter gaat naar de 180.

Op een brug over de snelweg schreeuwen lelijke gele silhouetten hen toe zonder woorden. Heel even. Dan flitsen ze onder de brug door, Zakenman en Dichter en de afstand tussen hen in.

Fotografie

Zakenman opent de ogen en Dichter die naast hem zit vraagt of het beter gaat en Zakenman grijnst alweer en kijkt rond en zegt dat Vlaanderen toch zo lelijk is.

'Geef me je iPhone', zegt Dichter, 'ik zal je laten zien dat schoon of lelijk niet in de dingen zit, maar hoe je het zien wil. Alles is kwestie van lijnen, licht en donker en kader. Geef me 5 minuten. Ik ben zo terug.'




















Zeepbel en Gorki

Strakke Zakenman zit in zijn gladde bolide langs de kant van een kanaal. Links van hem een of andere fabriek, rechts het water en voor hem een rij knotwilgen en op de radio Luc De Vos die onnozelheden zingt.

Zakenman sluit de ogen en legt het hoofd even in de nek. Hij is moe en de zon valt warm door het rechterraam naar binnen. Zakenman voelde even hoe hij uit zijn lichaam gleed, hoe zijn hart leek te ruisen en hoe de wereld ineens vernauwde en openknalde als een zeepbel. Hij duwde de rem in en ging langs de kant staan. Het verloren gevoel wijkt en de rust komt weer waar zinderende onrustigheid woekerde even.

Langs een kanaal in een stad in een land in een auto zit een man met de ogen dicht in een lijf dat heel even alle controle kwijt leek.

In een fractie zit een heel leven.

zondag 16 december 2012

Echt gezellige kerst!

Knorpot komt binnen in het Donker Kot waar het echt donker is, trekt zijn laarzen en zijn jas uit en gaat op de tast in de keuken om er een Duvel uit te schenken, ongevraagd, en gaat dan verder het huis in, waar Stil Meisje en Dichter gehuld in stilte en duister en vurig rood kleurend en verwarmd door de vlammen, zachtjes voor de haard doezelen en rode wijn drinken in grote bolle glazen met kleine proevende teugen.

Knorpot zet zich bij hen en ziet dan aan het andere eind van de kamer, in het duister, Boerken zitten op een stoel, met een jeneverfles tussen de voeten. Zwijgend.

Knorpot legt de voeten op de bank, zoals hij altijd doet en zoals ook zijn vader en grootvader dat doen en deden: de voeten hoog leggen. Dichter merkt dat Knorpot dikke sokken draagt waarop aangegeven is welke de linker en welke de rechter is en dat Knorpot twee sokken draagt met een 'R'.

Dichter ziet alles. Dichter ziet te veel.

Woorden ontstaan altijd uit beelden en beelden ontstaan uit kijken en uit kijken vloeit zien. En Meisje ziet ook wat hij ziet, want stilte groeit uit het wit tussen woorden en de leegte tussen beelden.

Knorpot kijk rondom zich en grijnst tevreden.

'Godzijdank. Oef. Ik kan niet begrijpen dat er nu in honderdduizenden huiskamers moedwillig omgehakte dennebomen staan te sterven, gehuld in rode en zilveren en gouden ballen en blinkende slingers en lichtjes bij duizenden. Alsof we primitievelingen zijn. En dan die stallekes met ossen en ezels en kindekes Jezus, al die onnozele vertelselkes verpakt in kinderlijke kitsch. Kaarsjes en theelichtjes en engelengekweel op CD's uit de Leenbakker of de Hema en voorspelbare hohoho films vol vals sentiment en gezochte tranen op tv. En dan honderd keer tegen elkaar zeggen hoe gezellig het wel is, want als je het geen honderd keer zegt, zou het wel eens kunnen opvallen dat dit eigenlijk niet gezellig is, maar gewoon gekunsteld en dus per definitie nooit gezellig, want niet echt en echt is...'

Dichter staat op, gaat naar de kelder en komt terug met een kleine plastieken kerstboom en dito stalleke en zet die naast de haard en stopt de stekker in het stopkontakt en de lichtjes flikkeren mooi ritmisch een soort SOS signaal.

'En zwijgt nu en drinkt uw Duvels en wordt zat, maar zeurt zo niet, oude zagevent', zegt Dichter en Meisje lacht stil en Boerken gniffelt en kapt een jenever binnen.

'Gezellig', gromt Knorpot en hij neuriet een kerstlied en ze barsten in lachen uit.

Meisje staat op en haalt een fles champagne en kristallen glazen.




Bombay Gin


Denk je het te weten?
Denk je je helden voor spoken te kunnen ruilen?
Asse voor bomen?
Hete lucht voor een koele bries?


Iemand staat in brand en geeft me de hand en ik zet mijn zonnebril op want de toekomst is veel te schitterend en koel als lucht, wil je huilen, ze weet het niet, je hartslag is een zilveren trein en je wil sterven, wil je.


Bombay original gin.




Dichter en het Serpent


Droeve Dichter schrijft zich tot Dichter en met die woorden schrijft hij zich en een leven dat begint bij het eerste woord en dat eindigt net voor het finale punt dat de Dichter achter de woordenzee zet.


Daarvoor en daarna was er niets dan wit en stilte en leegte en de adem die dacht geluid te worden en het beeld dat niet bestaat zolang het niet gedacht wordt en het woord dat niet is zolang niet geschreven. De zee bevroren en verdampt. De angst bezworen in de draaiklok van het leven en het leven bezworen in diepe slaap en de dromen die de nacht bewaken.

