maandag 31 januari 2011

Smog

Vandaag reed ik door de smog. Het voelde niet bijzonder. Er was geen moraal bij het verhaal. Er was zelfs geen verhaal. Enkel smog.
Vandaag reed ik door de smog. Met mijn bolide kliefde ik de stofdelen. Ik joeg lijn auto dwars doorheen de dikke vette mist. Ik scheurde de rook aan flarden. Mijn longen brandden en miljoenen roetdelen vulden de blaasjes en nestelden zich diep in mijn lijf. Mijn ogen traanden. Mijn neus zat dicht. Mijn sinussen voelden als droge zandwoestijnen. Stof geselde het broze koetswerk van mijn zwarte voertuig. Mijn voorruit werd ondoorzichtig met grijze massa en blind maaide ik kortademige koeien van de weg en schapen en doffe raven en egels en eekhoorns en een verdwaalde leeuw op zoek naar zachte lammeren en een bange wolf en een schichtige sluwe vos. Hun kadavers rottend op het asfalt als morgen de zon opkomt en het stof optrekt in de eerste bries.
Vandaag reed ik door de smog en enig dramatisch effect drong zich in mijn bewoordingen.

Over smog en de geschiedenis en wormgaten en honger die onstilbaar is

Vandaag was er smog en ik reed er doorheen aan een lome snelheid die ik niet eens irritant vond, want terwijl kon ik rustig mijn e-mails verwerken. Ik kabbelde over de autosnelweg terwijl de vrachtwagens me links passeerden, gedreven door de tempomaat die ik op 91 km/u had gezet en ik werd er zen van.

Ik las hoe mijn vader me geschreven had, dat hij wel degelijk al twaalf jaar bezig was om de geschiedenis van zijn vader neer te schrijven. Zijn vader die twee wereldoorlogen had meegemaakt, die als kind in Nederland langs de Maaskant had gewoond als arme vluchteling bij rijke boeren en die tijdens de tweede met kinderen en huisraad op een stootkar gevlucht was voor den Duits, te voet helemaal tot in het Noorden van Frankrijk, die in de textielfabriek den Union had gewerkt, op dezelfde plek als waar ik, de kleinzoon, later verkoopdirecteur werd, die in de mijnen werkte, ergens in het Walenland, die als arbeider de metro hielp aanleggen in Brussel, die duivenmelker was, en levensgenieter en filosoof en een ongelooflijk opvliegende koppigaard, een karaktertrek die hij heeft doorgegeven op de volgende generaties. Mijn grootvader die woonde in dat kleine anderhalf hoge huisje bij den ijzeren weg. Die mijn vader had toevertrouwd dat zijn leven een boek waard was. En dus was mijn vader er aan begonnen. Twaalf jaar geleden.

Twaalf jaar is mijn pa al met die opdracht bezig: het bewogen leven van mijn voorouders neerschrijven. Vatten in woorden en zinnen en verhalen. Om nooit verloren te gaan. Dat te lezen vervulde me met vreugde. In de smog.

Iemand anders schreef me dat de larven van de Coloradokever vieze zwart rode onbeschermde vreetzakken zijn. Dat de coloradokever inderdaad uit de states was meegekomen. En zich als dan plaag over Europa had verspreid, ondanks verwoede pogingen hem uit te roeien, in de vorige eeuw. Mijn vader schreef me ook over de haag langs de boomgaard en de zoete geur.

Ik kan me de warme golf tussen het korenveld links en de hoge zoeterig ruikend haag rechts zo voor de geest halen. Een gordijn van hitte.

Ik reed van Peer naar huis door de smog. En smog is voor mij Shanghai. Er is geen stad in Azie waar ik leer dagen verbleven heb. Weken van mijn leven ben ik er geweest. Levend als een ex-pat. Luxe, decadentie, parties, brunches, lunches met de ambassadeur, chique hotels, dure zakendinners, zitjes op het circuit tijdens de formule 1, privé ritten met een Ferrari vanuit de paddock,... Niet een keer heb ik echt de zon gezien in Shanghai. Hoogstens een vaag silhouet, zwaar gesluierd door dikke smog, die de top van de wolkenkrabbers liet verdwijnen in grijs. Thuiskomen in Brussel was telkens opnieuw kunnen ademen en wennen aan de rust van het verkeer. Rijden door dikke smog is terugkeren naar Shanghai.

Ik kan heimwee hebben. Heimwee naar de kindertijd en de ongerepte natuur. Maar ook stinkend, walmend, zonloos, kil en koud, drukkend, luidruchtig, onbeschaafd en onbeschoft Shanghai kan ik missen. En Hong Kong en Jakarta, hotel Montarto in Bacquerat, Barcelona, de Driemeren wandeling in Kuhtai, de Eiger wand, Verbier, de Noordzee in de winter, Rotterdam, Chicago, Las Vegas, Budapest, Praag,... Ik zou niet alleen graag 9 levens leiden, simultaan, gescheiden, maar met wormgaten ertussen. Ik zou eveneens graag in het verleden, het heden en de toekomst leven, en op alle plaatsen tegelijkertijd.

Onmogelijke eisen. Onstilbare honger.

