maandag 9 maart 2015

Boerken en hier en nu en filosofen.

Zakenman komt wild gebarend het Donker Kot binnenvallen dat helemaal niet donker is, maar zo genoemd wordt door Dichter die donker een mooier woord vindt en beter passen. 'Het lichte huis' klinkt hem te geitenwollensokken en te pseudo Oosters filosofisch. 'Donker Kot' past veel beter de de Germaans duistere traditie en bij de Europese filosofen die de tristesse koesterden.
"Zo'n Sartre, een Decartes en die andere triestigaards als een Plato en een Freud en een Wittgenstein en bijgod Kierkengaard, dat opperkieken, daar wordt toch niemand wat wijzer van. Een hoop gefrustreerde mannen die denken om te denken en omdat ze niks beters te doen hebben." sneert Boerken en hij gooit het boek dat hij uit de boekenkast graaide met een smak op de grond en 'Denkers in de Ring' blijft liggen. Hij is nu goed op dreef en stinkend naar jenever en hooi en mest en dagenlang zwetend wroeten in de aarde, raast hij als een voorjaarsstorm: "Waarover ge niet spreken kunt moet ge zwijgen, of hoe zei die Zwijnenstein dat ook alweer? Hij had beter gezwegen, toch? En de Ander is de Hel? Hebt ge die vent bekeken, die Sartre? Saters waren schoon beesten in vergelijking met die schele lodderogige salamanderachtige bultenaar van Parijs. De andere? Die ging gillend lopen als de Jeanpolle binnenkwam. Ik durf wedden dat hij als kind in de spiegel keek en meteen wist wat de hel was. Het spiegelbeeld. De anderen? Mijn gat. En dan diene Kaartendinges. Ik denk dus ik ben. Allez. Proficiat! Stopt dan met denken en ge zijt dood? Zeveraars."

En net dan valt Zakenman binnen. Breed zwaaiend en gesticulerend, zoals alleen hij dat kan, met de allure van een presidentskandidaat en de zelfverzekerde blik van de permanente winnaar. Hij vertelt luid en trefzeker dat onze hersencellen zijn als vrienden op Facebook en Boerken laat een opvallende scheet en mompelt net iets te luid dat hij toch niet naar deze scheten in een fles moet luisteren en dat ze stinken. En Knorpot, die verborgen achter een Duvel bij de haard zit te luisteren zegt "sssss, laat hem uitleggen, stomme boer" en Zakenman davert lustig verder langsheen de spoorlijnen van zijn denken en vertelt over losse verbanden die komen en gaan en meerdere verbindingen die niet allemaal even sterk zijn en over het verband tussen sterkte en gelijkenis en de vloeirbaarheid van die netwerken. Boerken neemt de fles jenever en schenkt zich een glaaske en kapt dat binnen zeggende dat zijn hersens dus vloeibaar zijn.
"Je hersens", zegt Knorpot ineens terwijl hij rechtstaat en de ruimte vult met het charisma van de ervaring," maken een hier en nu en dat hier en nu is een illusie, want je hersenen moeten zoveel prikkels verwerken dat ze dat slechts 2-3 seconden aankunnen en dan geven ze nog maar slechts een selectie door en daarna gaan ze het korte heden verwerken en zak je met je geest af in het verleden. Bovendien werken onze zintuigen niet simultaan, wat het werk van die hersenen extra moeilijk maakt."

Hij ademt even.

"Onze hersens zijn lui. En daarom geven ze niet zoveel om het heden. Ze pikken er de belangrijkste prikkels uit. Dat doet je krokodillenbrein. Honger. Dorst. Lust. Hebzucht. Gevaar. Angst. Al de rest pikt de geest maar karig op, om het met zeer kleine teugjes te mengen met het geheel eigen beeld van het recente verleden dat geprojecteerd wordt in de toekomst. Conclusie. Ons brein is lui. We denken met onze krokodillenhersenben. Het nu bestaat niet en elke nu is totaal subjectief."

Zakenman grijnst. "Ge-wel-dig", zegt hij, "wow man, dat ga ik morgen al meenemen in mijn lezingen waarin ik mensen inspireer om te durven veranderen. Je leert me hier waarom mensen van nature uit niet veranderlijk zijn. Door onze luie hersenen."

