woensdag 31 juli 2013

Donker

Boerken loopt over de weides in de polder als verloren gedachten in de geest van Dichter die in zijn Donker Kot zoekt naar woorden zoals Boerken zoekt naar de sporen van iets zonder te weten wat en zelfs te weten dat hij zoekt zoals Dichter aarzelt de woorden die hij schrijven wil neer te schrijven zodat ze verloren gaan en wegvliegen in de wind zoals de gedachten van Boerken die nergens aan denkt terwijl de dag glijdt van de ochtend tot de avond en in de avond komt Boerken binnen en drinkt jenever en gaat Dichter naar buiten om er te zwerven van de avond tot de ochtend in het donker en de stilte van de nacht die ontastbaar is en onaantastbaar en kil en vast als graniet en vloeibaar als de inkt waarmee hij de woorden niet schrijft die hij 's nachts bedenkt en tot mooie zinnen haakt die gedachten blijven en als hij binnenkomt uitgemergeld door de nacht en bleek van het donker en met kool rond de ogen en een stem geraspt door vermoeidheid en schreeuwen tegen de Trage Stroom bekijkt Boerken hem en wil wat zeggen en zwijgt en gaat naar buiten.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

eigen kleur


Je eigen kleur

O ik schrijf nog steeds
van tijd tot tijd
met die blauwe afgebeten bic

Mijn zinnen schrijven nog steeds
je naam
vind je dat vreemd?

Heb je ze gevonden,
daar in die nieuwe wereld,
je eigen kleur?
Heb je het er koud?
Ben je bang, soms?

Je zei dat alles slijt
Wat heb je dat fout

Ja, ik komt nog wel eens aan zee
Maar ik wandel niet tot op het strand
Onze naam staat er in het zand, ik weet waar
Maar het doet te veel zeer

Heb je ze gevonden,
ver weg van onze warme dromen,
je eigen kleur?

Heb je het daar koud?
Ben je er eenzaam, soms?
Je zei dat alles slijt
Wat heb je dat fout

Naast elkaar bij het water,
ik droom nog steeds
Van de warme wind
op een groene Spaanse berg
en onze eigen kleur
als we er één zouden zijn
Ik droom het nog steeds

De dag breekt aan...nog steeds

Heb je ze gevonden,
ver weg van onze warme dromen,
je eigen kleur? Heb je het daar koud?
Ben je bang van het onweer, soms?
Je zei dat alles slijt
Wat heb je dat fout

Heb je ze gevonden,
ver weg van onze warme dromen,
je eigen kleur?

Je zocht ze in die nieuwe wereld
Wat heb je dat fout

Ik droom het nog steeds
Ik droom nog steeds
ik droom nog
ik droom

Gras ontvlamt tekst woorden



Bruine suiker. Polaroid beelden op mijn breekbaar slapen. Jong hout. Groene takken. De wolken lijken met een te grove borstel opengestreken met te droge verf op droog blauw. De zon likt mijn vel.

Welkom, zeg ik. Wat doen je hier? Wat doen wij hier? Ik wacht op de nacht. Mijn glas is gebroken. Scherven in het natte gras.

Naadloos ontvlamt het gras in tekst.

maandag 29 juli 2013

Traag

De Trage Stroom neigt naar het Noorden en neemt de zon mee op een stoet van zware wolken die traag van horizon naar horizon glijden.
Op een bank langs de stroom zit Dichter bij Meisje. Ze praten en hun woorden zijn als de pluizge zaden van pisblommen in de wind.
"Ooit droomde ik van de einder", zegt Dichter. "En ik deelde mijn dromen met jou. En jij luisterde. Ik droomde van de einder, maar het was me om de droom te doen. Jij luisterde naar mijn dromen en wou echt naar de horizon. Wat niet kon. En wat je pijn deed. En ik wou je begrijpen. Ik wou je helpen."
Het water glijdt naar Zee. 
"Tot je begreep dat het een droom was. En jij droomde die droom ook. In mijn honger je te helpen en je pijn weg te nemen, wou ik de Einder grijpen en hem je geven. Mensen bereiken de horizon nooit. Het werd een obsessie. Ik ben vergeten te dromen van de horizon. Ik wou de hoizon bereiken."

"Mijn voetzolen zijn stukgelopen, mijn spieren janken van de pijn en zijn stram en ik ben je vergeten en verloren onderweg."

Meisje zwijgt nog even. Grijpt dan zijn kin en dwingt hem naar haar te kijken en ze glimlacht.

"Sssssst" zegt ze. "Ik ben hier toch. Vergeet de horizon. Vergeet je voetzolen, je stramme spieren. Kijk naar me. Kijk hier naar binnen. Je bent me niet veloren, want ik heb je nooit los gelaten."

Dichter legt zich klein en broos neer op de bank, zijn hoofd in haar schoot. 
Hij sluit de ogen en slaapt bijna in.

Het wordt middag.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

vrijdag 26 juli 2013

Olijfboom

De zon schijnt maar schijn bedriegt en ik droom maar dromen zijn bedrog. De takken van de bomen raken de wolken en scheuren ze open als waren het de gespannen buiken van drachtige schapen die nu kermend bleek leeg regenen. Ik ben bang van de stemmen. Ik ben een donkerte.
Een oude olijfboom. Iets dat snel vergeten is. Even denken. Ik had iets waarmee ik het vergelijken kan, maar ik ben het alweer kwijt. Als ik de gedachte eens lang genoeg kon vansthouden om te begrijpen. Grijpen. Rijpen. Fluisteren. Luisteren. Ik ben een letter minder of meer. Slang. Lang. Zee. Zeer. Zever. Ever. Eer. Er. Ver. Veer. Veder. Verder. Verderf. Meer ben ik niet. En niets. Het is altijd mijn schuld. Je zag het. Ik zag het. 

Het gebeurde al lang geleden. Enkel de tijd moest er overheen. Het is niet eenvoudig. 

De regen trekt een dunne lijn over mijn gelaat en laat me achter. Achteloos veeg ik de regen weg die langs mijn kaken stroomt en mijn mondhoeken drukt. Mijn keel is droog en mijn mond smaakt vies. Ik moet dringend drinken. Ik waai. Van de dijk. Ik spoel in het water van de Trage Stroom en ben vergeten hoe zwemmen ging en adem water en ben geen vis en dan doet eerst iemand het licht uit en daarna wandel ik in het licht. Ik drink water uit een fles. Ik drink het leven. Het leven heeft me gedronken. 

Het is wachten. Ik ben wachtend. Ik wacht. Verwachten doe ik niet. Wie niet verwacht is dood, zegt de dokter en ik trek de schouders op. Te hoog want mijn kop rolt er af en ik zie hoe ik over mijn eigen stomme kop struikel.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Huid

Mijn jodelende huid is van leer en ik roffel als een trom. Ik wou dat ik een pistool was, geladen en wel. Een flits licht. Kruidig. Een lange file naar de zon. Een dorre boom. Een barre droom. Een boze brief.