Mijn grootvader heeft al die plaatsen niet gekend. En wellicht was de honger naar al die plaatsen tegelijkertijd en al die levens en tijden hem onbekend. Maar hij heeft veel meer meegemaakt, denk ik, dan 9 mensen in 9 levens. En iemand schrijft de geschiedenis en dat is een veilig gevoel. Niets gaat verloren als het bestaat in woorden en zinnen.

Ik reed naar huis door de smog in Vlaanderen. Buiten vroor het.

zondag 30 januari 2011

Zeilen op zondag

Vandaag was een zondag. Is een zondag. De dag gleed aan me voorbij. Als een zeilboot op een rustig meer bij zachte wind. De hemel was vrij helder en de vrieskou bevroor de grond. De zon zakte als een grote en zacht oranje bol tot bij de horizon. Met het duister beet de kou zich dieper vast.
De haard brandt. Op de achtergrond speelt de iPod Madredeus. Ik nip van een glaasje Port. En ik schrijf enige woorden. Schraal schrijf ik. Dun. Zoals de zondag. Kabbelend.

Fototoestel

Rond 1995 waren we in het voorjaar in Spanje. Ik had net een eerste digitale fototoestel gekocht. Een Sony. 1,3 Mp. Splinternieuwe technologie. Mensen kwamen naar ons tafeltje om dat ding te bekijken. Je neemt foto's en kan meteen op een schermpje het resultaat zien. Ik nam een paar tientallen foto's en de geheugenkaart was vol.
1995 is pas onlangs, maar technologisch is het de ergens in de duistere middeleeuwen.

Ik heb leren fotograferen met een oostduitse reflex. Alles manueel. Met lichtmeter en een 50 mm lens. Difragma. Sluitersnelheid. Vaste lichtgevoeligheid van het filmpje. 21 DIN. En 24 foto's. Zorgvuldig denken en kaderen en afwegen voor elk shot.

Ik vind er niks aan, aan die digitale Sony. Saai. Had niets met fotografie te maken. Ik liep verloren. Maar gaandeweg kreeg het snapshot en wegwerp karakter charme.

Ik werk nu het liefste met een klote slechte telefooncamera. Post mijn foto op Facebook en delete. Lekker.

Duivenmelkers

Van Brugge tot Gent en dan tot de monding van de Dender in de Schelde die verder stroomt, traag en machtig langsheen Antwerepen tot bij de kille grijze zee in het Noorden. Vandaag geen diepe lage grijze luchten die drukken op het vlakke land, geen wind die de velden geselt met regen. De lucht is blauw met sluiers wit en het is bijna windstil. Het is vrieskoud. Van Brugge tot Gent tot Dendermonde en Antwerpen.

Het landschap mist liefde. Gisteren zag ik een kabbelend vlaamsch filmpje over de volkstuintjes en ik zag hoe de Dendermondse tuintjes als locatie dienden en ik zag beelden van de Tragel en de dijken langs de Schelde. Laag, verweerd, groen, beetje schots en scheef opgeworpen dijken in een onmachtige poging de machtige rivieren te temmen. Nu zijn de dijken stevig en recht en hoog en bij machte de rivier te bedwingen en klein te houden en ik mist de liefde en de passie en ik mis de spanningsboog. De film ontroerde en was barslecht gemaakt. Ik zag de volkstuintjes en het duivenkot en ik dacht aan mijn grootouders, die woonden in een huisje van 4 breed en anderhalve verdieping hoog en achterbouwen en stallekes en koterijtjes. Een plank boven de beerput met ervoor een karmikkige deur met een hartje uit gesneden. Een diepe smalle tuin, vol sintels en groenten en platgespoten met DDT. Helemaal achterin, tegen de spoorlijn naar Mechelen, het duivenkot. 'komkomkom' tsjaktsjaktsjak met de bus met eten. Op het einde zag grootvader niet te best meer en grootmoeder moest uitkijken, maar die hoorde niet zo best meer. Ze vielen nooit zoals gewenst, die duiven.

Ze waren geboren nog voor de eerste grote oorlog, die ze als kind beleefden. Ze werkten in textielfabrieken in omstandigheden die je kunt zien in Daens, de film. Hij werkte in de mijnen. Zij werkte als huishoudster. Hij als arbeider. Kinderen was ben overkomen. 4 kinderen in dat kleine huisje. Een stoof, een tafel en stoelen. En voorin een winkeltje. En dan kwam de tweede grote oorlog en ze pakten hun hebben en houden en stapten te voet naar Frankrijk, op de vlucht. Mijn grootouders, samen met mijn vader, die een kind was. We zien vluchtelingen op televisie en het lijkt onwezenlijk veraf. Hoe fout. Mijn vader was een vluchteling. Alle hebben en houden van mijn voorouders zat in een paar tassen en een stootkar en ze stapten te voet tot helemaal in Noordfrankrijk.

Ik realiseer me dat ik dankzij hen de laatste restanten van de 19de eeuw heb mogen proeven.
Zij hebben de eerste auto's zien verschijnen in de straten, de eerste vliegtuigen. De radio. De televisie. Later hadden ze zelfs een telefoon.

Iemand moet hun geschiedenis opschrijven.

zaterdag 29 januari 2011

Over de tijd en het universum

Vergeten woord.

Verdwijnt, want wordt niet geschreven, gesproken of gelezen. Daarom schrijf ik.