Dichter wandelt langs de Trage Stroom en er is zon en de hemel kleurt licht blauw en is van glas en Dichter is omzichtig want glas is breekbaar. De Trage Stroom is een kruipend serpent onderweg naar zee door dit vlakke land.

De noen is een roestig mes. Het gras is van metaal. De lucht is van glas. De stroom is een serpent. De zon is een schaduw. Dichter sluit de ogen en wacht.

Bijna smaakt bitter


Boerken loopt in de stilte van de ochtend langs de weides en ademt de lucht die fris is maar niet bijtend en die vochtig is maar niet mistig en het gras is grauwig groen en de modder bijna zwart en de hemel is grijzig en Boerken merkt niet dat de dingen vandaag bijna zijn en niet helemaal want zelfs de stilte is niet volkomen.

Boerken ziet hoe de paarden aan de bomen hebben geknaagd en hoe de schors bijna is weggevreten. Boerken geeft de paarden water dat hij aandraagt in emmers tot de drinkbakken bijna vol zijn. Bijna. Boerken smaakt het woord en het smaakt bitter.

'Ik lust die woorden niet', denkt Boerken, 'ik ben niet als Dichter, die met woorden gerechten maakt en die dan te eten opdient.' Boerken denkt dit niet. Dichter legt hem woorden in de geest. Boerken geeft de paarden water. Punt.

De stad sluipt om de weides als een hongerige wolf. De weides houden stand, maar ze brokkelen en barsten en scheuren.

Boerken stapt op de dijk en ziet er Knorpot staan. Hij steekt de handen diep in de zakken, trekt zijn hoed diep over zijn kop en recht de kraag van zijn oliejas. Hij gaat tot bij Knorpot en ze hullen zich in stilte. De Trage Stroom vertelt lange verhalen.

zaterdag 15 december 2012

Dichter meet de zee

Dichter staat bij het strand en meet de zee met een meetlat. Niemand ziet het. Hij weegt en wikt zijn woorden. Onmetelijk. Zoals stiltes tussen woorden. En tussen mensen.

donderdag 13 december 2012

Zakenman is alleen.


Zakenman heeft zich in het veel te grote bad laten glijden in een witte high tech badkamer in een hotel in een stad in een land en doezelt weg. Hij heeft zich even ontdaan van het dunne laagje krasvrij Tefal dat de Droeve Dichter in hem verborgen houdt en het ademen beneemt en ook van de dikke lederen huid van de Oude Knorpot die hij aan het worden is. Liggend in het bad met de ogen gesloten ontsnapt hij aan de jaren en de inslagen op zijn ziel dwars doorheen het gewapende beton en het Tefal en de lederen huidplooien van de Oude. Hij ontsnapt en plooit zich in een andere vouw. Die van tijd en ruimte. Heel even is hij er niet en is alleen hij er.
Het water is warm. Zijn hart bonst diep en hoog. Zijn adem is licht en zwaar. Hij is er niet. En hij is alles. Hij is alleen.


Hij schrijft. Op Blackberry.

dinsdag 11 december 2012

December en de uren

De Hemel is laag en grijs en zwaar met zwarte regen en de wind blaast vanuit het Noorden de vrieskou langs onze kraag en onze mouwen in onze warme jassen en we bibberen en beven en we klagen en we zagen en onze gedachten zijn als een bokaal knikkers en onze woorden smaken naar stilstaand water en onze ogen voelen als schuurpapier en onze huid is broos als dun en oud glas en we verzinnen woorden tot zinnen en we verwoorden de zin van ons bestaan in stilte en we zwijgen urenlang omdat we niets te zeggen hebben en de wind ontvelt ons denken en we grazen het schrale gras en we drinken uit de beken en de polder groeit tot aan de populieren en daarna zwijgen de bomen en de Trage Stroom tekent met vet pastelkrijt op wit papier dat we gemaakt hebben van malse bomen die omver geblazen werden door de wind en die loskwamen uit de vette poldergrond om te gaan liggen als golfbrekers in de Grijze Zee van het Noorden, woest en ontembaar en roepend en gillend en bulderend en genadeloos en daarna was het stil.

In de lobby van een hotel in een stad in een land drinkt iemand thee met verse munt en gaan de uren voorbij.

vrijdag 7 december 2012

Het gapende niets


Dichter tekent zichzelf in woorden en in een zin meteen ook Boerken en Knorpot en dan zet hij een punt. En in een volgende zin schrijft hij Meisje.

Zakenman, die in een volgende alinea komt aangereden in een grijze en grijnzende Duitse bolide, merkt niets van dat alles, als gewoonlijk en ratelt maar door over business plannen en modellen en routes to market en sociale netwerken en digitale marketing en de anderen vluchten in het woord Anderen en dichter sluit de alinea.

De Anderen plooien open en lezen elkaar en sluiten het Meisje mee in hun zinvolle bestaan, ook als is ze een Elf en praat ze andere woorden die meestal klinken als stilte. Ze twijfelen. Luistert ze? Of praat ze in een taal die wij niet horen kunnen, die klinkt als de wind. Dichter schrijft het Ruisen van de Wind en wint.