Er valt een korte stilte en dan zegt Stil Meisje: "Misschien moet je de wetenschappelijke artikels lezen, Zakenman, niet voor de conclusies, want die hoorden we al, maar voor de manier waarop die dingen onderzocht en bewezen werden, want dié kunnen je helpen, denk ik."

Zakenman knikt en Boerken mokt en Knorpot gaat weer zitten en Meisje maakt witloof met spekjes en kaassaus in de keuken. Dichter kijkt naar buiten in het late licht van een van de eerste lentedagen en boven de mesthoop vliegen drie kleine vleermuizen hun onnavolgbare routes en hij wenkt Boerken en vraagt: "wat zie je?"
"Drie vleermuizen boven de mesthoop", zegt hij.
"Ik ook", zegt Dichter. En met een knipoog. "Dus zo uniek is mijn heden niet."

Verzonden vanaf mijn BlackBerry 10-smartphone.

Kleine Rakker deel 9

Kleine Rakker,

Je hebt gelachen naar me en ik voel me champagneluchtigblijcontent.

Voila. Dat heet: met de deur in huis vallen. Ik ben nogal visueel en dus zie ik dat meteen voor mij: met de deur vallend in huis, bwaaam plat op de buik. Daar zou je om lachen, later. Maar ik heb het nu over die wat fijnere variant van lachen: naar iemand lachen. En dat deed je. Naar mij.

Je had al eerder gelachen. Ik zag de foto's en filmpjes op Facebook. Dat de sociale media ons verder uit elkaar zouden drijven, is nonsens. Wat zurige mensen ook mogen beweren. Er is altijd wel iets dat nieuw is en anders en daar houden sommige mensen niet van omdat hun geest bekrompen is en hun hersens gekneld zitten in de te kleine doos die behoudsgezindheid heet.

Ik had je al zien lachen naar je mama en je papa, je meter Chris en je tante Lisse. Maar als je mij zag, dan keek je alsof je net een zure augurk had gegeten. Toen ik klein was, las mijn mama die jouw overgrootmoeder is, mij voor uit de boekjes van Dick Bruna. Die meneer Bruna is een van de grootste kunstenaars uit de vorige eeuw, kleine Rakker. In een van de boekjes duiken groene dametjes op, die dus de kleur hebben van zure augurken en ook zo kijken. Ik ben ze nooit vergeten. Kijvend gaan zij door het leven en maken er een trieste vertoning van. Ik heb ze mijn leven lang gemeden, dat soort mensen. Dank je mama.

Zo keek je dus, als je mij zag. Zoals die groene dametjes. Tot je gisteren besloot dat ik bij je hoorde, door me toe te lachen.

Je stond op mijn schoot. Stond. Want soms weiger je koppig je beentjes tot zit te plooien, alsof zitten een beetje te onnozel is voor een flinke 12 weken oude jongen. En ineens lachte je me toe. En dat voelde zalig. Punt. Ik kan wel proberen dat te beschrijven, maar liever niet. Woorden schieten tekort.

Voorlezen, kleine Rakker, is iets tussen kinderen en volwassenen en omgekeerd. Het schept een blijvende band, omdat het avontuurlijke paden tekent in ons geheugen die nooit verdwijnen.

Later lees ik jou ook voor uit Dick Bruna. En leer ik je Rupsje Nooitgenoeg kennen. En lees ik uit de verzamelde werken van die heerlijke Annie M.G. Schmidt. Jip en Janneke. Pluk. Otje... en daarna ook over Kikker en zijn vrienden. Vraag maar aan je mama Lore en aan tante Lisse. Wedden dat ze stiekem meeluisteren? En dat ze nog hele verhalen en zinnen en namen uit het hoofd kennen?

Vorige week was ik op bezoek bij jou en je mama. En wat deed je lieve mama? Behalve je laten drinken bij haar? En wat bekeek ik met smeltend hart? Mama las je voor en je keek gespannen toe. Jij wordt nooit zuur, wist ik zeker. Want mama heeft het kind bewaard dat ze ooit was en is de volwassene geworden die ze als kind opgevoed heeft.
Jij kleurt niet augurkenzuriggroen, maar zalig rozerood en lief lavendelblauw en warm wangenroze en luchtig limoengroen en knallend korengeel en...
Lang leve het schone voorlezen. Ik ben er klaar voor.

Tot morgen. Dan kom je zon tanken op ons erf.