Een lief schrijven. Smekende woorden die nooit meer verdwijnen. Gekrast met een naald in metaal. Met een beitel gezet in graniet. Iets met steen. Een steen. Ik ben de steen.

Ik sluit mijn ogen even en het is al voorbij. Ik ben niets. De Zee slokt me op. Ik dacht een druppel te zijn maar in de Zee is een druppel enkel Zee en je kan de zee niet zijn. Je bent dus niets.



Sent via BlackBerry offered by Proximus

Dokter

Mijn geest is ok maar mijn lijf doet zeer of was het omgekeerd? Vraag het de dokter daar hangend aan een touw in de slapeloosheid. Ik heb nergens een plek en ben niet onderweg, dokter. Zeg het me.
Ik ben een zondaar. Vergeef me dokter. Er is zoveel dat ik niet vat en begrijp. Elk antwoord baart een nest vragen. Dokter? Priester?
Ik ben een valies. Vol gedragen kleding stinkend naar mens. Ik ben een trilling in het heelal. Gisteren. Ik ben gisteren.
Een kerktoren tussen de bomen. Ik kam mijn denken. Ik ben een twijfel. Tussen jij en ik dokter, wat zeg ik?

Ik ga los. Geen schroeven. Geen verbazing. Het kan. Geen leeftijd. Geen tijd. Het komt nooit weer. Dokter? Komt het terug? Neen he.
Zonde. Blijf maar hangen daar aan dat koordje in mijn wakkere bestaan dat ik droom. Ik ben een riff. Nile Rodgers. Hoor je me dokter? Le Freak ben ekkik.

Brandend. Ik zoek. Ver weg ben ik. Zie je me. Zwaai even. Ik zie je. Je huilt? Waarom? Je lacht? Waarom lach je? Het leven staat stil. Ik ben een bal brandende pijn. Waarom lach jij dan?

Dokter? Waarom kan ik niet lachen? Waarom kan ik geen lach verdragen? Wat is die brandende bal? Wat is die pijn? Heb je een pilleke?

Dokter. Ik heb hier nog wat tranen. Ze zijn bang. Kan ik er iets mee? Meteen uithuilen? Sparen? Vertel me eens iets daar bengelend in mijn slapeloze nachten. Ik zie het in je ogen. Heb je ogen? Wacht even. Mijn telefoon roept. Hallo? 

Dokter. Mijn hart klopt. Ik voel elke klop. Is dat ok? Dokter? Waarom zwijgt u? Moet ik eerst wakker worden in mijn droom of inslapen in mijn waken in mijn droom of waak ik alleen maar? Hoe kan ik het weten? Wat overkomt me allemaal? 


Sent via BlackBerry offered by Proximus

donderdag 25 juli 2013

Asshole

Zakenman zit in een restaurant in een hotel in een stad in een land en is vergeten. Hij eet zijn risotto met een hand en veegt de bladzijden op zijn Surface Pro. Zakenman is een gadget-man. Maar dat wist u al.
Hij zit aan een tafel en luistert naar een gesprek aan de tafel naast hem. In plain English, waarvan hier de vertaling. 

Twee mensen.  Hij in een wat glad klinkend Noord Engels accent, zij in dat mooie Oxford Engels.

Hij: "Ken je dat: een asshole?"
Zij: (verveeld)"Zeg, ik ben aan het eten..."
Hij: "Je kijkt er naar een. Ik ben er een. Een complete and utter asshole."
Zij: (ironisch)"Dat is nieuw..."
Hij: "Weet je wat er gebeurt als je een asshole kust?"
Zij: (nu heel verveeld) "Tsjonge, je houdt echt nooit op he. Weet je waar je je praat ondertussen mag opbergen wat mij betreft. Als je dan toch een asshole bent. In jezelf."
Hij: (onverstoord) "Het is als een kikker kussen. Alleen wordt een asshole dan geen prins op het witte paard, maar gewoon een geweldige kerel die samen met jou zit te eten in een geweldig hotel in een geweldige stad en..."
Zij: (hem kil recht in de ogen kijkend) "Ik weet dat als ik een asshole kus, dat gewoon een asshole blijft en ik kus geen assholes. Ze zijn afstotelijk. En ik moet je danken voor je inzicht. Ik eet ook niet met uitzicht op een asshole. Goeieavond en een fijne voortzetting van je zielige leven."
Ze staat bruusk op, een glas water valt om. Ze wandelt elegant en opvallend weg uit het restaurant, de etter achter latend. Ze wordt nagekeken. Hij wordt uitgelachen. Zakenman eet verder.

Later drinkt hij een dubbele wodka aan de bar. Zij zit er ook. Er zitten drie zakenmannen bij haar. Ze drinken te veel. Zakenman gaat naar kamer 666 en slaapt er onrustig.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Willoos

"Trap. En trappelend. Hij was van de trap gegeleden in het water dat glibberig leek en traag als gesmolten boter en hij had net voor hij kopje onder ging de badrand geraakt met het achterhoofd. Daar waar de schedel achteraan eindigt in een korte bobbel en waar wat dieper tussen de pezen de nekwervels gestapeld scharnieren was hij tegen de scherp rand van beton gekwakt. Zijn hoofdhuid was er open gebarsten als het vel van een gevallen perzik en het water rondom hem kleurde bruin met een rood paarse ondertoon. Hij spartelde niet. Hij trappelde. Zijn armen bleven opvallend stil en afwezig in zijn verwoede pogingen om boven water te komen en adem te happen. Was hij het bestaan van zijn armen vergeten? Waren ze verlamd? Was dat trappelen alleen maar een laatste restant activiteit die nog in het geheugen stond en die nu, vlakbij het einde werd afgespeeld. Hij schoof van de trap, stootte het hoofd tegen de rand en trappelde. Niemand had zijn schedel horen splinteren. Er was niemand. 

Toen iemand aan het zwembad verscheen, de volgende ochtend, werd hij levenloos drijvend halfweg tussen oppervlakte en bodem gevonden. Het water zag niet rood meer want de filters hadden een nacht lang hun werk gedaan en als hij met een lange hakende stok naar de kant werd getrokken en door 3 paar handen moeizaam aan de kant werd gesleurd, voelde het water gewoon als water. Nat en koud en erg vloeibaar. Stroef en niet glad."

'Ongeveer eindigt het verhaal', zegt Knorpot. 'De rest moet ik nog schrijven.'

'Waarom dat dodelijk ongeluk aan het einde?' vraagt Dichter.

Knorpot grijnst en zegt dat dat alleen maar te maken heeft met Trap en Trappelend. En dat dood als vanzelf volgde.