Niemand leest verder na het punt want daar gaapt het niets.


woensdag 5 december 2012

Knotpot en God

"Ik herinner me", zegt Knorpot, Duvel drinkend als was het limonade,"Dat in het eerste leerjaar wij een leraar godsdienst hadden. Het woord godsdienst. Kun je je dat voorstellen? Je kon kiezen: Zedenleer. Dat was iets voor die 2-3 ketters in de klas die alleen maar dingen leerden over sex sex en sex, terwijl de 27 anderen, "God dienden." Ik was bij de meute. Mijn ouders waren verstandige mensen, maar ik diende in God te geloven en in het Eeuwig Leven en Schuld en Boete en het Vagevuur en de Hel en Schuld en Zonde en Boete. Hadden ze al die jaren wijsheid verworven om hun kinderen te laten geloven in schurftige sprookjes. Soit."
Knorpot haalt diep adem, gaat naar de keuken en opent een Duvel en giet die in het Duvelglas en spreekt.
"Lang Leve de Duvel. Ik heb die onzin als kind nooit kunnen geloven. En ik herinner me dat in dat eerste leerjaar wij het geweldige verhaal kregen dat Jezus aan het kruis genageld werd. Omdat zijn vader dat zo wilde. Opdat wij mensen verlost zouden worden. Als ik op zaterdag honger heb en frieten ga halen, denk ik vaak: God, verlos deze mensen. Maar soit, dat was het niet. Jezus hing aan het kruis te sterven omdat zijn almachtige pa die de zon en de aarde en de oceanen en de kakkerlakken had gemaakt en Eva en sex, dus en het daarna had verboden omdat hij het zelf niet hebben kon, en haar ook niet, dat die almachige dus, besloten had dat zijn onnozele zoon sterven moest, gemarteld en wel, om ons, mensen te bevrijden. Pervert, dacht ik. En de leraar vertelde dat er naast die arme Jezus nog twee mensen aan het kruis hingen dood te gaan. Ik vond er niks aan. De ene vroeg vergiffenis en de andere niet. En ik dacht: so what? Al sprak ik nog geen Engels. Soit. Soit. Soit. Ik denk dat ik toen de keuze maakte. Of ik word Katholiek en Paus en ik stop deze nonsens. Of ik word niet Katholiek. Ik besloot al snel dat je om Paus te worden Latijn moet kennen en Italiaans en behoorlijk corrupt moet kunnen zijn en politiek onderlegd. Ik bezit twee van de eigenschappen, maar was te lui om Latijn en Italiaans te leren."

dinsdag 4 december 2012

Moe

"Mijn hersens geven het op", zegt Zakenman in zijn strakke pak en zijn ogen staan dof en zijn huid is slap en grauw,"Ik ben moe en werk te hard en te lang en mijn lijf geeft me al langer te kennen dat het op is. Ik heb hartkloppingen en mijn hersens draaien vast."

Niemand luistert en morgen is een nieuwe dag. Helemaal alleen.

zondag 2 december 2012

Knorpot en het huis

Knorpot ligt in bad in het huis dat ongeveer tien jaar ouder is dan hijzelf, beseft hij morrend en knorrend in het veel te hete water. Hij voelt zich thuis in dit huis dat eerst het zijn niet was, het Hunne niet en waar hij zich nog steeds vergist met de schakelaar en dat nog steeds niet alle geheimen heeft prijsgegeven. Een oude koppige dame.
Het huis is grondig gerenoveerd toen Knorpot een tiener was en hij verbaast zich over het comfort en beseft dat het huis haar tijd ver vooruit was. Als een dame van Haar stand past: uitdagend avant-garde. Ze daagt hem uit.

Hij ligt in het bad dat de kleur heeft van aarde en waar de kasten hevig roze-oranje blinken en de vele spots de jaren zeventig design uitlichten. Hij durft Haar amper aan te raken.

Hij ligt in bad en sluit de ogen. Hij verdwijnt.

Fles water

De avond is een schroefdop en de tijd zit in de fles en iemand staat op en wenst te drinken, gulzig de dorst lessend. De avond is een stilte gesloten in een klok die stilstaat.

Meisje is als water

Meisje zakt onderuit. Het water is helder en lauw. Ze wast de haren met zeep die ruikt naar Kamille. Ze gaat in het water liggen, diep en ze houdt de adem in. Het fluisteren van de wind langsheen de Trage Stroom verstomt even. Meisje komt boven water en drinkt de geurige thee die in een klein glaasje op de badrand staat bij een klein kaarsje dat zachtje flikkert als ze haar hand beweegt naar het kleine glaasje thee.

Meisje leest hun woorden diep in gedachten. Ze hoeft ze niet te lezen. Ze hoort ze. Voelt ze. Weet ze. En de woorden leven in haar.

Meisje is als water. Helder en helend.

Boerken is stilte

Vannacht regende het hevig dun ijs dat 's ochtends wit glazig in de weides lag te smelten. Het regende lang en hevig. In de hemel rommelde een Decembers onweer.

Boerken loopt door de weides die zompig zijn en zwart bruin van de diepe modder. Met de Landrover rijdt hij gravend en schuivend door de polder, dwars door de velden en de weides. Zijn vingers verkleumen en de kou sluipt tussen zijn rug en de oliejas omhoog.

Boerken geeft eten en hooi en water en leeft in stilte. De stilte draagt hij bij zich. Rond de polder sluipt de stad. Ze is bang van de polder vandaag.

Boerken zet de paarden een na een op de weide, pratend, en mest de stallen uit.

Boerken is stilte.

Dichter in bevroren zinnen

Droeve Dichter zit aan de bleke verweerde tafel van ruw hout. Die stevig is als de stam van een boom en ruw als de schors en waaraan mensen kunnen zitten als de takken aan de stam met hun verhalen als bladeren en het ruisen van de wind fluisterend in hun woorden. Waar hij met het Stille Meisje thee drinkt met blaadjes uit China of witte wijn en waar hij rode wijn drinkt, smossig en morsig en gulzig als de Droeve Dichter hem bewoont en waar Knorpot Duvel drinkt en waar Boerken jenever drinkt uit om het even welke glazen en desnoods aan de fles alsof het water zou zijn en waar Zakenman met hun allen meedrinkt, want hij is wat hij is: een kameleon.