Kleine Rakker, deel 8

Kleine Rakker,

Gisteravond was je op bezoek. Helemaal alleen. Je mama en papa waren voor het eerst zonder jou op pad en jij dus zonder hen en je deed dat bijzonder goed, kleine makker.

Je was er al toen ik thuis kwam met de paarden op de trailer. Tijdens de jumping, daar in de polders aan de andere kant van de Trage Stroom, hadden vrienden me gevraagd wanneer ik nog eens een stukje zou schrijven over Kleine Rakker. Ik lach dan een beetje onwennig. Je schrijft wel om gelezen te worden en toch blijft het vreemd daarop aangesproken te worden.

Nu dus. Schrijf ik een stukje.

Het was gisteren een fijne dag, Nout. Jouw nonkel Yannick had een super dagje en reed de paarden sneller over de hindernissen dan we ooit durven hopen hadden en dus ook sneller dan de andere deelnemers. Met Branco ging hij als een weerlicht. Branco. Ons eerste veulen, ooit. Het veulen van Undra, het kleine dappere en snelle paardje van jouw mama, dat nu ergens in Italië woont. Undra zou fier zijn op haar Branco van 't Vliegveld, zoals de omroeper hem noemde, want vliegen deed hij. En dat is bijzonder, immers tweemaal was Branco bijna dood en tweemaal vocht hij dapper terug en kijk, gisteren won hij overtuigend. Een mirakelpaard. En wij blij.

Je peter Rik ging wel nog even uit de bocht, gisteren middag. Of beter: door het lint. Toen nonkel Yannick en Branco tijdens hun spannende rit door hun laatste tegenstander opzichtig gehinderd werden, schold ik daarna de vader van dat valse rotjoch de huid vol, brullend en zonder schroom. En dat voor alle aanwezige publiek. Je tante Lisse hield me wijselijk in toom of ik had hem aangevlogen. Als iemand aan mijn 'clan' komt, dan word ik een woest dier, Nout. Dus o wee als iemand ooit een vinger naar jou zou uitsteken.

Ik kwam thuis en je was er al. Je meter Chris zat over je heen gebogen en jij lachte haar toe. Ik vond dat beeld zo mooi, dat ik er een inwendige foto van genomen heb en die heb ik een plekje gegeven in mijn geheugen. Daarna dronk je een beetje moeizaam van de fles, want je drinkt veel liever bij mama merkten we en na even worstelen tegen de loomheid van een vol buikje en de warmte van een zoemende kachel, viel je in slaap in mijn armen en daar ben ik je dankbaar voor. Je lag 20 minuten op mijn buik te slapen en ik genoot ervan. Intens.

Toen je mama en papa je kwamen ophalen, zat je op  schoot tegen me aan en we keken samen voetbal op televisie en je voetjes schopten stevig mee en je voetbalde beter dan wat we daar op het scherm te zien kregen, want dat was zielige pottekestamp. Samen naar voetbal kijken: op dat moment voelde ik me echt grootvader en wist ik zeker dat jij en ik dat goed gaan doen, kleine rakker, dat grootvader-kleinzoon ding.

Straks ga ik die lederen bal oppompen, die al een paar jaar doelloos in de garage ligt en ik speur in de tuin waar ik de doelpalen ga planten.

Kleine Rakker, deel 7

Kleine Rakker,

(die nu even snel groeit als de knoppen aan de bomen en de narcissen in onze weides en de sneeuwklokjes in de perken)

Vandaag hing de lente in de lucht. De wieken van de windmolens wat verderop maalden lui de weinige wind tot een beetje elektriciteit. Ik had nooit gedacht, Nout, dat ik nog samen met jou naar dat soort windmolens zou kijken. Ik was als tiener een enorme tegenstander van kernenergie en ik herinner me bevlogen spreekbeurten waarin ik mijn klasgenoten fanatiek vertelde over de gevaren van nucleaire energie en hen wees op de alternatieven, als daar zijn: windmolens. Ik geloofde nooit dat dat ook gebeuren zou, toen. Het was een mooie droom.

De lente hing in de lucht en zo tegen de witte op het zuiden kijkende bakstenen muren van onze stallingen, bouwde de lage zon een weldoende warmte op waarin ik me koesterde als een kat achter glas. Ik doezelde een heel deel van de middag weg, zonnend in een strandzetel bij de witte muur.

