zondag 28 september 2014

Zin geven.

Boerken, Dichter en Knorpot zitten op gammele verweerde stoelen op het vette najaarsgras. Naast hen grazen de paarden. Er staat amper wind en de lucht is zoet en mild en de septemberzon is krachtig maar niet verzengend. Ze zitten en zwijgen voornamelijk omdat spreken soms lastig is en woorden soms zijn als kille regen.
Achter de horizon zweeft Meisje woordenloos over Zee. Ze is een ijle wolk.
En dan spreekt Boerken toch. Hij opent zijn mond en de woorden rollen er uit als zware hoekige stenen die hij uitbraakt zonder het zorgvuldige polijsten van het denken: 'dat is nu eens het goede leven zie, hier zo zitten in de zon, misschien is dat wel de zin van het leven.'
Knorpot kijkt hem aan en gromt: 'Denk je nu echt dat dit de zin is van het leven?'
Dichter aarzelt en kerft zijn woorden uit berkenhout en vijlt ze. "Taaleigen is zo mooi: zin hebben in iets en de zin van het leven en zin geven en dat in een zin schrijven kan alleen zo mooi in elkaar vloeien in onze taal."
'Binnenkort stopt het gras met groeien', zegt Boerken, 'ik hoop dat we genoeg hooi hebben voor de winter."