Dichter zit aan de verweerde tafel en schrijft traag een paar woorden. De avond lepelt traag en hij eet de zinnen langzaam. Het witte blad wordt vol geschreven met leegtes en zwarte woorden en zinnen en soms beelden in zinnen bevroren voor wie ze leest.

Zakenman baadt in woorden

Ergens in een stad in een land ligt Zakenman in bad en hij schrijft met twee duimen die krom staan en pijn doen op zijn vertrouwde Blackberry Curve die hij ondanks iPhones en Nokia Windowsphones, nog steed niet kan missen. Klein en handig. En met een toetsenbord met echte toetsen...

Hij ligt in bad te baden in heet water dat geurt naar kamille en lavendel en dat sopt en dat mals voelt. Hij ligt te baden in het warme water en het felle licht en hij schrijft met zijn Blackberry om het eeuwige malen in zijn hoofd even te stelpen door de traagheid van de handelingen en de inperkende kracht van woorden.

Hij gaat onder water en baadt in de stilte van het water. Hij sluit de ogen en baadt in de stilte van het zwart. In zijn hoofd ruisen de dingen en de wereld en zijn gebeurtenissen verder en weven de beelden en herinneringen en gedachten zich steeds vaster in elkaar.

Zakenman is stil. Hij ligt in bad. Hij baadt in woorden.

woensdag 28 november 2012

Waarheid



"Je bent goed met woorden", zegt iemand mij en ik weet niet wat zeggen omdat ik toch niet zo goed ben met woorden en zeker niet in woorden. De woorden vinden mij soms en ik laat ze betijen en dat voelt goed.
Soms komt ook de waarheid me aanwaaien. Door toevalligheden. Ze is soms confronterend, omdat ze haaks staat op wat je te horen krijgt van mensen. Wat is dan de waarheid? En vooral: wat ben je ermee? Soms wil je iets geen leugen noemen. Soms hoop je dat wat je komt aanwaaien onwaar is.

Moet de lakmoesproef dan echt?

Het zit in mijn aard.



Dichter praat stil en bijna prevelend. Zijn woorden zijn als malse regen. Buiten glijdt de volle maan van oost naar west, als de zon.

maandag 26 november 2012

Three Days In Rome (Deel Twee)



I read your book
And I find it strange
That I know that girl and I know her world
A little too well

And I didn't know
By giving my hand
That I would be written down sliced around passed down
Among stranger's hands

Three days in Rome
Where do we go
I'll always remember
Three days in Rome

Never again
Would I see your face
You carry a pen and a paper and no time and no words you waste
Oh you're a voyeur

The worst kind of thief
To take what happened to us
To write down everything that went on between you and me

Three days in Rome
And I stand alone
I'll always remember
Three days in Rome

And what do I get
Do I get revenge
While you lay it all out
Without any doubt

Of how this would end
Sometimes it goes
Sometimes we come
To learn by mistake that the love you once made
Can't be undone

Three days in Rome
I laid my heart out
I laid my soul down
I'll always remember

Three days in rome


"Waarom geef je me die tekst?" vraagt Dichter aan Knorpot en de Oude grijnst.

Ze zitten samen in de keuken en drinken Thee en Duvel en de nacht sluipt naar binnen en met de nacht de noorderwind en de winter.

"Daarom mag je nooit over echte mensen schrijven," zegt Knorpot, "Omdat je onschuldigen kwetst en hun gevoelens gebruikt. Misbruikt."

Dichter wacht en zegt dan zacht dat hij zelf niet eens echt is en Knorpot al evenmin.

In hemel zit een barst.

Pfaff, Jobs en Crow en Rome




Oude Knorpot komt het Donker Kot binnen en gooit een blad op tafel waarop een tekst staat die hij van internet heeft gehaald en heeft geprint.

"Ooit kende ik iemand die in de muziekindustrie werkte, toe die nog was wat die was voor Steve Jobs in zijn zwarte trui de wereld veranderde en stinkend rijk dood ging zoals elke mens dat eens doet. En die kerel kende niets van muziek en bij uitbreiding, van de wereld, tenminste, zo leek dat, hij was stil en bleek en kleurloos, maar in zijn garage stond een exclusieve Porsche met zoveel PK en zo'n stugge koppeling dat hij er bij regen niet durfde mee te rijden.
Op een avond nam hij me mee naar Brussel en we namen een onbekend zangeresje uit eten. Ze was klein, niet echt aantrekkelijk met haar te grote mond en te lange kin en ze had een jetlag en pukkels. Ik hield niet van haar accent en vond haar leeg en dun. Na het eten zakten we terug af naar haar hotel in het centrum en bij de bar dronk ze witte wijn en vertelde een schrijnend verhaal wat me wel wist te raken.
Later schreef ze dat verhaal in een van de mooiste songs die ik ken."

Dichter leest en herkent:

I read your book
And I find it strange
That I know that girl and I know her world
A little too well

And I didn't know
By giving my hand
That I would be written down sliced around passed down
Among stranger's hands

Three days in Rome
Where do we go
I'll always remember
Three days in Rome

Never again
Would I see your face
You carry a pen and a paper and no time and no words you waste
Oh you're a voyeur

The worst kind of thief
To take what happened to us
To write down everything that went on between you and me

Three days in Rome
And I stand alone
I'll always remember
Three days in Rome

And what do I get
Do I get revenge
While you lay it all out
Without any doubt

Of how this would end
Sometimes it goes
Sometimes we come
To learn by mistake that the love you once made
Can't be undone

Three days in Rome
I laid my heart out
I laid my soul down
I'll always remember

Three days in rome


En Dichter dacht vroeger: 'Daar is die Oude weer met zijn straffe verhalen over bekende mensen en exotische reizen, maar ik geloof er geen snars van.'