En dan was je mama er. Je mama die mijn dochter is. En jij reed met haar mee, in die high-tech aluminium buggy van je met de ultrasone fantastisch wendbare wielen en de vele bergvakken. Ze reed je voor. Het erf op. Waar we wonen en leven tussen de paarden en de weides en de stallen. Ze reed jou tot bij waar ik lag te sudderen op een laag vuurtje.

Je had een hoogst aaibaar pakje aan waarmee je er uitzag als een kleine teddybeer, met oortjes en al. Schattig is het woord dat het beste omschrijft hoe je er uitzag. Later ga je dat ongetwijfeld vervelend vinden: schattig, maar nu kan je nog niet protesteren en daar maak ik gebruik van. Schattig.

Je sliep, diep in het kuipje van je high tech sportbakske op 4 wielen en onder je mutsje kneep je je ogen extra dicht, want het eerste zonlicht was je te fel. Je werd geboren toen de dagen het kortste waren en de nachten dus lang en donker. En daarna regende het een hele maand januari lang en was het triest en kil en grijs en donker. En nu was er dan de zon. Mama gaat zonnecreme halen, zegt ze, om je tere witte velletje te beschermen. Ik knik goedkeurend. Je hebt niet die zuiderse huid van je peter, merk ik, maar wel de Noordelijke van je mama en je papa.

Er hing lente in de lucht. Dat ruik je. En hoor je. En zie je.
Als ik 's ochtends de paarden eten geef, dan hoor en zie ik de merels en de mussen en de meesjes en lijsters en de roodborstjes vrolijk kwetterend in de bomen en de struiken vertellen over de lente en de lange dagen vol zonneschijn en warmte.

Je kwam op bezoek, Nout. Met je mama.
Je sliep nog een poos en je mama en je meter en je peter babbelden, zittend op een bank tegen de witte muur, genietend van de zon. Daarna dronk je bij je mama en daarna vroeg ze jou of je bij je peter wilde zijn en ik aarzelde niet. Ik nam je in mijn handen en voelde hoe stevig jij al zit en hoe zwaar je wordt en verder voelde ik allerlei dingen die als je ze probeert te vatten in woorden, elk woord te groot en te ruw en te grof lijkt en ik daar dus maar niet aan begin.

Weet je, Nout, wat het gevoel het beste omschrijft is een eenvoudige zin. Het voelde goed.

Het voelde goed.

Daarna kabbelde de dag gewoon verder.

Kleine Rakker, deel 6

Kleine Rakker,

Ik ken de uitdrukking 'groeien als kool'. Mijn generatie doet niet zo aan tuinbouw. Onze grootouders wel. Die hadden een fikse moestuin achter het huis. Waarin onder andere kool groeide, denk ik. En die kool zal dan wel snel gegroeid hebben. Ik stel me daarbij voor dat je een zaadje in de grond stopt en een week later een fikse ronde bloemkool oogst. Zoiets.

Mijn grootouders hadden een fikse moestuin en te weinig tijd om na regen en zonneschijn het snel woekerende onkruid te lijf te gaan en daar dienden dan de handjes van de kleinkinderen voor. Ik zou liever gevoetbald hebben, of gefietst of in de bomen geklauterd, maar dat mocht niet. De moestuin was een heilige plek waarin niet gespeeld mocht worden en waarin kinderarbeid de normaalste zaak van de wereld was, daar ergens in de vorige eeuw.  Behalve onkruid uittrekken heb ik ooit een aantal keer aardappelen gerooid, onder het toeziend oog van een meester-moestuinier-op-rust en dus deed ik niets goed en alles verkeerd.

Kortom, Nout, ik heb niet alleen geen talent voor de moestuin, ik heb er een afkeer van gekregen. Ik weet dus niet hoe snel kool groeit en daarom durf ik niet zomaar losweg te schrijven dat jij groeit als kool.

Maar groeien doe je wel snel. Heel snel. Soms zie ik je een paar dagen niet. Als ik weer eens van de ene kant van de lage landen naar de andere reis als een soort circus-attractie en daarna thuis kom en jou kom opzoeken. Dan ben je telkens zo ongelooflijk veranderd. Ongelooflijk. Ik kan mijn ogen bijna niet geloven. Hoe kan een mensje zo snel groeien? En veranderen. Mijn verstand kan dit niet helemaal bevatten en ik probeer het niet eens. Soms is niet begrijpen en de dingen gewoon ondergaan en je er zonder meer in onder dompelen een fijn gevoel.