Sent via BlackBerry offered by Proximus

maandag 22 juli 2013

Zee

Overal om me heen de vlakte en de oneindigheid. Onbegrensd. Als verlangen. Blauw. Niets tussen mij en het grenzeloze. Het ontneemt me de adem. Een trap in mijn buik. 
De zon klimt en blakert en droogt de oceaan niet leeg en aan de horizon verschijnen soms wolken, heel even. Ik drijf op de Zee en de Zee neemt me. 
Sent via BlackBerry offered by Proximus

zaterdag 20 juli 2013

Stil Meisje

"Wie is dat toch, Stil Meisje" vragen mensen me, lichtelijk nieuwsgierig want mensen die dat niet zijn, ken ik niet. De ene kan het beter verbergen dan de andere. Maar ze zijn het allemaal. Ze, niet we, want ik ben geen mens, maar een schrijfsel. Daarmee loop ik voor op de gang der dingen in dit stuk. De ene kan zijn of haar nieuwsgierigheid beter bedwingen en kanaliseren. Dat wel. Of verbergen zelfs. Maar ze zijn allemaal nieuwsgierig.

Meisje, beste mensen, zij die in deze stukjes Stil Meisje genoemd wordt, is een Elfje, een Engel, een Godenkind, een schrijfsel. Ze bestaat in woorden en uit woorden en soms ook om woorden. Ze heeft vele betekenissen. Ze is de muze van Dichter, die half de schrijver is en half diens personage en half diens schrijver. Ze komt aangedreven van over Zee langs de Trage Stroom en is aanwezig. Stil is ze niet omdat ze zwijgt. Stil is ze omdat haar aanwezigheid sprekend is en omdat ze rust is en dus stilte. Ze is malse regen in de zomer. Ze is de eerste lentezon. Ze is die lichte bries op een zwoele dag. Ze is de wijkende horizon.

Ze is niemand. Ze is een Elfje, een Engel, een Godenkind.
Sent via BlackBerry offered by Proximus

donderdag 18 juli 2013

Kaleidos

"Atlantis is nooit vergaan. Het is er broeierig warm en het kan er tropisch regenen en waaien. De luchten zijn er zwaar en de uren loom en mooier dan gisteren. Ik praat er met een meisje dat Maria heet denk ik en ze is vurig rood en ik denk aan de cocktail en ze kijkt me dood tot ik me onhandig excuseer te laat echter want ze is opgestaan, het meisje met de kaleidoscopische ogen en de diamanten in de hemel.
In een hotel in een stad in een land bij een zwembad doezelen uren slaperig zalig zwoel in luie ligzetels en allitererende rijmen. Een bordje vraagt Hippies om de achterdeur te gebruiken en mijn geest maakt een associatie waaraan ik nooit zou durven denken en ik wil de hotelgasten die zonnebadend op de buik liggen waarschuwen maar ik durf niet en ik zwijg want ik ben er niet en was er niet en denk niets. Het water van het zwembad is van glas als de wanden van het wormgat door de oceaan gevangen in een bak. De vissen zijn goed doorvoed en blind geflitst. Ze breken niet door de muren van glas en het wormgat niet door tijd en ruimte. Het is een tunnel en de vloer rolt verder en de zee staat stil. Vissen zwemmen, mensen zingen en de een verzamelt krassen op de ziel, een ander postzegels. Spiegeltjes en kraaltjes en onweersbuien. Daarna slaapt de nacht."

Knorpot leest wat Dichter schreef en vraagt wat die gesnoven heeft en Dichter glimlacht minzaam. De hemel is helder blauw en onder de bomen ligt de schaduw op het dorre gras dat snakt naar regen.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

woensdag 17 juli 2013

Van steen

Wie ben ik en wanneer. De horizon komt dichterbij. Mijn adem stokt. Klaprozen van steen. Het gras is kort gemaaid. Het is dor. Het regent niet. Het waait niet. Geen storm. Geen lage wolken.
Ik zit in de duinen en kijk over zee en schrijf dat in een zin. Ik ben een vlag van staal en wapper aan een staak van glas. Lavendel en een droge zomer. Klaprozen van steen. Marmer. Denk ik. Het is een fluisterstil razen.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

dinsdag 16 juli 2013

Boei

Een losgeslagen boei op zee. Vaal door te veel zon en wind en zout. Een storm te veel en nu doelloos dobberend als een verraderlijk teken aan de horizon. Als een verkeerd gespeld woord. In een kleine roeiboot een oude man die mager oogt en een een dun baardje heeft dat wit schrijft op een bruin gelooide huid. Hij roeit niet. Het bootje lekt en kraakt en kreunt en de oude man en de zee blijven in evenwicht. Daarom roeit hij niet. De zee geeft en neemt. 


Sent via BlackBerry offered by Proximus

maandag 15 juli 2013

Klein

Er hangen wolken aan koordjes. Kleine wolken. Dunne touwtjes. Ze hangen stil. Ze bewegen niet. Zijn wit en klein en met een dikke kwast gezet in droge blauwe verf. Olieverf en varkenshaar. 
Ik leef door te ademen. De lucht is warm en dik. Ergens klinkt een tram. De rails knarsen. Ik draag een zwart pak en een wit hemd. Een zeerover fietst voorbij. Ik kijk een tweede maal. Las Vegas verdwaalt in Gent. 
Ik verdwaal in de binnenstad. De wolkjes ogen eenzaam. Ik spreek ze toe. Ze antwoorden niet. 
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Knikkers in Zee

Knikkers op de klinkers. Glasscherven in het zand. Melk gemeng in het blauw van de lucht. Onder me draait de wereld verder maar ik heb de voeten van de grond. Er staat weinig wind en het hoge gras is dor. Straks rij ik steeds verder tot ik aan de Zee kom en stoppen moet. Straks is een werkwoord. Mijn geheugen. Ik herinner me waar ik was. Elk gesprek is in me geschreven. Elk woord heb ik uitgezweet. Ik zwem in vragen. Je zwijgt. De woorden zijn te talrijk.
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Zacht blauw

Onder het zachtste blauw ooit onder de mildste zon die de mens ooit mogen voelen heeft, kriebelend de huid die tintelt en hunkert naar meer. Ik drink sinaasappel en leef in het klad want heb geen talent voor het echte leven en dat is goed. Mijn handschrift is onleesbaar en ik zwijg liefst.
Sent via BlackBerry offered by Proximus

zondag 14 juli 2013

Stukjes

"Ik ga", zegt Dichter langzamer dan een wandelende schildpad, "voortaan maar een stukje per dag schrijven. Langzaam. Als rijst eten met stokjes. Voorzichtig proevend."
Knorpot kijkt hem aan en gromt dan dat dat Dichter nooit zal lukken, wat dat Dichter te veel woorden in zich heeft soms en dan wel schrijven moet, als vanzelf. En Dichter kijkt een beetje beteuterd.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

zaterdag 13 juli 2013

Werkvloer

Knorpot leest een interview en ergert zich rauw. "Als ik de werkvloer bezoek" zegt een CEO en Knorpot vloekt en miljaart als alleen Boerken kan. "Ik was bedrijfsleider" vloekt hij, "maar dat soort nonsens heb ik godverdomme niet eens gedacht. De werkvloer. Alleen al dat. De vloer. Daar waar het klootjesvolk rondkruipt. Bezoeken. Zoals de koning een rampgebied, met de gouverneur. In laarzen en met bezorgde blik en daarna content dat ze weer naar huis kunnen met gesust geweten. Klootzak."
Dichter kijkt tevreden. "Wel Klootzak, Oude Knorpot, ik ben geneigd je te geloven."
"Ik was gewoon een van hen. Sommigen hadden verdomme bij me in de klas gezeten. We hadden samen gesjot. Niet dat ik zo goed was, als voetballer. Maar dat heeft nooit belet dat ik mocht meespelen. Om de hoop te vullen. Haha. Maar ik bezocht ze niet. En ik dacht niet over de vloer en wij, het management, ergens als Engelen neerkijkend uit de wolken? Hahaha. De idee."
Ze drinken Duvel en grijzen samen. Knorpot en Dichter. Dikke vrienden vandaag.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Boek