Maar Zakenman, die van wantrouwen zijn tweede natuur heeft gemaakt, verzekert Dichter dat hij telkens weer versteld staat, maar dat Oude Knorpot ze inderdaad allemaal kent, en zij hem. Dat als hij met de Oude op pad is, die wordt aangesproken en geknuffeld en gekust door beroemde doelmannen en kannibalistische wielerlegendes en Vlaamse zangers en zangeressen en acteurs en actrices en schrijvers en missen België en andere fotomodellen en bekende zakenmannen en en en en... Zakenman was eerst best afgunstig, maar hij zou geen zakenman zijn, als hij daar niet meteen een opportuniteit in had gezien en nu gebruikt hij Oude Knorpot om op plekken te komen waar hij nooit zou kunnen komen en om tot bij mensen te koen die hem anders geen blik zouden gunnen.

Dichter leest de tekst en blijft haken bij éen zin, die hem bij het horen van de song nooit zo was opgevallen, maar die hem nu kiekevlees geeft: To learn by mistake that the love you once made can't be undone.


Dichter prevelt iets van 'dank u, Ouwe Zagevent.'

En Knorpot gaat zitten aan de tafel en vertelt over Shanghai waar hij de taxi nam, met aan zijn zijde een Chinese die perfect Engels sprak en een Westerse die perfect Chinees sprak en dat de taxichauffeur een hele weg lang in zijn spiegel bleef staren, laverend doorheen het verkeer vragend of Knorpot echt geen 'famous moviestar' was. Uiteindelijk vroeg hij waar Knorpot vandaan kwam en toen die zei: 'from Belgium', liet de chauffeur zijn stuur los, maakte een duikende beweging met het hele bovenlijf en de beide armen naar een denkbeeldige bal, terwijl hij een kruispunt overstak en gilde 'Pfaff'.

"Echt waar", zegt Knorpot.

zondag 25 november 2012

Trage inkt


De Trage Stroom legt zich te slapen en is zilver in het licht van de maan en iemand wandelt over het water en praat in kabbelende woorden die klotsend tegen de dijk fluisteren en niemand hoort het waar het slib het water raakt en het water het slib dat zwart is als de inkt die naar zee stroomt.

Nacht


De nacht is een donkere luchtbel die langzaam open spat en daarna verdwijnt in het zwijgen van afwezigen.

Weemoed en woorden en beelden



In het Donker Kot schrijft Dichter verhalen aan de verweerde tafel en de woorden komen nergens vandaan;

Het is koud. De horizon is een grijze en kille veeg water waarin aarde en lucht in elkaar vloeien, de aarde kermt en kleumt. Het sneeuwt zachtjes.

Meisje ligt loom te doezelen in het duister van een huis.
Buiten klinken stemmen, maar ze kan de woorden niet ontwarren. Ze slaapt half en waakt de andere helft. Ze verdwaalt in haar gedachten. Ze verdwaalt in droefheid en weemoed die voelt als de dikke modder van de polders waarin haar voeten wegzakken, steeds verder.

Ze hoort hoe de Scheve Schilder met de gouden handen een beeldje snijdt uit een droge dikke tak, met een mes. Zijn bewegingen zijn snel en ritmisch. Nu en dan houdt het kerven op. Dan bekijkt hij het beeldje, weet ze. Vroeger keek ze mee. Soms zag ze een paard, soms een beer, soms een ree. Heel soms verscheen een meisje dat leek op haar en dan lachte hij verlegen. Dan was zij zo gelukkig.

Het staat op mijn ziel geschreven. Ik hoop dat het jouw gekerfde ziel wat heeft gepolijst.


Meisje wroet en worstelt en verdwaalt in zichzelf en de stiltes. Ze weet dat ze weet wat ze niet weten mag en zij weet dat de Schilder het weet en allebei zwijgen ze en praten ze er omheen en zwijgen het. Om elkaar niet te kwetsen. Ze kerven met scherpe messen diep in elkaars ziel. Meisje huilt en zou willen opstaan en het uitschreeuwen.

Gisteren, vanuit het raam, terwijl ze langzaam haar longen gelijkmatig diep vol en leeg pompte met de bevroren lucht, om zo het bonzen van haar hart te stoppen, zag ze hoe de Schilder en een ander meisje voorbij wandelden en ze hoorde hen praten.

Schilder beloofde het meisje een beeldje te maken. Van haar. Voor haar. "Morgen maak ik het", zei hij, "in het duister van de hut." Het meisje gaf hem een zoen op de wang. Het was een mooi beeld.

Ze had hem 's avonds trillend de vraag gesteld, of hij ooit iemand zou beloven een mensenbeeldje te maken. Ze zag aan zijn ogen dat hij wist dat zij het wist en meteen ook dat hij het nooit toegeven zou.

Breed lachend zei hij "Neen, ik maak alleen beeldjes van jou, van geen mensen. Jij bent een nimf, een fee, een Godenkind."

Ze wou hem zeggen dat ze het wist. Ze deed het niet.

Ze vroeg het hem nog een keer. Ze smeekte de Goden uit het Noorden en van de Zee en de Trage Stroom, dat hij het gewoon zeggen zou. Dan kon ze boos worden, of niet zelfs, ze wist niet eens of ze boos zou worden, ze wou alleen begrijpen, en dan konden ze huilen en het daarna vergeven en vergeten. Ze wou hem zeggen dat het toeval was. Dat het niet erg was. Dat ze gewoon samen wilde zijn, zonder de afstand die er nu ineens was.