Je lag vandaag te slapen op de schouder van je grootmama die mijn lief is en jouw mama,die mijn dochter is, zat naar je te kijken en ik keek op mijn beurt naar jullie drie en dat beeld heb ik heel bewust opgeslagen in mijn visuele geheugen. En voor de veiligheid nam ik er ook een foto van. Je weet nooit hoe dat geheugen me in de steek laat, ooit.

Binnen een paar zomers mag je me komen helpen. In de tuin groeit vreselijk veel onkruid na regen en zonneschijn en ik heb te weinig tijd. Grapjeeeeeh!

Kleine Rakker, deel 5

Kleine Rakker,

deel 7 over Goesting (en ik tel als de kraaien dus)

Misschien moet je grootvader die dit schrijft je een keer proberen uitleggen wat die nu eigenlijk doet hele dagen, behalve door het het vlakke land daar in het Noorden reizen, het groene land van dijken en dus polders en koeien en dus kaas en melk en van strenge regeltjes en wetten en deugden en ondeugden en dus piskleurig water dat de naam bier draagt en aardappelen in reepjes in olie die fier frieten heten te zijn en die opgegeten worden in de vreemdste combinaties behalve handgemaakte mayonaise met stoofvlees op grootmoeders wijze.

Ja. Je grootvader doorklieft hele dagen Nederland in  zijn roestkleurig oranje ASO-bak en doet weinig anders dan met mensen babbelen of voor mensen staan babbelen en gesticuleren met grote gebaren en wild heen en weer lopen en tekenen op borden en flipcharts en er onleesbare dingen bij kribbelen in iets wat ooit een handschrift is geweest en waarover, binnen een paar eeuwen een archeoloog een dikke scriptie schrijven zal, die kant noch wal raakt.

Voila. Dat was het.

Dat is wat ik, die grootvader van jou, hele dagen doe. Verheven boven het verkeer cruisen in een veel te grote pickup truck met de Vaughan Brothers schallend in de cabine en met mensen palaveren en op een scherm plaatjes tonen en er vertellingen bij bedenken.

Tsjonge denk je. Zo. En kan je daar centjes mee verdienen? Want dat is allemaal wel goed en wel, maar als je jarig bent en met Pasen en Kerstdag en Nieuwjaar en weet ik veel welke aanleidingen er nog allemaal tussen die festiviteiten, wil je wel kadootjes en je zal al snel weten dat die niet uit de wolken regenen maar met de centen uit de muur gekocht en betaald worden en dat om die centen in de muur te krijgen, de meeste mensen zagend en klagend elke dag vroeg opstaan om ergens 'naar hun werk te gaan' om dan 's avonds slecht gehumeurd en moe thuis te komen en dat allemaal om die centjes in de muur te krijgen om ze er uit te halen om kadootjes te kopen. Nu nog. Binnenkort doen we dat allemaal met onze smartphone.

Wel, Nout, peter Rik werkt ook. Wat hij doet, dat babbelen, is werken. En peter Rik doet dat niét tegen zijn zin. Integendeel. En peter Rik is pas tevreden als hij bij de mensen een lach op het gelaat kan schilderen en ze bovendien nieuwsgierig kan maken om nieuwe dingen te ontdekken en proberen en als ze goesting krijgen. Onthou dat woord, kleine rakker: goesting. Het is zowat het mooiste woord ter wereld. Twitteraars (voor je begrijpt wat dat is, ben je allang toe aan een ander medium) zetten wel eens #zinin, maar dat is slechts de slappe schaduw van goesting.

Dan komen ze 's avonds met een dikke smile op hun gelaat thuis en dan vragen de kinderen: waar komt die glimlach vandaan, mama/papa? Waarop mama/papa zegt: "Ik heb goesting." Wat soms tot misverstanden leiden kan, omdat er ook een andere goesting is, een waarover ik het met jou eens zal hebben als je vijftien bent of zo.

Spreek dat woord eens uit, Nout. Proef het. Goesting. Lekker he.

Goesting!

Peter Rik maakt goesting.

Verzonden vanaf mijn BlackBerry 10-smartphone.