Ik doorblader mijn boek. Ik sta vol schrijffouten. Mijn gramatica rammelt en mijn zinnen brokkelen. Ik ben twee lege flessen. Ik ben honger. Ik slaap nooit. Ik ben een steen. Ik ben het strand. Daar eindig ik. Ik lees mijn eerste hoofdstuk en raak niet verder dan 3 zinnen. Ik ben een foto in zwartwit.
"De regen loopt op zijn tippen over het dak" en ik krijg een krop in de keel en ben gezond jaloers om zo simpele woorden die het beeld zo goed vangen. 

In schrale gras ligt hooi. De beken staan droog. De zon zoemt. 
Ik ben niet bestand tegen de stilte en mezelf. Ik wandel in het groen. Ik hoor woorden. Ik hoor mensen praten over batterijen opladen en ik lach hen vierkant uit. Een mens kan geen batterijen opladen. Een mens is niet gemaakt om te hangen en te liggen en te slapen. Een mens is een loper. Een jager. Een plukker. Kilometers lopen tot het wild uitgeput is en dagenlang trekken steeds verder weg. De hele wereld vanuit diep Afrika. Batterijen opladen? Ik grijns vals.

Ik doorblader mijn boek. Ik sta vol schrijffouten. Mijn gramatica rammelt en mijn zinnen brokkelen. Ik ben twee lege flessen. Ik ben honger. Ik slaap nooit. Ik ben een steen. Ik ben het strand. Daar eindig ik. Ik lees mijn eerste hoofdstuk en raak niet verder dan 3 zinnen. Ik ben een foto in zwartwit.




Sent via BlackBerry offered by Proximus

vrijdag 12 juli 2013

Gedichtekens

Waarom schrijf je zulke nonsens, vragen mensen me. Ik schrijf geen nonsens. Daar verdoe ik mijn tijd niet mee. Ik hou van je gedichtjes, zeggen mensen me. Ik schrijf geen gedichtjes. Tenzij nonsens gedichtjes. Dat schrijf ik wel. Zoals:

Er was eens een zee
Ik deed er niet aan mee
De zee was niet content
Maar ik ben een echte vent
Ik schrijf geen gedichten
Tenzij ze me verplichten
Met een revolver tegen mijn kop 
Dan schrijf ik al eens een rijmpje op

Verder raak ik niet. Ik heb er geen talent voor. Peperkoek en een strohoed en veel lawaai.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Wilg

ik ben een wilg
mijn denken zijn wilgentakken
ik snij alles weg
tot het bot
ze groeien weer
steek kale takken in de grond
en ze worden bomen
ik ben een wilg
de wind ruist om me heen
ik drink het water
uit de polder
ik boord de polder
ik ben een wilg

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Droom ik slapen

Je bent bang van jezelf. Dat begrijp ik. Ik slaap nooit. Nooit praat ik. Ik ben binnenin. Vreugde. Ik begrijp nooit. Dat slaap ik. Ergens. Denk ik. Droom ik. Ik droom. Dat ik slaap.
Hard werken en water drinken en honger lijden. Vijf bladzijden en vijf dagen. Vormen. Om ooit. Ergens. Een woord van erkenning. 

Wat is dat? Nog vijf bladzijden. Een blaffende hond. Het groeien van gras. Het was warm vandaag. De lucht werd lila. Ik was niet zeker. Zomerregen. De kleur was gisteren. Ik zie de rivier buigen. Het werd tijd. De bladzijden geschreven. Tijd vertelt me hoe de rivier stroomt. Vijf bladeren aan een zieke boom. Dagen komen en gaan. Het gras groeit. De rivier kabbelt. Je babbelt. Ik luister. Kluister. Fluister. Je luistert. Kluistert en fluistert.
Stiltes.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Roep me.



Mijn gemoed slingert. Onder mijn huid. Ze heeft het nooit gezegd. Ik keek in haar ogen en wist dat het de moeite was. Ze is mijn gemoed. Mijn zwart en mijn wit. De storm. De regen. De wind. Ik ben een mens, zegt ze, gewoon een mens en ik weet dat het de waarheid is en het slingert me heen en weer. Ze is mijn slinger. Ze is de horizon. Die bereik je nooit. Je stapt. Dagen, weken, maanden. Het is het allemaal waard. Ze is mijn gemoed. Ze is de brandende zon.
Chocolade. Sinaasappel. Thee. Groene thee. Munt.

De buitenwereld. De binnenwereld. Saffraan en tokkelen op de snaren. De grond komt dichterbij. Ik leg me neer voor ik val. Ik land voor ik neerstort. Ik zweef. Ik val. Ik rol. Zwemmen in de Trage Stroom. Ze lacht naar me. Ze is een engel. neen, zegt ze, ik ben een mens en ik zeg jaja. Ze beweegt als een meisje. Ze is een schaduw van licht? Als ze lacht regent het mals. De zon Ze geeft zonder nemen. ze neemt zonder geven. De dagen. De maanden. De uren. En ook de maan. Ik wiekmolen. Mijn woorden als overrijpe kersen. Mijn zinnen een bos waarin je verdwaalt. Verdwaalt in het bos. Ik loop er nu uren. Dagen. maanden. En de maan. Sprokkelhout. Mijn gebroken stem. Ik adem moeizaam. Overal schaduwen. Dichter bij de Zee. Bomen. Het Meisje loopt er tussen. In het donker. Ik volg haar. Mijn ogen volgen haar. Geschaafd hout. Ruw en ik heb een splinter in mijn vinger. ze roept me. Ik hoor haar stem. Ze is troebel en dik. Ik ren haar achterna. Tussen de bomen van het bos vlakbij zee. Kreupelhout. Ik roep. gebroken stem. De lucht als water. Ik stop. Te laat. Verdwaalt. Ze is er niet. Ik ben haar kwijt. Ik ren nergens heen. Telkens opnieuw. De Zee ruisend achter de bomen. Ik ben de weg kwijt. Verdwaalt. Ik wil gewekt worden. Ik schreeuw mezelf wakker maar mijn stem kraakt en breekt en ik vind geen adem. De binnenwereld. De buitenwereld. De dagen. De weken. De maanden.