Neen. Dat is een leugen.

Ik schrijf omdat ik me gedreven weet tot schrijven. Het is een drang. Als eten. En ademen. Ik eet onregelmatig. Ik adem de hele tijd. Ergens tussenin: schrijven. Het geeft geen gevoel. Het neemt het jeukende weg, soms en heel even. Als krabben.

Ik tokkel woorden die dan even blijven bestaan, tussen u en mij en de tijd. We stoppen de tijd. Overbruggen de tijd. Plooien en buigen hem. Wormgaten. Het universum kreunt, kraakt en piept als een slecht gesmeerde stoommachine.

Het is beter op te branden, dan weg te deemsteren. Hè hè.

Vitriool

Sssssssssssssszzzzzzzzzzssssssstttt smelt het blad sissend en verdwijnen woorden en zinnen in bijtend vitriool. Het stinkt.

Mercedes E200 diesel

In 89 kreeg ik mijn eerste bedrijfswagen. Een grote vierkante bak met een ster om de motorkap. Meestal deed dat ding dienst als lome taxi. Gemaakt om een miljoen zoutloze kilometer te rijden zonder enige emotie of panne.

Donkerblauw. Een stuur als in een vrachtwagen. 65 pk diesel. Reed bergaf zeker 150 ( ik ben er ooit mee geflitst tegen meer dan die snelheid, in de maasvallei), ging van nul naar honderd in een halve minuut. 4 versnellingen. Dat was het. In Zwitserland reden de mobilehomes me op de bergpassen fluitend voorbij. Ik haatte die beenhouwersbak.

Ik heb hem dan ook rond een bus geparkeerd. Toen was die bak dood.

Suikerberg

Ik kocht LP's. Die kostten 350 Belgische franken en daar moest ik behoorlijk lang voor sparen. De LP's draaide ik dan keer op keer op keer op keer. Nummer na nummer onthulde zich, nestelde zich in mijn oor en mijn geheugen, terwijl ik urenlang tekende en schilderde en gedichten schreef en teksten tikte op een oude schrijfmachine. De platenspeler was oud en versleten. De boxen kraakten. De aansluitingen zoemden. De naald versleten.
Elke LP, elke nummer ken ik uit het hoofd.

Ik koos elke aankoop zorgvuldig. Plande weken van tevoren. Moest verscheurende keuzes maken. Nu download ik duizenden songs en heb ik vele honderden CD's rondslingeren en de meeste songs heb ik misschien een keer beluisterd, oppervlakkig, shufflend.

Ik ben een oude zak aan het worden en heb daar geen spijt van.
En een knorpot eveneens.

Ooit was ik op suikerberg.

De tekenaar en de dromer

Bijna wit
Grof papier
Een zacht potlood
Potloodlijnen die vet gezet worden en zwierig zijn en trefzeker

Ik teken in mijn hoofd

Het waait

In mijn hoofd teken ik een landschap

Coloradokevers

Denderend raast een trein voorbij.
Het gedreun van de honderden ton geweld op de sporen, het schuiven van de keien die de kleur van roest hebben, de geur van staal en vet. Het herinnert me aan mijn jeugd.

We groeien op tussen twee spoorlijnen in en langs de sporen liepen paden waarop we urenlang fietsten. De zomers leken eindeloos lang en waren warm en zonnig. We kenden de zandwegen tussen de velden, elke bocht, elke steen, elke bult.

Ik sluit mijn ogen en kan ze zo reconstrueren. Een eerste deel in fijner en donker, bijna zwart grind, tot bij een verwilderde boomgaard van laagstammen, met rechts van ons populieren in een onduidelijke schapenweide, vol onkruid op lage betonnen bunkers, die vol water stonden en donker waren. Gevaarlijk en vol vleermuizen. Dan een bocht naar rechts. Een zandweg, twee bleke zanderige lijnen tussen dor gras. Het vroeg behendigheid om daar snel te fietsen.

Links een korenveld, rechts, eerst een aardappelveld waar meestal coloradokevers de planten kaal aten, eerst als vette gelig oranje maden, daarna als vieze kevers, die oranje kleurden als je plette, een paardenweide waarboven de leeuwerik en wat verder een tweede boomgaard van verwilderde laagstammen, met daarvoor smalle populieren en een hoge haag. Tussen die haag en het korenveld sloeg de hitte je in het gelaat, en de geur die er hing heb ik daarna nooit meer geroken. Iets zoets.

Dan kwam je op een vervaarlijke T, links kon je naar een kleine onbewaakte overweg, waarna de gemeentelijke stortplaats waarop altijd wel afval lag te smeulen en een walm van ziekte en verderf je kwam aanwaaien. Net voor de overweg kon je langs de sporen fietsen, de helling was steil en het paadje smal en verderop reed je dan tussen de spoorlijn en de oude stadsomwalling.

Ging je aan de T naar rechts , dan volgde je een weg van grof grind en keien. Als je hier viel lagen je knie en elleboog open. Rechts weides, links eveneens, een ruime bocht naar links, daarna een erg ruime bocht naar rechts, tussen de weides en knotwilgen.

We reden de paar honderd meter duizenden keren per zomer, we chronometreerden, of we hielden wedstrijden over 50 rondes, die steeds eindigden op vervaarlijk sprinten op de openbare weg. Het lijkt wel honderd jaar geleden, ergens in een tijd toen de dieren inderdaad nog spraken.