Je Suis Rik

Ik heb een poos gewacht. De schok was te groot en er verzamelden zich zoveel woorden in mijn geest, dat mijn hele denken een infarct deed en er alleen zwart verscheen. Of zoals bij Kamagurka: wit. Want zwart is wit en omgekeerd.

Ik voelde me erg betrokken. Net als elk van u.

Ik teken. Ik schrijf. Ik teken niet veel meer. Ik tekende cartoons. Vroeger. Toen ik jonger was. Mijn cartoons wonnen nu en dan een prijs en hingen in Knokke. Ik karikaturiseerde mensen en situaties. Dat doe ik slechts sporadisch meer. Gewoon. Het hield op. Gezin, maar vooral werk en ambitie vraten de tijd aan die je nodig hebt om creatief te zijn. En ik heb die tijd zelden terug gestolen om me achter het witte blad papier te zetten en potlood en stift te hanteren. De gom, daar hou ik niet zo van. Net zoals ik niet graag snoei.

Ik hanteerde een milde vorm van humor. Nooit kwetsend. Ik kan dat verstoppen onder het schaamlapje 'Vlaamse aard' zoals ik de afgelopen dagen in de media horen kon, maar doe dat niet. Ik ben bang. Bang om te kwetsen. En ook dat is een leugen. Ik ben bang (jawel, bang) om door anderen gekwetst te worden. Ik hou ervan geliefd te worden. En dus ben ik bang mensen te kwetsen. Want dan kwetsen ze je misschien terug. Scherpte lokt scherpte uit. Soms keren ze je gewoon de rug toe en negeren ze je. Ook dat ervaar ik als pijnlijk. Ik hanteerde dus de milde vorm van humor. Uit zelfbehoud. En, geloof ik graag, toch ook omdat ik gewoon niet graag mensen kwets. Ik heb een hoge mate van medelijden in me.
Daarmee wil ik alleen vertellen, dat ik de grootst mogelijke bewondering had en heb voor de tekenaars bij Charlie, die ook mijn goden waren. Om hun ongelooflijke moed en onafhankelijkheid. Niet zoekend naar dat geliefd worden, zoals ikzelf. Maar scherp de dingen in vraag stellen. Door bijtende satire soms. Vaak erg eenzaam. Denk ik.

Vastigheden leiden tot verstarring, Verstarring is als een meer zonder nieuwe toevoer. Het droogt uit en wordt ziek en troebel. Het stinkt. Satire zaait twijfel. Twijfel laat de verstarde monumenten wankelen en brengt ze tot leven. Twijfel maakt mensen beter. Twijfel maakt de wereld beter. Twijfel bezielt. Fanatisme ontzielt. Fanatisme is de ultieme vorm van verstarring.

Vorig jaar rond de jaarwisseling, tekende ik op mijn splinternieuwe Microsoft Surface twee cartoons over Jezus. Een waarbij de os en de ezel vervangen worden door een windturbine en een waarin Jezus, gebukt onder het kruis op zijn rug, een selfie neemt. Ik leef nog.

Nu ik aan het schrijven ben over kwetsen en gekwetst worden en zelfcensuur, moet ik het even over dat schrijven hebben. Want met de komst van de Blackberry, ben ik weer beginnen schrijven. Ik gebruik de mazen van de tijd, de plooien en kreuken die vallen tussen de dingen van het dagelijkse leven, om op dat toestelletje te rammen en Schrijverijtjes te maken. Dat doe ik nu reeds een jaar of 5. En ik heb tot mijn eigen schade geleerd ook hier milder te worden. Want al schrijvend namen de woorden soms een loopje met me en ik heb mensen gekwetst en geschokt. En achteraf had ik daar spijt van. Ik heb geleerd hoeveel impact woorden hebben. Nog steeds. Ik schrijf mijn stukjes en merk hoe ik daarmee mensen raak. Soms dieper raak dan ik wil. Of soms geheel anders dan ik bedoelde. Of kon vermoeden.

Toch heb ik nooit overwogen om te stoppen met schrijven. Er is geen reden. Noch om te schrijven. Noch om ermee te stoppen. Als mijn schrijven is wat mensen 'een roeping' noemen, dan is het dat: een roeping. Geroepen worden. misschien is het ook een weinig bescheiden vorm van zelfverheerlijking: kijk eens wat ik allemaal kan. Hou van me. als ik kots in de goot onder het kwijl, half dood.