Eerst was er niets. Daarna was het er. Ik loop tussen de bomen. Op zoek. Vluchtend. Ik raak er nooit gewend aan. Ik ben hier lang genoeg. Ze waren hier lang genoeg. de zon zoemt. Ze waren hier lang genoeg. In de winter, in de lente en daarna in de zomer. Ik noem ze bij naam. Iemand noemt het angsten. Ik noem het gezichten, stemmen, woorden. Ik schop ze er uit. Vindt iemand anders. Zoek een andere gastheer. ga nu maar. Ik ken je niet meer. genoeg. In de winter waren ze stil, in de lente vilden ze me en in de zomer schreeuwden ze. Ik heb er genoeg van. Mijn hart is moe. Ik noem ze geen angsten of zorgen. het zijn mannen, het zijn gezichten, het zijn verhalen, het zijn woorden en het is eenzaamheid. Ze houden niet van bloemen. Ze lachen. Vals. Ze kloppen me op de schouder. Mijn hart van steen.

De kleur. De verzen. De staanklok. Je kan niet wegwandelen. Het is een eenvoudig ja. Het is een te kleine pleister. Op een te grote wonde. Ik ben de hele nacht wakker. Je vrienden zijn er. Je lacht en ik wil weglopen. Ik heb geen benen. Geen kracht. Ik herinner het me. Dit is alles wat ik niet ben. de stilte. Het plotse bewegen. Alles wat jij bent. Alles wat jij niet bent. Samen. Hoe ver? Hoe groot? Hoe sterk? Hoeveel dagen geleden. Weken, maanden? Geef ik op? Geef jij op? Op een nacht. Op een moment. Zijn wij dat? Is dit alles wat wij niet zijn. Plots. Eeuwig. Nergens. Het is koud daarbuiten. Ik weet dat het er is. Dat het er is. Het. dat het er is. Alles wat ik niet ben. Dit is alles wat jij niet bent. Alles wat jij niet bent. Niet bent. Niet. Jij. Wij. De kleur is wit. De kleur is blauw. De kleur is roze. Een begraafplaats. Je bent er. Je zweeft er. Je zoekt er. Ik heb de steen in mijn handen en voel de lava. De kleur is versteend lava vandaag.

Ik ben je geluid. Ik ben je droom. Ik ben je kust. IK kus je. Ik ben je aarde. Je aardt me. Ik ben je eenzame gedachten. Je denkt me. Ik ben je wandelen. Als je ooit op me roept. Roep me. Ik roep je.

Een helpende hand. Een omsingeling. Een zacht gebaar. Een bericht. Alles wat mensen zeggen. Ik ben een gebroken hart als het jouwe als het mijne en als de thuis komen en weer vertrekken. Tristesse. Maaiveld. Boomgaard. Gras. Ik heb mijn ogen open. Ik heb een open hart. Ik ben wijn. Een oude foto. Een beker water. Iets wat iemand zegt. Zei. Woorden die worstelen. Iemand. Iedereen . Niemand.




donderdag 11 juli 2013

Breek

Zijn stem is kreupelhout. Hij is onderweg. Zijn weg is traag. Hij maait en zaait. En wiekenmolend. Iemand zingt vals met gebroken stem. Iemand spreekt gebroken zinnen. Flarden. Aan flarden. Brokkelige woorden en wuivend gras.
Dag. Met het handje. Iemand? 

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Cyclus

Alles is cyclisch. Zelfs een rechte lijn. Alles is brood. En spelen. Open veld. Alles is leugen. Je staat stil. Je zit. Zittend.
Je strekt je arm. Je hand reikend. Je tast. Raakt. Waarom doen we zo? 

Alles is cirkels. Alles is rijm. Alles is woord. Alles is stilte. Ik kijk uit over Zee. Mijn blik is de horizon. Ik ben het zand. Mijn ruis is het strand. Zes.

Er is iets. Ik smeek het te vertellen. De Zee is zout water. Geen antwoord. De Zee antwoordt niet. Nooit. Nergens. Ze is water. Koud. Oneindig. Zwaar en machtig.

Ik ben een moment. Een druppel. Een korrel zand. Ik tast. Ik ben een gevoel.
Gevoelens gaan voorbij. Niet tastbaar. Vergeten. Ik ben een vergetelheid.

Groen. Geschreven wit. Ik pas mezelf als een nauwzittend pak. Het knelt. Ik knel. Ik smacht. Dorst en honger en regen. 

Breek de hoirzon. Breek de mens. Breek de lijn. Het strand zijn korrels. De Zee zijn druppels. Breek het leven. De stilte zijn pijn.

Meisje is een Zee. Een lucht. Een adem. Een strand. Een weide. Een rivier. Ze is alles.

Onder is boven en links is rechts en de hemel is laag en grijs. Het licht is dof.

Alles is tijdelijk. Ik geef op. Ik stap op. Niets is wat het is. Wees alleen. Zegt ze. Dat is het beste. Je bent alleen zegt ze. Niemand. Ik ben een cirkel. Niets. 

Ik droom de Trage Stroom meanderend door het Vlakke Land dat laag tegen de Zee rust. Zwart als maanlicht. 

Ik stond op de brug en onder me stroomde het leven en het einde. De dood in water en eb en vloed. Ik ademde leven en wil het Haar vertellen en ze luistert niet en de Rivier erodeert me tot enkel zand ben in het water. Ik stond op de brug en het leven was zwart. Ik wil het wit vertellen. Verhalen bestaan niet zonder luisteren. Ik heb geen verhaal.

Je bent alleen. Zegt ze. Zee. Je bent je eigen cirkel. Zegt ze. Zee. Ik kan je niet dragen. Zegt ze. Zee. Mijn boot zinkt. Ik ben lek. Lek geslagen. Ik loop leeg. Ik loop vol. Ik zink. Alleen.

dinsdag 9 juli 2013

De zee kust

"Ik zit aan de voet van de duin. Tussen duin en strand. De zon staat rechts van me en glijdt in stilte steeds verder over zee en brandt mijn huid tot leder. Ik knijp de ogen tot spleetjes en tuur over het water en het strand tegen de zon ik en ik bid en smeek dat Meisje naar hem toe zou komen."

Dichter schrijft. Hij zit onder de kastanje en huilt zacht.

Aan Zee staat Meisje naast hem en haar schaduw wekt hem uit een diepe slaap. Hij kijkt haar aan, tegen de zon in.  Ze glimlacht en hij vergeet zijn verdriet. 
Als zachte regen in de lente  
komt ze naast hem zitten en ze aait zijn nek zacht als wiegend koren. Ze kneedt zijn schouders met fluisterende vingers. 

"Je moet niet zo wankelen", zegt ze, "dat hoeft niet, echt niet. Je zoekt zo hard naar evenwicht dat je armzwaaiend en graaiend om je heen grijpt en alles om je heen stukslaat en aan flarden rukt en vol deuken beukt. Je doet jezelf pijn en de anderen. Vooral zij die het dichtste bij je zijn. Of willen zijn.  Ga liggen en kom tot rust. Ik zal er altijd zijn. Maar als ze zo graait en klauwt en slaat, kan ik niet dicht genoeg komen om je te helpen."

Dichter weet dat het waar is en sluit de ogen en valt in slaap, het hoofd in haar schoot. Aan Zee kust ze zijn slapen.