Een trein raast voorbij. Als de tijd. Ik sluit de ogen en ben even weer 11.

Ik was de coloradokevers helemaal vergeten. Waren ze als een plaag uit het verre Colorado gekomen? Een weide was een meis. Het pad door de velden was den blok. We struikelden niet, we sjoempelden. En algemeen Nederlands was een taal die we op school aanleerden, waar men ook tevergeefs probeerde ons 'i' af te zwakken en aan onze 'a' en 'aa' te schaven, wat we niet begrepen. Net zoals een kachel een stoof was en warmte gaf.


Ik open de ogen.

Over steentjes en wolken

Ik heb geleerd dat als je een hindernis wil vermijden, je ervan weg moet kijken en dat je je blik moet richten op de uitweg, niet op de beer op de weg. Soms echter, doe je zo hard je best om te vermijden dat je op de dikke beer daar op de weg knalt, dat je niets anders doet dan er naar te staren, gefixeert als een konijn dat gefascineerd door je koplampen op de knallende dood wacht.

Je kent dat gevoel. Je dag verloopt lekker kabbelend. De hemel is blauw, de zon verwarmt voorzichtig de aarde die nog rilt van de vrieskou. Ineens doemt er een kleine onozele gedachte op aan de horizon. Als een klein stom wolkje aan de einder. Je voelt ineens, dat als je niet oplet, die nietsbetekenende gedachte zich kan gaan stapelen tot een pyramide van onrust, alsof dat kleine vlokje cumulus een reusachtige donderwolk kan worden die hoog in de hemel stijgt en onderin donker wordt en hagelt en bliksemt.

Je vergeet het wolkje, maar je vergeet het bewust. En dus nestelt het zich.


De vervelende gedachte nestelt zich als een onaanzienlijk steentje zich kan verbergen in je schoen. Te klein om je fikse wandeling te stoppen, maar toch vervelend genoeg om de hele tijd zeurend aanwezig te zijn en het genot van het stappen in de wilde natuur te verknoeien. Het doet geen pijn, en als je het zou kunnen vergeten is het effect op je voet zelfs zo klein dat je het niet echt zou merken, maar het is er.


Je moet gewoon doorstappen, en lang genoeg, ver genoeg. Tot het steentje vergeten is en verdwijnt, net zoals dat wolkje aan de einder zonder het te merken is verdwenen. Is het aan de andere zijde van de hemel? Of is het opgelost door de opkomende zonnestralen? Of is het er nooit geweest.

Ik heb een steentje in mijn schoen en heb het zelf gezocht. Ik knijp de ogen dicht en stap fiks door en prent mezelf in een sterke jongen te zijn en niet kinderachtig te lopen mekkeren over een steentje dat in mijn verbeelding mijn voet aan stukken hakt, terwijl ik weet dat als ik zou stoppen, mijn schoen zou uittrekken en omdraaien, het dingetje amper met het blote oog waar te nemen is.

Ik heb een steentje in mijn schoen.
Had ik maar uit dat grind moeten blijven.

Aan de horizon lokt de avond en de slaap.

vrijdag 28 januari 2011

Koekjes

Ik ben het koekjesmonster. Want honger vreet aan mijn lijf en er staan koekjes op tafel.

De ochtenden

Het is nog stil en rustig op een zaterdag tussen 6 en 7 in de ochtend. Donker, koud en stil. De trein van mijn gedachten betrekt uit station slaap. Langzaam en schokkerig. Ik start de auto en wacht tot de laag rijm wegsmelt. In mijn hand een kop hete thee. Ik groet de dag. Dag dag.

De schreeuw

Een bakkes, open, schreeuwend. Ogen gesperd op de brug van de daverende en oorverdovende stilte. Het masker van een mens schreeuwt in blauw en groen en gifgeel en niemand hoort het, want je ziet het en je kan pijn vermoeden en het zijn en eenzaamheid en angst en frustratie, maar je weet het niet want de schreeuw is loos en leeg en stil als de stilte in de bergen. Onder de brug stroomt de trage rivier onstopbaar als de tijd, steeds verder om dan uit te vloeien in de oneindige onmetelijke zee die vergeten heet en nergens begint en nergens stopt en grenzeloos is en eindeloos. De hemel is oranje gloed en zwaar en drukkend. Iemand snakt naar adem en twee mensen kijken blauwig en bewegingloos toe. In de verte zoemt de haven.

Ik zit op een bank in de hoge ruimte en staar naar de schreeuw en ik wil een mes nemen en het uit het kader los snijden en oprollen, onder mijn arm nemen en het thuis tegen de muur hangen, met punaises en er onder schrijven met viltstift. In hoekige hoofdletters. 'GODVERDOMME'.

Offscreen

Vermolmde gedachten stammen doorheen stenen dromen en de zee bewolkt mijn geest. Er zijn geesten die praten in vreemde tongen. Een dame staart naar hoge gebaren en ze lacht helder. Een meeuw zweeft lila. Ergens luistert de zon moeizaam de lome atmosfeer. Het is zomer en de leeuwerik stijgt ten hemel en de lijm smelt en de veren lossen. De mythe van de eikenbossen en maretak in populieren die snel groeien en knappen in de strom. Over de velden raast de wind de gewassen schuin. Een golf van wind langs het hoge gras. Een kind vleit zich tegen de stam van een boom en kijkt uit over de glooiende velden. Een hoge droom. Gras.