Schrijven is iets geworden als ademen. Dat doe ik gewoon. Anders ga ik dood.

Deze week gingen mensen dood omdat ze ademden.

Je suis mijzelf. En U ook.

Verzonden vanaf mijn BlackBerry 10-smartphone.

Kleine Rakker, deel 4

Kleine Rakker,

Het is weer enige dagen geleden dat ik iets schreef voor je.
Een mens heeft altijd wel duizend en een uitvluchten in de aanbieding om te verklaren waarom dingen niet gedaan worden. Gebrek aan tijd is meestal het meest populaire en wie niet nauw kijkt, zou het nog geloven ook. Maar met het schrijven is het net als met de liefde en het lezen: je moet er tijd voor maken, nemen en desnoods stelen. Anders dreigt het bij intenties te blijven. En spijt achteraf.

Ja, Nout, uw Peter Rik kan een aardig potje filosoferen en flink doorzagen. Hij heeft zichzelf niet zomaar Oude Knorpot genoemd. Toen hij vroeger, in de tijd dat de dieren nog spraken en televisies een meter diep waren en telefoons aan een draad in de muur zaten, in het poëzie album van zijn dochters (waaronder uw eigen mama) oprecht "Oude Knorpot" schreef bij 'wat wil u later worden', had hij er geen vermoeden van dat hij dat ook daadwerkelijk worden zou, maar al bij al is het wonderlijk geslaagd. Trouwens, een poëzie album is een soort papieren versie van Facebook uit de vorige eeuw. Die waarin je mama en papa geboren werden en voor hen je grootouders, over-en overover- en ja  overoverovergrootouders, die zelfs uit de eeuw daarvoor kwamen. Het is een onwezenlijk gevoel, bedenk ik net, is dat ik dus 5 generaties heb gekend.  Van toen er nog geen auto's of vliegtuigen waren tot dit stukje schrijven op een smartphone en met de wereld delen.

Misschien ontstaat daar mijn nood tot geschiedenis schrijven. Al moet ik opletten niet te veel beloftes te maken. Een kinderboek schrijven, dat zal me wel lukken, maar of ik de moed bijeen geraapt zal krijgen om de geschiedenis van 5 generaties te schrijven, lijkt me zeer twijfelachtig. Ik ben de man van de wispelturige sprintjes en dat lijkt me eerder een soort eentonig lange marathon.

Stukjes schrijven als dit, is even loslopen. Een jogging in het bos. Een Schrijverijtje maken.

Mensen komen naar me toe. "Ik lees je stukjes over Kleine Rakker", zeggen ze "En over de Zee en Meisje enzo". Schrijven is iets dat je in je eentje doet. Je weet dat er lezers zijn, tenminste, dat hoop je. En als je ze dan ontmoet, weet je niet hoe je je gedragen moet. Mijn excuses als ik dus een beetje lomp reageerde en ook geen antwoord gaf op "Wanneer schrijf je nog eens iets?"

Nu dus. Want ik zit gevangen in de diepe vouwen van tijd en ruimte, ergens op een hotelkamer in een stad in een land en dan is er tijd op overschot en volgt het schrijven als vanzelf. Beter dan in de bar te zitten, kan ik vertellen hoeveel je al veranderd bent. Soms zie ik je een of twee dagen niet. Dan lijk je zoveel groter en sterker geworden. Je kijkt de wereld steeds bewuster aan. Je grootvader (wat moet ik mezelf steeds opnieuw overwinnen om dat te schrijven over mezelf, niet omdat ik dat erg vind of zo, maar omdat het besef maar niet landen wil) gaat net het omgekeerde doen en de ogen sluiten voor de wereld zo dadelijk. Hij doet dan de lichten uit, legt de smartphone opzij, sluit de ogen en zoekt de stilte en rust van de slaap. Doe dat nou ook maar, flinke Rakker. Het Zandmanneke komt langs. Slaap wel en droom zacht.

vrijdag 9 januari 2015

Jezus en de cartoon en de schrijver en Charlie.




Ik heb een poos gewacht. De schok was te groot en er verzamelden zich zoveel woorden in mijn geest, dat mijn hele denken een infarct deed en er alleen zwart verscheen. Of zoals bij Kamagurka: wit. Want zwart is wit en omgekeerd.