"Onnozelaar" gromt Knorpot. "Hij kent niet eens het verschil tussen links en rechts."

Sent via BlackBerry offered by Proximus

maandag 8 juli 2013

Kersen

Deze nacht sliep ik met het raam open. De nacht ademde over mijn gelaat. Ik voelde haar fluisteren over mij glijden. Ik heb diep geslapen.
In mijn dromen verloor ik Haar in een stad in een land. Ze liep aan de overzijde van de straat en keek niet om. Ze had het goed. Ik niet. Het scheurde me helemaal stuk. Ik wou roepen. Dat lukt niet in dromen.

Ik droomde van woorden die ik las. Dat woorden zijn als overrijpe kersen. Die rijp zijn om geplukt te worden. Niet eerder. Ook niet later. Dat anders de vogels ze stuk pikken. Of ze op de aarde vallen en verrotten. 

In het licht van de ochtend nam ik de woorden tot de mijne. Voor Haar. Alweer.
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Muze

Onder de boom in de lange schaduw van de ochtendzon zit Dichter verzonken in eigen gedachten en de stilte van het duister en de koelte. Ik ben hier thuis, denkt hij. De rol in de schaduw past me. Ik ben Schaduwman. Ik heb geen mensen nodig en dat is wederzijds. Jarenlang heb ik geschreven, denkt zijn hoofd, en mijn woorden waren voor iemand en die iemand was niemand. Niemand heeft gelezen. Mijn muze was een illusie. 

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Vergeefs

Ken je dat gevoel, zegt Dichter en niemand luistert. Boerken zit naar de paarden te kijken die op de weide lopen in der luwte van de ochtend, Knorpot verdwaalt grommend in het eigen hoofd en Meisje is ver weg. Als het zomer is, is ze aan Zee, bij haar soort en vergeet ze Dichter en Knoprot en Boerken. Die hopen voorzichtig dat ze ergens in haar geheugen blijven haken zijn en ze na de zomer terug keert. Zeker is dat niet.
Ken je dat gevoel, zegt Dichter en niemand luistert. 

Het gevoel dat alles verdwenen is. Alle hoop.
Sent via BlackBerry offered by Proximus

zondag 7 juli 2013

I love it when a plan comes together


Waarom is het geheel onmogelijk dat verkopers en ICT-’ers ooit samen een CRM-strategie kunnen bedenken? De reden daartoe is erg eenvoudig. Alleen schijnen veel bedrijfsleiders dit nog steeds niet te beseffen, jammer genoeg. Ik weet niet hoe dat komt, en wens me er ook niet in te verdiepen. Het is wat het is. Punt. ICT’ers en verkopers zijn andere specimen van de mensensoort.

De wereld volgens verkopers

De schepping, zo menen verkopers, is verdeeld in 9 lagen. Het mag u verwonderen, maar bij wijlen kunnen die heren tellen. Tot om en bij 10 lukt dat vaak. Ik heb er ooit eentje gehad die op een blauwe dinsdag tot 15 raakte. Dat was een uitzondering en hij staat nu geheel en al opgezet te kijk in het Museum der Menselijke Rariteiten in Gent.
De kijk op de mensheid der verkopers, is eenvoudig gerangschikt rondom het eigen ego. De bovenste laag en meteen de navel van de wereld en het heelal en alle materie, bestaat uit 1 persoon: de verkoper zelf. De volgende laag zijn hun gadgets, golfsticks, uiterlijke pracht en praal en hun auto. Daarna komen hun kopende klanten waarmee het goed koffie drinken is. Daarna komen de mensen in het algemeen. Hierna komen de dieren. Dan de planten. Gevolgd door de levenloze dingen. Daarna volgen de klanten die ooit een keer durven klagen hebben over de verkoper, de klootzakken. En tenslotte, helemaal onderaan bengelen de ICT”ers. Ik ben gedurende enige jaren verkoper geweest en kan het dus weten. Je bent verkoper voor het leven. Je wordt het niet en je kan het dus ook niet ont-worden.

De wereld volgens ICT’ers

ICT’ers hebben ook een wereldbeeld. Ik hoor u, tenzij u er zelf een bent of het twijfelachtige voorrecht geniet er een te kennen, luidop twijfelen aan de correctheid van deze stelling. Toch is het zo. Hun wereld telt minder lagen dan die van verkopers en is gerangschikt volgens afnemende logica en toenemende irrationaliteit.
De bovenste laag wordt gevormd door binaire processen. Hierna de dode voorwerpen, weze het liefst computers . Daarna volgen de levende wezen. Tenslotte de verkopers.

Verschillende werelden


Verkopers denken in zoveel kleuren tegelijkertijd dat hun denken een grijze brij is en ICT’ers denken alleen in zwart of wit. En beide specimen zijn koppiger dan ezels. Zij hebben oren, doch die lijken niet verbonden met enige zenuwbaan als daar woorden in terechtkomen die niet door henzelf zijn uitgesproken en/of in hun wereldbeeld passen.

Een waar verhaal

“Ik heb geen consultant nodig om me te helpen om tot een CRM aanpak te komen” beweerde een bedrijfsleider onlangs, “ik steek ICT en Sales samen op de heide en twee dagen later is het geklonken”, beweerde hij stellig, “de verkopers vertellen de ICT’ers wat ze wensen en de ICT’ers bouwen het. Simpel.”

En zo geschiedde. Hij boekte een hotel, liet zijn ICT- en verkoopploeg op vrijdag vertrekken en boekte een de-brief op zondagmiddag. Met champagne achteraf.

“Mag ik de de-brief volgen?” vroeg ik en omdat ik het gevoel had als een volbloed crimineel bekeken te worden, voegde ik er snel aan toe: “free of charge.” Dat mocht.

Toen we na twee dagen in het hotel op de Heide toekwamen en er een ijzige stilte troffen vreesde ik het ergste. De taferelen die ik dacht te vinden zouden de gruwelen in de loopgraven van de eerste wereldoorlog laten lijken op een theekransje onder lieve oude dametjes en de atoombom op Hiroshima op een gezellige familie-barbecue op een zondagmiddag.

We troffen geen bloed of blauwe ogen. We troffen de weinig nuchtere en luid kwakende verkopers aan de bar. Ze hadden zich net na aankomst uitgeput in redenen waarom ze geen CRM behoefden en waren het daar na 5 minuten al roerend over eens waarna ze naar de bar waren getrokken. Daar hadden ze meteen de champagne gekraakt en waren als steeds begonnen tegen elkaar op te scheppen over prestaties van allerlei aard en ze waren verbaal aan het vechten gegaan om de aandacht van enige lokale schoonheden.

De redenen waarom ze geen CRM behoefden kon ik samenvatten in een enkel woord: daarom! Verkopers hebben vaak een mening over hun vak maar weten zelden waarom.

Wat verderop troffen we de doodvermoeide ICT’ers bij Cola, koffie, Mars en Red Bull, pizza en frietjes, omdat die meteen driftig aan het bouwen waren gegaan en een vehikel in elkaar hadden geknutseld zonder kop en staart dat evenveel met klantgerichte processen te maken leek te hebben dat een fruitvlieg met De Verklaring van de Rechten van de Mens. Bovendien bleek dat vreselijk ingewikkelde monster voortdurend vast te lopen bij elke poging tot demo omdat er nog een paar bugs in zaten.