Van nu en straks

Terwijl de woorden zich een na een laten neerschrijven en samen, hopelijk, een zin vormen en heel soms ook zin geven, schuifelt de tijd als een trage bejaarde dame moeizaam voorbij, onherroepelijk. Ik herlees de woorden en de zin en voel geen emotie. Ik zou de zin moeten schrappen en herschrijven en op die manier lijkt het alsof ik de tijd beheers. Ik verwijder de woorden niet en hoop dat de zin zin krijgt bij het lezen, straks.
Met doppler effect raast de rijd nu aan me voorbij en neemt de woorden mee in een tocht doorheen het universum. Ik staar ze even na en sluit de ogen.
Iemand fluistert een naam.
Een ster sterft ergens aan de hemel, maar het licht van de geboorte is nog onderweg.
De zee ruist.
Een witte sliert mist aan een helder nachtelijke hemel.

Het is bitter koud.
In het gras ritselt een dier.

Sterren, keien en takjes

Ooit lag ik een hele nacht alleen wakker onder de mooiste sterrenhemel die ik ooit ondergaan heb. Je bekijkt die niet. De sterrenhemel neemt je in. Zinderend. Je kan die horen en voelen. In elke vezel. Met elke vezel.

Ik was op een beurs in Las Vegas en had op zaterdag een Hummer gehuurd en was naar Death Valley gereden. Het motel vlakbij Dante's View was oud en aftands. Ik at er een 'kleine hamburger' die meteen de grootste was die ik ooit op mijn bord heb gekregen. Ik ben een halfuur op mijn donkere duffe kamer geweest, heb mijn sleutel terug gedragen en heb betaald. Ik ben naar Dante's View gegaan en heb er de sterrenhemel gezien zoals ik die nooit meer zal zien.

Het was mei en dus bitter koud die nacht. Ik zag de zon opkomen en de sterrenhemel verdween. De schaduwen verdwenen langzaam en ik heb uren zitten staren. Daarna ben ik met de auto de vallei ingereden en ben er, later op de middag, een uitgedroogde rivierbedding ingewandeld. Helemaal alleen heb ik uren gestapt en ik heb keien geraapt, en mooie takken, die door wind en zout aangevreten waren en bleek en bijna versteend leken.

Keien en takjes. Waar ik kom, zoek ik keien en takjes en ik stop ze in mijn tas, mijn rugzak, mijn broekzakken.

Op het keistrand van San Fruttoso heb ik honderden keien uitgezocht en geraapt en ik koester ze. Ze zijn me dierbaar. Zwart en witte combinaties. Elke kei anders. Sommige echt heel bijzonder.

Als keien konden spreken, zouden ze wijs zwijgen.

In de reeks sprookjes zonder moraal en verhaal: de prequel

Lang lang geleden, toen de dieren zich de spraak aan het eigen maken waren en ze schrokken van de eigen stem, maar vooral van de woorden die ze spraken en de kracht waarmee die konden inbeuken op de wereld van de andere dieren, waren er een leeuw en een wolf en een vos en een lam. De leeuw noemde zichzelf Koning en als koning wou hij de wolf, de vos en het lam namen geven, maar Koning Leeuw was lui, en bezat nog niet veel woorden en namen bedenken was moeilijk, zo merkte hij, en daarom gaf hij hen geen namen. Hij had honger gekregen en daarom doodde hij het naamloze lam en at het op. De wolf verjoeg hij en de vos die verdween is alle stilte. En Koning Leeuw was tevreden.

Toen bedacht hij een moraal: een naamloos lam smaakt beter en vossen kunnen verdwijnen.

stilte

soms is een stilte daverend
en dan ineens is stite nog enkel een woord en daverend eveneens

ik schrijf het woord stilte
u leest het woord stilte

maar die stilte davert niet

daverend

dinsdag 25 januari 2011

Over lezen en schrijven en de verscheurende keuze

Ik luister naar The Truth about That Girl and Me van TH, drink THE vert Marco Polo van Mariage Frères en lees een aantal lijnen Alain de Botton's Statusangst, maar algauw lees ik geen zinnen meer, maar vorm ik eigen woorden en zinnen en neem ik de iPad en schrijf wat ik nu net geschreven heb.
En omdat ik lezen wil, nu, stop ik bij het einde van deze zin met schrijven voor vandaag.

Wijn en bier

Van een goeie vriendin van me, aan wie ik alles mag en kan vragen over wijn, krijg ik regelmatig stevige en bruikbare, klare tips. Ik koop blind wat ze me aanbeveelt. Vertrouwen heet zoiets. Mooi begrip. En mooie drive.

Nu en dan als ik op restaurant ben, en dat overkomt me wel eens, en ik niet echt goed weet welke wijn te kiezen en waarom en vooral, wat erover te vertellen, stuur ik haar een sms of een e-mail en meestal komt het antwoord dan snel, langs dezelfde weg. Nu ze een trendy iPhone hanteert, zijn de antwoorden langer en fijn om lezen. Ik maak alleen gebruik van haar on-line adviezen als ik in het soort gezelschap ben waarbij de juiste en gefundeerde keuze indruk maakt en waar ik dat juiste zetje kan gebruiken in waar ik die avond op jaag. Meestal een deal. Of een eerste stap in die richting.