Ik voelde me erg betrokken. Net als elk van u.

Ik teken. Ik schrijf. Ik teken niet veel meer. Ik tekende cartoons. Vroeger. Toen ik jonger was. Mijn cartoons wonnen nu en dan een prijs en hingen in Knokke. Ik karikaturiseerde mensen en situaties. Dat doe ik slechts sporadisch meer. Gewoon. Het hield op. Gezin, maar vooral werk en ambitie vraten de tijd aan die je nodig hebt om creatief te zijn. En ik heb die tijd zelden terug gestolen om me achter het witte blad papier te zetten en potlood en stift te hanteren. De gom, daar hou ik niet zo van. Net zoals ik niet graag snoei.

Ik hanteerde een milde vorm van humor. Nooit kwetsend. Ik kan dat verstoppen onder het schaamlapje 'Vlaamse aard' zoals ik de afgelopen dagen in de media horen kon, maar doe dat niet. Ik ben bang. Bang om te kwetsen. En ook dat is een leugen. Ik ben bang (jawel, bang) om door anderen gekwetst te worden. Ik hou ervan geliefd te worden. En dus ben ik bang mensen te kwetsen. Want dan kwetsen ze je misschien terug. Scherpte lokt scherpte uit. Soms keren ze je gewoon de rug toe en negeren ze je. Ook dat ervaar ik als pijnlijk. Ik hanteerde dus de milde vorm van humor. Uit zelfbehoud. En, geloof ik graag, toch ook omdat ik gewoon niet graag mensen kwets. Ik heb een hoge mate van medelijden in me.
Daarmee wil ik alleen vertellen, dat ik de grootst mogelijke bewondering had en heb voor de tekenaars bij Charlie, die ook mijn goden waren. Om hun ongelooflijke moed en onafhankelijkheid. Niet zoekend naar dat geliefd worden, zoals ikzelf. Maar scherp de dingen in vraag stellen. Door bijtende satire soms.Erg eenzaam vaak. Denk ik.

Vastigheden leiden tot verstarring, Verstarring is als een meer zonder nieuwe toevoer. Het droogt uit en wordt ziek en troebel. Het stinkt. Satire zaait twijfel. Twijfel laat de verstarde monumenten wankelen en brengt ze tot leven. Twijfel maakt mensen beter. Twijfel maakt de wereld beter. Twijfel bezielt. Fanatisme ontzielt. Fanatisme is de ultieme vorm van verstarring.

Vorig jaar rond de jaarwisseling, tekende ik op mijn splinternieuwe Microsoft Surface twee cartoons over Jezus. Een waarbij de os en de ezel vervangen worden door een windturbine en een waarin Jezus, gebukt onder het kruis op zijn rug, een selfie neemt. Ik leef nog.

Nu ik aan het schrijven ben over kwetsen en gekwetst worden en zelfcensuur, moet ik het even over dat schrijven hebben. Want met de komst van de Blackberry, ben ik weer beginnen schrijven. Ik gebruik de mazen van de tijd, de plooien en kreuken die vallen tussen de dingen van het dagelijkse leven, om op dat toestelletje te rammen en Schrijverijtjes te maken. Dat doe ik nu reeds een jaar of 5. En ik heb tot mijn eigen schade geleerd ook hier milder te worden. Want al schrijvend namen de woorden soms een loopje met me en ik heb mensen gekwetst en geschokt. En achteraf had ik daar spijt van. Ik heb geleerd hoeveel impact woorden hebben. Nog steeds. Ik schrijf mijn stukjes en merk hoe ik daarmee mensen raak. Soms dieper raak dan ik wil. Of soms geheel anders dan ik bedoelde. Of kon vermoeden.

Toch heb ik nooit overwogen om te stoppen met schrijven. Er is geen reden. Noch om te schrijven. Noch om ermee te stoppen. ls dit is wat mensen 'een roeping' noemen, dan is het dat: een roeping. geroepen worden. misschien is het ook een weinig bescheiden vorm van zelfverheerlijking: kijk eens wat ik allemaal kan. Hou van me. als ik kots in de goot onder het kwijl, half dood.

Schrijven is iets geworden als ademen. Dat doe ik gewoon. Anders ga ik dood.

Deze week gingen mensen dood omdat ze ademden.

Je suis Charlie.

Verzonden vanaf mijn BlackBerry 10-smartphone.