Moraal van het verhaal.


De bedrijfsleider keek me aan. “Ik zal mijn tijd maar niet verkwisten aan hun eindpresentatie, zeker. Wat is je tarief?” vroeg hij. “Het dubbele”, zei ik. Misschien was dat een grapje.

I love it when a plan comes together.

zaterdag 6 juli 2013

Ont-weten

"Neen", zegt Dichter met geduld als een smeltend ijsje, "het is niet on-wetend, Boerken. On-weten is die staat van je geest waarbij je de dingen niet weet of nog niet. Je weet het zelf niet, want je kan niet weten wat je niet weet. Je kan het vermoeden. Maar niet weten."
Boerken zucht en slaat een vlieg weg die op zijn arm was neergestreken om er te steken. De woorden van Dichter raken hem evenveel als de mist zijn huid aan flarden scheurt. Maar de mist raakt hem wel. Net als wat Dichter hem zegt.
"Wat de Wijze me toevertrouwde vandaag en schonk was 'ont-weten'. Dat wat je weet, eeuwig is en niet gevangen in tijd en ruimte. Wat je weet kan je niet ont-weten."

"Dat is waar", zegt Boerken gevat en hij staat op. "Ik ga de paarden binnen zetten", zegt hij, "in de stallen staan ze koel, op de weide staan ze te braden vandaag."

Hij stapt weg en bij elke stap klinkt een woord als het spatten van een plas water: "Ont-weten, ont-weten, ont-weten, ont-weten". Boerken grijnst. "Ik kan inderdaad niet ont-weten", bedenkt hij en in zijn hoofd stormt de Zee. 
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Nelson

De dag was warm. Heet zelfs. Eentje die gezwollen staat van het zonlicht. De geur van gemaaid gras. En lavendel. 
Ik sloot de ogen. Dat doet een mens wel eens. Liggend in de zon die je huid streelt zoals alleen de zon en je geliefde dat kan. Ik lag in een strandzetel in mijn tuin in mijn zon en sloot de ogen en de wereld om me heen vouwde zich dicht in mijn hoofd tot een puntje dat ik vergat ergens. 

Een oude zwarte man met witte krullen kwam naast me zitten. Hij ademde niet. Zijn ogen waren 11. 
"Zo", zei hij, "dat was het." Zijn woorden werden wolken.

Ik keek hem aan. Als hij zou rechtstaan zou ik zien hoe groot hij was. Een lieve reus. De wolken dreven naar de horizon en verdwenen daar en ook de tijd, elke kleur en geluid. Er was niets meer en ik voelde me klein.

"Hoe was het in je cel, zolang?" vroeg ik bijna, maar mijn woorden vonden de weg niet.

"Het was er klein." zei hij stil. "Het was er klein en stil. Je raakt eerst uitgepraat tegen jezelf. Daarna neemt de stilte je in. De stilte is als marmer. Marmer is kil. Marmer is warm. Marmer is hard. Marmer is zacht. Dat weten veel mensen niet. Marmer is zacht. Dat leer je. Marmer is mals. En in marmer zitten oneindig veel beelden die je er uit kan kappen en polijsten. En in de stilte schuilen duizenden woorden en verhalen. In de cel was ik schrijver en beeldhouwer. Het was er klein, stil en eenzaam. En alleenzaam op de duur."

Een merel landt op het gras. Het gras ritselt in de wind. In de verte ruisen populieren. De zon spint als een kat.

"Ik heb er geleerd dat ik niet mijn woorden uit de stilte haal en niet mijn beelden uit marmer, maar die van alle mensen."

Hij stond op en wandelde naar de horizon. Traag en een beetje gebogen. In bleek pak. Met kort wit kroezelhaar. Hoe verder weg hij wandelde hoe groter hij werd. Aan de horizon keek hij nog even om, met 11 jarige ogen en daarna daalde hij af.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

vrijdag 5 juli 2013

Sssst

Knorpot loopt te zeiken op alles en iedereen, maar vooral wil hij Haar aandacht en Dichter schrijft bladzijden vol verhalen aan Haar en zij brengt hen thee en zegt 'Sssssssst' en bij allebei werkt dat omgekeerd.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Niemand

Glas is morgen. Een melodie. Een oud verhaal. 50 zomers. Een dier. Een naam. Iemand om te vergeten.

Morgen is glas. Een hand is glad. Een geest onoplettend. Scherven. Een vloer vol scherpe scherven. Op blote voeten gevangen.

Nostalgie. 

Wat denken we. Wat denken we niet. Nooit. En wat is nooit gedacht? We weten het niet.

Trouwe soldaat. Iemand vergeten. Vergeten iemand misschien. Niemand weet het. Vergeten niemand. 


Sent via BlackBerry offered by Proximus

donderdag 4 juli 2013

Oud zeer

Dichter is in bad gaan liggen, in hoog water, in heet water, in dik schuim. Dichter heeft de ogen gesloten en de wereld is verdwenen. Dichter schrijft mooie woorden voor Stil Meisje in de hoop dat ze van mooie woorden houdt en dan schrijft hij en gebruikt hij oude en gebruikte woorden die wankel zijn en kraken en stinken naar generaties mens en motteballen en oude mensen. Hij schrijft hele bladen vol want hij hoopt dat ze ze leest en ze vertelt over de dingen die ze leest elke avond en daarna kijkt hij als een geslagen hond en als hij vraagt of ze iets van hem leest zegt ze ja. Punt. Of nog niet, geen tijd. Punt. En dan krimpt zijn hart en gaat hij in bad liggen en sluit de ogen om de wereld te laten verdwijnen. Daarna neemt hij een blad, potlood, een fles en een kurk en schrijft. Hij kan niet anders.
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Metamorfose

"Er was een gesprek. Het gesprek liep langs de telefoon. Vanuit een auto. De auto stond geparkeerd langs de kant van de straat, half op het voetpad. In die straat mag je niet parkeren. Wat verder dan waar de auto stond, gaat de straat steil bergaf recht in de mond van een parkeergarage. Daarom stond de auto daar geparkeerd. Het gesprek liep stroef. Iemand wou het gesprek niet afbreken. Hoe stroef ook. En moeizaam. Of laten afbreken. Parkeergarages breken nu eenmaal telefoongesprekken af. Je duikt hun betonnen maag in en wordt afgesneden van de buitenwereld. 

Iemand sprak van een meta-relatie.

Een atoombom viel op een stad in een land op een auto die geparkeerd stond waar je niet parkeren mag. Op 100 meter van een parkeergarage. De inslag was geruisloos. 

De dood is pijnloos. Voor wie dood is.

Iemand probeerde dat woord te vatten. Meta-relatie. 