Hij lachte opnieuw stil verlegen en in zijn blik verscheen iets dat leek op de bollende wolken net voor het onweer, de kille wind die ineens over de polders scheert in de zomer: "Neen, ik maak van niemand anders beeldjes en heb dat niemand beloofd. En laten we nu weer staren in het vuur en zwijgen."

In het donker van het huis huilt Meisje. Ze hoort de jongen snijden en kerven. Ze durft niet te kijken wat hij maakt.

Ze bedenkt dat het leven zo haar ziel kerft.

Het vriest in de polders. De horizon is een grijze veeg water waarin aarde en lucht in elkaar vloeien, en de aarde kermt stil.





Dichter schrijft een gedicht dat hij niet bedacht heeft, maar dat hij schrijven moet, om de woorden te proeven:

Ik heb je lief zoals je soms
Gelijk een gouden zomerdag bent
Nee nee nee
Ik heb je lief zoals je bent
Nee nee
Ik heb je lief zoals
Nee
Ik heb je lief



Knorpot komt erbij staan en zucht en zegt dat Dichter moet denken aan de zon. Dat als de zon er is op een warme lentedag, Dichter zich kan koesteren in de zon. Urenlang. En geen behoefte heeft haar de hele tijd aan te kijken en aan haar te denken. Dat hij pas merkt hoe weldadig ze is, als er een wolk voor haar glijdt en hij haar stralen mist. Hoe hij, als het nacht is, ook niet de hele tijd aan de zon moet denken en naar haar moet hunkeren, maar dat hij de maan heeft, die haar weerkaatst en de gedachte dat het weer ochtend wordt.

Het waait in de polders. De laatste bladeren waaien van de bomen. Met geweld.

Roversnest



Het plein is een meer. Een plas van kasseistenen die gloeien in de lage zon die nog steeds hitte spuwt. Er is geen wind. Een kwart van het plein, waar de mensen bij elkaar kruipen, ligt in de schaduw. Bij elke beweging glijdt warm en zilt zweet langs de rug naar beneden en dat koelt amper. Midden het plein staat in brons een machtig ruiter boven ons verheven op een massieve steen waarop zijn naam. Tegen de zon in kijk ik hem in het gelaat. Hij kijkt over me heen. Voor altijd.
De gebouwen rond het plein zijn hoog. Met regelmatige grote ramen. Boven onder de daken wonen duiven en mensen in zolderkamers. De duiven schijten op de machtige veldheer en strijken op het plein neer, als een hongerige bende plunderaars zonder god noch gebod, eergevoel of mededogen. De mensen onder de daken ontvluchten de warmte in hun kamers voor die de lucht laat koken en ze stoom ademend inwendig verbranden. Ze zitten in smalle stoeltjes op de kleine terrasjes voor hun luiken en kijken neer op de duiven, de toeristen, de veldheer en de kasseistenen die zinderen in het zware licht.
Ik loop om de veldheer heen en groet hem niet.

Iets lager dan het plein, verborgen in de gestolde schaduw en later in de donkerte van de avond loop ik een overdekte markt binnen waar het ruikt naar kleuren en geurt naar smaken en smaakt naar kleuren en het zoemt er van mensen en hun gesprekken. Ze eten en drinken en lachen. Het is zondagavond. Er zoemen airco's en er staan vernevelaars. Ik drink witte wijn en eet oesters en spreek mensen aan en verzuip me in de zee van de zoete chaos. Ik drink rode wijn en eet vlees en gamba's en inktvisringetjes en als mijn honger zwijgt, drink ik een laatste glas zware, bijna inktzwarte wijn.
Ik stap de nacht in die nog steeds koortsig warm is en verdwaal in de stad en in de bars.
's Nachts zit ik op mijn dakterras. Binnen zoemt de airco. Tegenover me ligt het grote park dat bijna een bos is en het is er stil. Ik drink water en lees een boek.

Ik leg mijn hoofd in mijn nek en sluit de ogen. Ik zit in de Sky-bar en kijk uit over de zee die een rivier lijkt hier en waarop honderden boten liggen en kriskras langs elkaar heen varen. Ik eet superieure Aziatische keuken en drinkt de beste Franse wijnen en bij een glas Talisker doven de lichten in de bar en start de lichtshow die langsheen de wolkenkrabbers op het eiland danst. Iemand snuift poeder, ongegeneerd vanaf de tafel. De kelner kijkt opzij, ontvangt de fooi en verzamelt zorgvuldig de restjes.

Ik open de ogen en drink water.

Ik sluit de ogen en ik word ziek in een tropisch roversnest. Ik ben er alleen en raak 5 dagen de hotelkamer niet uit. Ik overleef op water en heb zoveel koorts dat ik hallucineer. Na 5 dagen ben ik niet dood. Ik leef nog en bel roomservice.

De dag erna vlieg ik met de 747 naar Europa.

woensdag 21 november 2012

Drieling

"Zie ze daar nu staan", lacht Boerken. "Zie dat toch af! Dat ik dit mag meemaken! Is dat het nieuwe uniformke?"
Zakenman en Knorpot en Dichter kijken elkaar aan en hun lach mengt zich met die van Boerken. Ze dragen alledrie hetzelfde: een wit hemd, een jeans, een donker jasje met een knoop dicht, een shabby sjaaltje en wat versleten ogende makkelijke halfhoge bruine Italiaanse schoenen.

"Als de kleren de man maken", zegt Boerken, "dan staat hier een drieling."