Maar meestal kan ik ook ontspannen kiezen. En hoef ik geen hulplijn. Voor die omstandigheden, heeft ze me na een horseball wedstrijd, terwijl we met beider gezinnen zaten na te kaarten, een vuistje tips kado gedaan.

We dronken Duvel en praatten over wijn en paarden en kinderen en de rijkdom van het leven, en ik kreeg wijnadvies. Hoewel de Duvel rijkelijk vloeide, herinner ik me wel degelijk redelijk goed wat ik toen geleerd heb.

Het uitgangspunt was eenvoudig. 'Hoe kies je een goeie wijn van max 30€ zonder sommelier?' Vooral, denk ik dan, hoe kies je vooral veilig en liefst niet verkeerd? Het grote probleem, zo vertelde ze me, is dat te veel leveranciers treuzelen met hun stocks en dat wijn bovendien zelden goed bewaard wordt in restaurants. En dus is de vuistregel: ga niet voor oud.

De tips, nu?

'Wit: ga voor 2009. Punt. Idem voor Rood eigenlijk. Was een uitstekend jaar in bijna heel Frankrijk. Wel vragen die 2009 wijn lichtjes te koelen. (ik knik en noteer in mijn hoofd).
En Rose? Vanaf maart resoluut gaan voor... 2010.'
Het was allemaal uitvoeriger, maar ik ben lui van nature en mijn geheugen is kort. Ik onthou graag alleen de essentie.

En tenslotte volgde haar afsluiter, die bijna klonk als een spreuk aan de muur: 'Liggen de flessen gestapeld langs de haard, bestel dan bier.'

Cirkelbeweging

Relaties. De juiste mensen kennen op de juiste plaatsen en weten precies wanneer je ze aanspreekt en hen een dienst vraagt. Een tip. Een goed woordje. Een achterdeurtje. Een duwtje. Niet altijd onschuldig. Maar meestal wel.

Het weven van een web doorheen alle geledingen van de maatschappij, langsheen alle stadia van het leven, rond en om alle steunpilaren van het bestaan, doorheen zoveel mogelijk landen en steden is iets wat ik niet altijd bewust heb gedaan. Het gebeurde. Het overkwam me. Overkomt me. Door wijzigende werkomstandigheden,internationaal reizen, bezigheden en interesses.

Door mensen leer je mensen kennen en steeds meer.

Ik eis weinig van de mensen die ik ken. Ik val ze zelden lastig. Ik ben niet sterk in het onderhouden van relaties. Maar daardoor verbrand ik ze niet. Blijven de herinneringen aan de kennismaking en de paar keer dat je zaken deed, of elkaar ontmoette op parties, of etentjes of andere gelegenheden, puurder en ongeschonden. Ik ken overal mensen. En dat voelt lekker. En met de dag wordt dat kringetje groter.

Cirkel van vrienden en kenissen.

Vroeger

Vroeger, toen de dochters jong waren en ik in de lagere school in hun poesie-albums mocht tekenen, waarvan de meeste op linkerzijde voorgedrukte items en vragen hadden staan, schreef ik bij de vraag 'wat wil je later worden', steeds weer: een oude knorpot. En dat ben ik ook geworden. Ik wist dat omdat alle bouwstenen reeds duidelijk aanwezig waren. Ik moest alleen nog oud worden om de droom te vervullen.
De moraal van het verhaal: geen.

maandag 24 januari 2011

Over tankstations, koffie en het zuiden

Ik stop graag aan de tankstations bij de snelwegen. Niet om er te tanken. Aan tanken heb ik een hekel en ik stel het altijd zo lang uit, dat het spannend wordt. Ik heb al ettelijke keren meer getankt dan er officieel in de tank past. En ik heb in mijn leven ook al een paar keer langs de kant gestaan, vloekend op mezelf. Ik ken mensen die systematisch tanken vanaf het moment dat de teller halfweg staat, en iets hindert me dat te begrijpen.

Tankstations langs de snelweg zijn altijd anders. Toeristen op doorreis, verdwaasd door te veel kilometer onafgebroken achter het stuur op weg naar het zonnige zuiden, of op de terugweg naar het treurige noorden, truckers die zich komen douchen, busladingen Chinezen die zich vergapen aan alles, kinderen op schoolreis die enthousiast de snoeprekken plunderen, oost Europeanen die discussiëren aan de kassa, vertegenwoordigers in overpowered kostuums met opzichtige dassen, arbeiders die terugkeren van een werkdag en nog even een reep energie komen kopen, militairen die frisdrank kopen en chips en mannenbladen. Er wordt Red Bull gekocht en Cola en Mars en P-magazines, vage Rose wijn, kauwgum, broodjes. Er staan truckers te babbelen rond sta tafeltjes. Ze drinken koffie uit de automaat in kartonnen bekertjes. Ze staan er altijd. Ook als ik 's nachts binnenstap. Dan staan ze er ook. En ze babbelen.

