dinsdag 25 februari 2014

Zee enzo

Dichter schrijft wat geschreven moet worden en schrijft langzaam en daarna smelt die van een mooie zin tot wat een zin hoort te zijn. Woorden worden zinloos gestolde herinnering.


Ik ben bij de vloedlijn gaan zitten. Straks zakt het water en glijdt de zee in zee en zit in midden het strand met voor me de zee en de horizon die een lijn is tussen hemel en water en met achter me de duinen die over mijn schouders mee kijken en ik verdwaal in wat vroeger was en ik herinner me warme dagen. Ik herinner me manden met eten en witte wijn en vooral de rust en de tijd. Ik kijk over zee. Vraag me af.
De zee trekt steeds verder weg. Het stand is steeds breder en kaler. 
Ik sluit de ogen en hoop dat er straks iemand naast me komt zitten. En dat ze haar arme om me legt en me zacht troost. Ze heeft een mand mee met eten. En witte wijn. En tijd en rust. En woorden. 

zondag 16 februari 2014

Wandelaar

Langs de olifantenpaadjes die zich in mijn hoofd hebben gevormd vind ik telkens de weg naar dezelfde woorden en zinnen en wandel ik langs de Zee, liefst eerst tegen de wind in om dan op mijn stappen terug te keren gedragen door diezelfde wind die tegen me beukte en mijn gelaat striemdend streelde. Ik kromde mijn lijf kliefde het doorheen de wind. De wind die me nu draagt em mild lijkt. Milde wind. 
Ik wandel lang genoeg en tel mijn stappen niet en de tijd is blijven stilstaan. Bevroren en daarna verblazen. 
Bij de duinen kom ik tot rust. Het wandelen heeft de tuin in mijn hoofd zorgvuldig gewied en gesnoeid en ik ga er liggen en val er in slaap. Mijn adem is traag geworden en danst waaierend langs mijn huid die broos is en taai en krakend aarzelt te barsten. In de duinen staat de hut waarin ik woon schuilend voor zon, wind en regen en kou. 
Meisje zit er. In het schemer. Op de vloer van planken, in elkaar gedoken. Ze kijkt niet op. Ze zit op de bleke planken in een witte jurk met de armen omheen haar opgetrokken benen en ze huilt en de pijn breekt naar buiten. Een pijn die van diep komt. Daar waar hart en ziel samensmelten en vechten soms. Ik wil haar troosten en weet weer waarom ik ging wandelen tegen de wind in en mijn hand raakt haar schouder niet en de woorden die ik spreken wil blijven in de polders van mijn gedachten en verdwalen er. 
Het is stil.

vrijdag 14 februari 2014

Zuur en zoet

'Ik ben niet altijd een knorpot geweest' zegt Knorpot 'en zeker niet oud', zegt de Oude en hij kijkt tegen zichzelf aan in de spiegeling van het licht in de kamer op het raam van de donkere tuin en de polders er achter waar het regent en stormt. "Ik was gewoon een ettertje. Ik stond op, piste azijn en vitriool en zwavel- en salpeterzuur en daarna doopte ik mijn pen er in, totdat die roodgloeiend stonk en ik zette die sissend schroeiend op het witte blad en ging schrijven in de meest bijtende woorden, zure en giftige zinnen die een mens verzinnen kan en wie erin terecht kwam als personage werd ter plekke herleid tot een smeulend restantje dat zwart geblakerd naar verbrand vlees en platgetrapte zieltjes rook. Dat was ik. Ach, in het echte leven was ik milder, ik was zoals de Zakenman, zonder mededogen in de zaken, maar zaken winnend op charisme en emotioneel aanvoelen. Maar als ik schreef, gleden mijn schrijfsels steeds over de rand en in de donkere poel van het bijtende cynisme."
De oude man in de weerspiegeling zwijgt. Hij lijkt niet op de man die ik denk te zijn, denkt Oude Knorpot.
Dichter komt vanuit het raam dwars door de spiegeling de kamer binnengewandeld en hij zet zich aan de blanke tafel en duwt Oude Knorpot in de duisternis van de ouderdom en de donkere tuin en de lege polder in de zeikende regen en schrijft deze woorden en weet dat mensen soms vragen: 'Dichter, ge zijt zo droef en melancholisch. Alles goed met u. Scheelt er wat. Kunnen wij wat doen?' En Dichter wil dan schreeuwen met een stem van brons en schrijven met koningsblauw dat er verdomme niets scheelt en dat zijn leven heel normaal is en dat het gewoon gebeurt als hij schrijft. Dan kantelen zijn gedachten en komen woorden als zon en zee en wolken en strand en polder en rivier en stilte en regen en meisje en tristesse en zwijgen als vanzelf en dan glijden de zinnen af in tedere melancholie en schaduw en leegte en eenzaamheid.
'Ik ben niet eenzaam of triest' zegt Dichter in de weerspiegeling en achter hem, alsof ze in de Polder zweeft, zet Meisje thee met zwarte blaadjes uit China en groene uit de tuin en ze zwijgt omdat stiltes mooi zijn en is dus Stil. 
'Ik kwets mensen', zegt Dichter. 'Ik kwets mensen, net als jij, Knorpot. Jij met vunzig gif en bijtend zuur en ik met milde tristesse en zachte duisternis. Het is ons lot.'
Meisje komt bij hem staan. Hij ziet haar uit de Polder naar hem toe glijden en hoort haar passen achter zich en voelt daarna haar hand op zijn schouder en hij ziet de andere hand in zijn beeld komen en in de weerspiegeling ziet hij hoe ze naar hem kijkt en de werelden vloeien in elkaar als zij de theepot op tafel zet.
'Dank je' zegt Dichter.

Buiten stopt een auto. Een deur klapt dicht. Zakenman pakt zijn regenjas en zijn tas en monstert de rommel in zijn auto. 

Antwerpen

De grijze hemel zeikt helemaal leeg vandaag. De aarde is een spons en kan niets meer slikken. De paarden verzuipen en het gras ligt rottend in modderige plassen te gisten. De wind zwiept de dunne druppels als inslag over kettingen van de populieren die met hun wortels wankelen in de vette modder en vechten tegen de storm die raast in de smalle steeg tussen hemel en aarde. Grauw op grauw met daartussen zeikende regen en tergende wind en de gelatenheid van de polder die verzuipt. 

Dichter zit binnen en kijkt en schrijft het niet en Zakenman staat met zijn grijze bolide te staan in de stilstaande file op grijs asfalt en de stoplichten voor hem vormen een lang lint van rood gejammer. Staan dus. Stil. Staan. Hij is niet eens geduldig. Hij is moe.

Barcelona

In de stad hangt de slapeloosheid van de eerste lentedagen en de wind die van over zee komt aanwaaien slaat de winter om me heen als een kille hand die me in de nek grijpt. Ik zit in de zon. Het plein is druk. Daklozen slenteren voorbij. Een babbelt in zichzelf. Een staat als een houten pop heen en weer te wiegen en zingt een vreemd melancholisch lied en je hoort haar woede. Ze eet uit de vuilnisbak. Triomfantelijk. Uitdagend  Ik drink witte wijn, sluit de ogen en laat de zon me warmen.
Het plein is leeg. Een magere man in zwarte pij loopt luid biddend, de armen tekenend voor zich uitgestrekt als een razende heen en weer over het plein. Het is schemerduister,. Nu en dan stopt hij zijn jachtige stappen en staat hij stil. In zijn hoofd groeien kathedralen tot in de hemel.


Rik Vera
KD 29 
The Customer Centric Company
E-coaching
+32488313753