ENTP en twijfel dient den Duivel

"Twijfel dient den Duivel" zegt Grijze Filosoof uitdagend en hij knijpt de ogen dicht en spiedt om zich heen als was hij een jager met honger en dorst. Knorpot staat op en de anderen weten al wat hij zeggen gaat of niet, voor hij het zegt, of niet en hij zegt "Den Duvel gaat mij nu eens dienen, zie. Ik ga hem pakken, openen, uitgieten en binnenkappen, daarna ga ik hem boeren, gaat hij rondwaren in mijn geest en me verdoven en me ranzig maken en bozig en scherper en daarna ga ik hem uitpissen."

Niemand reageert, want wat kan je hieraan toevoegen, vraagt niemand zich af. Hiermee is alles gezegd, toch, weet iedereen. En hiermee is niets gezegd, weten ze eveneens.

Dichter nipt van zijn thee die meisje gezet heeft met droge blaadjes uit China, die een minuut of 3 weken en het water lichtjes kleuren. "Thee smaakt niet", zegt ze, "je proeft thee door die te ruiken, wist je dat?" zegt ze en Dichter nipt van zijn thee en knikt ja, maar enkel om haar een plezier te doen, want zijn zintuigen vertellen het anders. Verhalen zijn soms sterker dan de realiteit. Meestal.

Dichter nipt van zijn thee en spreekt dan zacht, maar vastberaden.
"Grijze Filosoof", zegt hij, "gij tergende veer die kriebelt aan de voeten van mijn geest, gij vervelend manneke dat, nu ik eindelijk een keer gewoon aan tafel zit en thee drink en koekskes eet en naar buiten staar en niet triest ben en niet piekerend, dit op mijn bord gooit, want ge weet dat dit wroeten gaat en dat ik hierover ga nadenken en dat ik hierop ga reageren, omdat ik niet anders kan."

De Grijze Filosoof kijkt naar buiten en zegt niets en het Stille Meisje knijpt zacht in de bovenarm van Dichter om hem te bedaren en misschien zelfs om hem te stoppen. Hij voelt dat als 'ga maar door, het is ok'.

"Dat twijfelen de Duivel dienen is, is precies waartegen ik zo vloeken kan. Wat mij zo boos maken kan. Twijfel, beste Filosoof, en gij weet dat heel goed, is het begin van alle wijsheid, want wijsheid ontstaat enkel daar waar geen zekerheid is. Wie nooit twijfelt, is braaf en gewillig. Wie denkt dé waarheid te kennen, verliest wat de mens tot mens maakt: twijfel. Natuurlijk is twijfelen gelijk aan lijden. We verliezen onszelf in twijfel en verlangen naar zekerheden. Wie durft te twijfelen, fundamenteel, is moedig. Wie zekerheden in twijfel durft te trekken, maakt mensen bang, maakt zich niet geliefd. Ik kan niet anders. Als iemand met zekerheid A poneert, ga ik, per definitie, op zoek naar Z. Ik weet dat dat mensen ergeren kan. Meisje zegt dan 'ssssssssst, laat begaan', maar ik kan niet laten begaan. Als iedereen hier op deze aarder rondloopt, elk in zijn eigen leven, en als dat een reden zou hebben, wat ik betwijfel, haha, dan is mijn reden precies die: tegengewicht zijn. Iemand stelt een these en ik ga per definitie voor de anti-these. Dat is mijn natuur."

Hij nipt van zijn thee en zegt dat hij die smaakt en ook ruikt. Meisje glimlacht en argumenteert niet en Dichter wankelt.

"Neen", zegt Dichter dan, "dat is niet mijn natuur. Ik ben pas tevreden als ik door mijn anti-these de ander aan het twijfelen breng en ik dan ook durf te twijfelen en we op zoek gaan, samen, naar de synthese. Waarbij ik dan weer de voor de meeste mensen vreselijke neiging heb, de tocht naar die synthese mooier en boeiender te vinden dan het bereiken ervan. Ik rek en trek dat denken en na-denken en bedenken en her-denken en om-denken zo lang mogelijk, omdat ik weet dat als we bij de synthese komen, dat weer een these is en ik, gedwongen door mijn natuur, in de anti-these modus ga. Ik ben onverbeterlijk. Ik ben een last voor mijn medemens."

Zakenman, die in een hoek van de kamer heeft zitten bellen en e-mailen met en op zijn smartphone, zegt ineens: ENTP dat is je type, no doubt. Inventor. Onze Dichter is inderdaad een last voot zichzelf en zijn omgeving. Arme kerel. Slaap jij ooit? Wel wel, een rasechte ENTP. Mensen, we hebben een visionair in ons midden. Staat de brandstapel klaar?"


maandag 19 november 2012

Accidents happen


Ergens liepen drie mensen. Ze wisten van elkaar. Ze deelden iets met me. Ik wist het. Zij niet.

Ergens onderweg langs de wegen van asfalt die we kriskras doorheen ons lage land gelegd hebben van dorp tot dorp en stad tot stad, laverend tussen de huizen en de industrieterreinen en buigend langsheen de rivieren, maar zonder aarzelen recht doorheen de polders en de velden en de weinige bossen.

De auto bromt bijna ruisend en de avond zakt zachtjes neer en dempt het licht tot het donker zal worden straks. We haasten ons met vele honderdduizenden huiswaarts of elders. We snijden elkaar de pas af en knipperen met onze lichten en we steken onze wijsvingers op en vloeken en miljaren. In het journaal straks zullen we horen over een escalerende oorlog waarbij alweer enkel de weerlozen die alles moeten ondergaan het slachtoffer zijn en waarbij geen winnaars zijn en enkel verliezers en gelijk per definitie niet bestaat.