Vroeger, toen ik nog meer lemming gedrag vertoonde dan tegenwoordig, reed ik wel eens naar het zonnige Zuiden, net als vele honderdduizenden medemensen. Met de leeftijd is mijn drang mee te doen met de anderen kleiner geworden, en ik heb ook een zekere luiheid verworven en tevens ben ik wat koppiger geworden en kan ik makkelijker mezelf onttrekken aan de volksaard.
Ik stapte dan met vrouw en kroost in een tot het nok volgestouwde Duitse bolide met ster. Ik vertoonde in die dagen ook de neiging te denken dat geluk status was en status geluk en dus had ik graag een ster op mijn motorkap. Echt graag heb ik met die Duitse bakken nooit gereden, maar ik wentelde me wel in het lege idee dat ik daardoor wat betekende. En ik wist niet beter.

En dan ging ik rijden, richting Zuiden. Liefst meer dan 1300 km op 2 tankbeurten, meteen ook de enige twee stopbeurten en tegen een constante van meer dan 150. En liefst 's nachts. Vrouw en kinderen slapend.
Stoppen dan, bij een tankstation ergens halverwege Frankrijk, met links de Alpen waar de eerste tekenen van de nieuwe dag zich aandienden, en voor ons het Zuiden, voor een tankbeurten, een plas en een kopje koffie met suiker in een kartonnen bekertje. Even rond stappen, de auto weer starten en dan verder, de zonnige zee tegemoet. Die tankstations, in de roes van het rijden, de drang met hebben en houden de grote tocht te houden, tussen al die andere lotgenoten op die grote trek, waren voor mij als mythische plekken. De sfeer, de vreemde solidariteit onder de nomaden, het nachtelijke geroezemoes, de door vermoeidheid getekende gezichten,... Ik vond het zalig.

Ooit reed ik met mijn jongste dochter, die toen 11 was, helemaal naar het zuiden. Wij met ons twee. Zij ging logeren bij een vriendin op een zuiderse camping en ik zou voor zaken in Nice zijn, Cannes, daarna naar Monaco en dan door naar Milaan. En daar zou ik overnachten, om dan de dag erna via Zwitserland terug te keren.

Die tocht met ons twee was bijzonder. Voor ik verder reed naar de eerste zakenafspraak, wandelde ik met haar nog even langsheen de zonnige zee. De bossen waren er zwart geblakerd en wat verderop stond een totaal uitgebrande brandweerwagen. In zee lag een eilandje, waarop de Franse president wel eens verbleef.

Die dag is het beginnen regenen. Zij heeft een week lang alleen kille regen gezien, daar in het zuiden. En ik reed door Zwitserland in de mist. Niets te zien. Maar de tankstations doorheen heel Europa zijn allemaal gelijk. En altijd anders. Met elk seizoen, elke maand, elke dag, elk uur. Bakens.

Wij zijn nomaden.

zondag 23 januari 2011

De avonden

Dit is een van de mooiere momenten van de dag. De zon is onder, maar ze verlicht de hemel nog lichtjes, zodat het niet helemaal donker is. De geluiden zijn anders. Sommige zwakker en gedempter, andere scherper en helderder. De wind gaat liggen. De temperatuur zakt langzaam. Ik zit binnen achter het raam en zie mijzelf in de spiegel van het glas. In het licht van de i-pad zie ik mijn contouren en mijn tokkelende vingers. Voor mij op de witte tafel staat een kop thee en ik zie de damp. De verre straatverlichting mixed zich met het spiegelbeeld en binnen wordt buiten en buiten wordt binnen.
Ik hou van in elkaar glijdende werelden die nergens beginnen en nergens ophouden.

zaterdag 22 januari 2011

Van de schrijver, de boer en wat daartussen is

Hij die schrijver wou worden, en door de vreemde plooien van het leven in de turbulentie terecht is gekomen van het zakenleven, keert elke zaterdag terug tot een leven dat hij nooit droomde, maar dat hem past als een maatpak en even lekker zit.

Hij ploetert in modder en mest, zeult met hooi en voer en voordroog, rijdt met kruiwagens, timmert en herstelt tot de armen, de rug, de vingers en de benen stram voelen. Hij voelt de wind, de regen, de zon. Herkent de verschillen tussen Westen- en Oosten- en Zuiden- en Noordenwind. Hij kijkt naar de wolken, de nevel om de maan, betast de atmosfeer en voorspelt het weer. Hij leeft met de seizoenen. Hij heeft kou en in de zomer zweet hij en wordt hij zwart van stof en zand.

De paarden herkennen hem. Met de ogen toe herkent hij hen. Aan hun ademen, hun gestommel, hun geur. Hij weet hoe hij hen benaderen moet, elk paard anders. De ene komt meteen op zijn schouder rusten, een ander gaat rustig in een hoek van de stal staan, nog een ander komt nieuwsgierig knauwen, een ander drentelt heen en weer.


Hij die schrijver wou worden, maar die Elsschot las en herlas en daarna Boon bestudeerde, besefte al vroeg, dat hij nooit het geduld zou hebben om als Elsschot elk woord te wikken en te wegen en elke zin te vijlen en te plooien en herschrijven, tot elk woord precies was en precies stond en uitdrukte wat gezegd moest worden. Niet meer. Niet minder. En daarna besefte hij nooit de naturel te zullen hebben van Boon, die een vulkaan was waaruit de woorden en zinnen en verhalen vloeiden als onstuitbare lavastromen.