In deze context. Iemand werd van steen. Iemand verpulverde tot poeder. Iemand lostte op in regen. De regen spoelde alles weg. Ook zijn woorden. Iemand bleef stil. Iemand verloor alle woorden. Iemand reed de auto een parkeergarage in. Rijden in een gapende mond. Rijden in de leegte. Het gesprek brak af. Zoals te voorspellen. Daarna hield het ademen op. Het hart viel stil. Een ziel gleed uit een lichaam. 20 gram weegt een ziel."

Knorpot leest. Elk woord. "Dit is complete nonsens"
bromt hij 
"Dit soort dingen gebeuren niet."

"Neen" 
zegt Droeve Dichter 
"Dat klopt. Ik verzin dat hier ter plekke. Terwijl ik het schrijf. De waarheid doet er niet toe."

"Het leest niet eens lekker"
antwoordt Knorpot.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Waarom de Zee

"Waarom de Zee?" 
Dichter spreekt. Dichter zegt. Dichter spreekt. Dichter ademt woorden. Dichter stelt geen vraag. Het is regen. Regenen.
"Waarom de Zee? De Noordzee."
Dichter kijkt de anderen aan en de stilte die hij boetseert in glas vangt het licht van de zomer in dunne stralen van wit. De stilte duurt. De stilte is helder marmer. Hun denken botst tegen de kille steen.
"Soms ben ik aan Zee. Dan neemt de Zee mijn ziel en mijn lijf. Alles wordt oneindig. Niets is eindig. Ik ben geen tijd meer. Ik ben Zee geworden. Ik ben aan Zee soms. Dan neemt de Zee me. Ik laat me verzwelgen. Ik laat me verdrinken. Ik zit op het strand op het zand en de Zee tipt mijn voeten en neemt me steeds killer en voller tot ik van het strand getilt word en verdrink in de oneindige kou."


Sent via BlackBerry offered by Proximus

woensdag 3 juli 2013

Liefde is

"Natuurlijk"
Zegt Dichter net zo stil als wolken.
"Natuurlijk schrijf ik soms woorden die daar dan staan om iemand te raken. Letterlijk."
De lucht is grauw als as na een bosbrand op de heide. Het regent. De regen blust de vlammen en spoelt elke kleur weg.
"Want het tegengestelde van Liefde is niet Haat, zoals de mensen denken. Soms denken. Zij die denken. Ze dwalen. Het is niet Haat. Het is niet-gehoord worden. Genegeerd worden. Erger dan lucht, die voel je. Erger dan wind. Erger dan regen. Erger dan zand. Of stilte. Je bent er niet."

De stilte is een witte vlek. 

"Daarom schrijf je?" fluistert Meisje stil.
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Ziek

Knorpot zit te snotteren en hij hoest en bibbert van de kou. Hij vloekt en miljaart en kijkt naar de lucht die donkergrijs is en laag boven de polder hangt en waaruit vandaag vele emmers water regenden. Hij heeft kou en komt krom en schots en scheef naar binnen en kruipt die in de warmte onder een deken en sust zijn hoofdpijn met gesloten ogen. Knorpot valt in slaap en de slaap sust niet.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

dinsdag 2 juli 2013

Witte kei

Soms. Heel soms. In het gras ligt een mooie gladde witte kei. Het gras is helder groen als komkommer in de ochtendzon. Het licht is helgeel en het gras lijkt te stralen. Het brandt.
In het gras een witte kei en onder de kei het groene gras. Ik raap de kei op. Hij is kil en toch warm. Warm van mijn hand. En de zon. En zwaar. Te groot om in mijn broekzak te stoppen. Te zwaar ook. Ik aarzel. Lang. Kort. Misschien aarzel ik niet. Ik leg de steen terug. Ik zie waar hij lag. Het gras is er bruin. Ik leg de kei terug. Heel voorzichtig. En de ochtend gaat verder.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Langzamer dan wijn


Er zijn dagen die langer duren dan een boom en die sneller vergeten zijn dan wolken en die blauwer zijn dan regen en witter dan geschreven stilte en bevroren woorden, die brozer zijn dan druiven en zoeter dan de zon die zakt naar de horizon langzamer dan wijn.

stiller dan wit


Knorpot werkt in de tuin en hij heeft van Zakenman een "Block Rocker" gestolen en dat ding knalt de polder overhoop als 'The Chain' van Fleetwood Mac halfweg het nummer ontploft en Knorpot duwt het bezwerende ritme mee met zijn rechterhand "If you don't love me now, you will never love me again" en als op het einde het nummer helemaal knalt vanuit de doemdoemdoem bas kan zelfs Knorpot niet stoppen dat zijn lijf dansen wil. En zoals steeds eindigt het nummer daar waar hij het nog uren had kunnen laten doorgaan. Knorpot wiedt het onkruid dat sneller groeit en weerkeert dan hij het wieden kan en hoewel hij helemaal van deze klus houdt, deert het hem niet vandaag want de zon schijnt, de muziek beukt "Don't Stop", mussen maken ruzie, merels vechten, zwaluwen jagen op de rosse katten die Donder heten en Bliksem en Knorpot verliest zich in wieden en de tijd stopt met glijden en in die bel van tijdeloosheid is het stiller dan wit.

Hoe kon ik
Als ik kon
Mijn woord
Hoe kan ik
Kan ik
Mijn weg
Mijn eigen weg
Heel eigen weg
Alleen
Ik ga mijn eigen
Weg
Alles is anders
Nu
Als ik kon
Mijn wereld
Geven
Alles wachtend
Voor jou
Mijn weg
Eigen weg
Alleen

De zon is van metaal


Waar de Trage Stroom een laatste bocht neemt naar het Westen. Een laatste keer langs een stad stroomt. Een stad, genesteld aan de buitenzijde van de bocht. De rivier is er breed. Zo breed dat geen brug de linkeroever bereiken kan. Waar de bocht neigt naar het Noorden. Vandaar wordt de Trage Stroom snel breder en breder. Hunkerend naar Zee. De wind die er overheen blaast is kil en vochtig en ruikt naar zout. Die wind is schraal. Langs de Stroom lagen vroeger de laatste kleine vergeten dorpen en uitgestrekte polders vol beken en graslanden en riet. De populieren weken weg van Zee en de Noorderstormen en de wilgen werden geknot. Nu is er enkel haven.

Ik sta op de Linkeroever en kijk naar de stad langs de Stroom en haar gotische toren. De zon is van metaal. De hemel is dunne melk. Ik ruik de Zee.

maandag 1 juli 2013

Bidden

Ik bid. Iemand bidt voor mij. Denk ik. Iemand denkt en bidt. Een vreemde combinatie. Ik bezoek een kathedraal. Ontsteek een kaars. Kniel. Ik recht mijn rug. Schouders achteruit. Hoofd hoog. Een meeuw beukt binnenin mijn schedel en schreeuwt schaamteloos. De geur van kaarsvet. 

Mensen schuifelen voorbij. Ze hobbelen over hun woorden. Een kort gebed. In het gras groeit klaver. Waar was ik toen? En nu? En daarna? En hoe moet het verder? Ergens kromt een berk de takken.

Sent via BlackBerry offered by Proximus