"Oog om oog en tand om tand" glijdt altijd dezelfde richting uit, al een hele mensheid lang, maar ons collectief geheugen weet blijkbaar nooit tegengewicht te bieden tegen blinde wraaklust.

Ergens onderweg en ik denk aan de eigen wraaklust die wel eens hele delen van mijn leven wist te verwoesten als lava die langs de flanken van de vulkaan omlaag komt en alles op zijn weg verwoest, verpulvert, verast. Gaat dat ooit over? Een vulkaan kan vele honderden jaren slapen, maar hij blijft een gat in de aarde langs waar het gloeiende braaksel naar buiten kan gulpen. Giftig. Verwoestend. Zonder mededogen.

Zakenman vertelt nooit alles en zijn woorden zijn raadselen soms.

Over geduldig sluipen, als een hongerige jachtluipaard die wacht en zijn prooi in de gaten houdt. En over wachten. Tot de prooi net niet alert is, de wind gunstig zit, de afstand overbrugbaar. Over het spannen van de spieren en het afgaan dan af als een pijl uit een boog. Over sprinten en volharden, en over niet moeten bijsturen, over de dodelijke klap, die klinkt als Wakkkkaaaah.

Het is part of the game, zegt hij, dat hij het kon gedaan hebben en het niet deed. Hij vertelt over hoe hij als een luipaard wou toeslaan, en dan de hinde in leven liet en liet lopen. Uit medelijden? Neen. Omdat het er niet toe deed. Het zou zijn honger niet stillen.


Ergens zit een bange hinde. Opgejaagd door een luipaard. Niet meer in staat te eten of te drinken, de ogen steeds draaiend, de oren gespitst, de neus in de wind, de spieren gespannen om te kunnen vluchten. Tot de dood volgt. Van uitputting.


Een down, twee te gaan. Ongelukken gebeuren.

Iemand leest een vergeeld krantenbericht van een paar maanden oud. Het bericht is weinig zeggend en oppervlakkig. Maar het bericht zegt precies wat iemand lezen wil en dan weer niet. Iemand smaakt de smaak van het eigen speeksel. Iemand tuurt over de weg. Het is avond. Het is kil en grijs.

Een vulkaan.










zondag 18 november 2012

Nevel en Boerken is content

"Ik kom net van buiten. De winter sluipt om weides, de stallen, de tuin en om het huis. De polder vult zich met grijze nevel. Het is zo donker buiten. De maan staat in een kleine sikkel maar de mist slorpt het licht op en maakt alles zwart en donkergrijs. Ik loop bijna op de tast en op de zekerheid dat de paden die ik volgen moet, in mijn ruggemerg geschreven zijn, als die woorden die ik zo vaak en graag gebruik.
Ik ga tot bij de verre stallen op de weides ver achter de tuin. De bodem is nat en glibberig en de modder sopt bij elke glijdende stap. Ik heb de emmers met eten bij me en de paarden zijn geduldig. Ik voeder Pinky en daarna Elite en daarna Branco en Ulysse en Cuba. Het is aardedonker en de mist dempt ook de geluiden. De weides zijn een donkere wereld op zichzelf geworden. De poldergeesten fluisteren onhoorbaar in de donkere nevel en hun kille vingers dringen tussen mijn kleren en doen mijn vel rillen van de kou.
Ik keer op mijn stappen terug en schep water uit de grote tonnen met emmers die ik dan uitgiet in de tonnen op de weides. Een na een, voorzichtig de draden en dus de elektrische schokken vermijdend. Ik keer terug naar het huis en de stallen, sluit de ijzeren poort bij de piste en geef Theo en Formera te eten in het neonlicht van hun stallen. Het is er warmer en de geesten van dolende zielen uit de polder blijven er weg. Ik neem de emmers met eten voor de andere paarden en doe het licht uit. De poort zal is straks sluiten, als ik hooi kom geven.
Aardedonker. Alsof de mist alle licht opvreet en verteert tot zwart. Geen geluid. Stilte en duister. Ik geef Ravel te eten en Val d'Isere en Casper. Dan neem ik de laatste emmer en ik stap doorheen de dikke pappige modder en het vette malse gras van de herfst naar de stal van Dante die driftig tegen de houten wanden bonkt als was hij de grote trom in dit orkest van stilte. Zijn stampen dreunt over de weides en verdwijnt in de mist die steeds dikker wordt en killer.
Boze geesten hebben de nimfen en de elfjes verjaagt. De winter sluipt om de tuin. De koningin van de Winter wacht geduldig als een serpent en ik ben dat kleine bange weerloze warme konijn.

Ik kap het eten in de eetbak van Dante en die doet wat hij telkens doet: hij graaft zich zo wild en bruusk in dat eten, dat hij een kwart uit zijn bak ramt. Domme jongen, denk ik. Hij hoort het niet. De geesten om mijn lijf lachend sissend. Ze wurgen me met kille kettingen zijn ijskoud zijde. Ik adem te diep en ze dringen in mijn lijf en ik moet hoesten.
Ik controleer Dante's ton met water en keer terug naar de stallen. Ik knip er het licht uit en ga weer naar het huis. Er is gedempt licht en het gloeien van de haard. Ik ruik de houtskool in de rook.
Binnen 4 uur doe ik mijn rondje nog een keer. De boze geesten weten het en ze wachten, grijnzend en hongerig. Ik ben een weerloos kind."


Boerken leest wat Dichter schreef en vloekt dat Dichter verdomme nooit eten geeft en dat Boerken niet bang is van duister en mist en kou.
Dichter kijkt hem aan en zegt dat het schrijven soms een eigen wereld is. Gekleed in stilte en nevel.

"Dan is 't goed", zegt Boerken content.