En de schrijver hield op met schrijven en rolde hij in het leven van feiten en feitelijkheden, van ernst en processen, van KPI's en organigrammen en P&L's en maandrapporten en workflows en jobdescriptions en het geld en het voelde nooit vertrouwd, maar hij had er het talent voor,
blijkbaar en de passie en de drive en dus kabbelde hij in dat leven verder.



De haard gloeit. Buiten is het donker. In de stallen wachten de paarden op het avondeten. Straks, als hij naar buiten gaat, gaan ze onrustig snuiven en grommelen en draaien en keren, want ze herkennen het tijdstip en de geluiden.

De schrijver die boer is, soms, doezelt bij de haard.

Over de zon, een hangmat en Facebook

Op Facebook, een omgeving waar ik wel eens vertoef, las ik vandaag een diepzinnige vraag van een goeie vriend die ik nooit zie, maar van wie ik wel eens boodschappen lees op mijn zwerftocht langsheen de sociale media.

Mensen van mijn leeftijd, horen niet rond te hangen in die lege wereld van loze boodschapjes, zo vinden sommige mensen die absolute ernst en serieux en rustige standvastigheid willen uitstralen. Die in vakjes willen denken en alles en iedereen in hokjes stoppen en die denken in lineaire processen, die liefst kort zijn en overzichtelijk en ontdaan van alle emotie en intermenselijkheid. Short people. Shallow people.

Die mensen doen lacherig over facebook en twitter. Ze schrijven omstandige rapporten en documenteren die zorgvuldig, net als de antwoorden. Ze haten korte flodders en kriebeltjes. Deze mensen zijn robots in het diepst van hun gedachten. Wat bijzonder ondiep is in heel primaire gedachten.


Deze mensen geloven niet dat uit schijnbare chaos iets kan ontstaan en dat iets wat gisteren nog niet bedacht was, morgen al kan zijn. Want dingen zijn of zijn niet. Als ze niet zijn, kun je ze niet bedenken en als ze er niet waren, kunnen ze er ook achteraf niet zijn. Deze mensen gedijen het beste in een onveranderlijke wereld en dus is voor hen de wereld een vast gegeven, waaraan niets veranderen kan.

Ik smile. Ik adem diep. Mijn sinussen zijn etterpoelen, mijn keel is dik en gezwollen en mijn longen ronken bij elke zucht. Als ik spreek trillen de snaren in het strottenhoofd als roestig versleten ijzerdraden. Even ophouden. Geen afrekeningen meer in mijn blog. Gewoon relaxed door het leven gaan. Iedereen is wie hij is, zelfs ijskonijnen en flat earth mensen.

Ergens onderweg ben ik de draad verloren, want ik wou inzoomen op de diepe vraag van mijn vriend, die vroeg 'waar is de zon gebleven?'
Bij deze kan ik er op antwoorden: de zon is er hoor, wees gerust. Je kan ze alleen niet zien. Ze is verborgen. Achter dat dik pak wolken is ze wel degelijk, schuivend van Oost naar West. En die wolken zijn wit, als altijd. Maar doordat de onderzijde ervan niet door de zonnestralen beschenen kan worden, worden ze diep grijs.

Het miezert. En mijn geweldige vriend bedoelde natuurlijk dat we de zon missen. Een wolkenloze hemel, zachte Zuiderwind. Het tintelende gevoel van de zacht brandende stralen op je huid. Eten in de tuin. Een dutje in de hangmat. Mijn vriend heeft gelijk. Is dit wintermoeheid?

Straks haal ik houtblokken. De haard is ruim en open. Niet efficiënt, maar de warmte van het vuur en het stralen op je huid, komt het dichste in de buurt van het effect van de zon. Later op de avond, als ik buiten een laatste rondje langs de paarden loop, prikkelt de houtgeur mijn neus. Niet milieuvriendelijk. Wel menslievend.

Een dag glijdt voorbij.

vrijdag 21 januari 2011

Praag en absynthe

In Praag sliep ik liefst in de Corinthia tower. Ik nam er de taxi naar de bovenstad, waar ik een winkeltje wist waar je de beste, lokaal gestookte flessen van dat groene ongelooflijk sterke drankje kon kopen.

De directeur van de Corinthia, toen, heette Christian, en was een Franstalige Belg. Ik kreeg steeds de beste kamer en 's ochtends kwam hij mee ontbijten. We aten croissants en dronken champagne, uitkijkend over ontwakend Praag vanuit de toren. En we praatten over Belgie en kunst en we filosofeerden. Praag was ooit een van de mooiste steden ter wereld. Voor het toerisme kwam en de stad overnam. Christian leidt nu een hotel in het Midden-Oosten.

Nu en dan giet ik een glaasje uit en gebruik het suikerklontje, net zoals Petr, de zaakvoerder, me geleerd heeft. Het groene spul zou Van Gogh en Gaugin tot waanzin gedreven hebben en tot hun coloriet en de ruwe en geharkte hakerige rukken van het penseel.

Vandaag ben ik verkouden. Ik hou het glaasje onder mijn neus. Deze absynthe is amper groen, maar kleurt eerder als brak water en is vreselijk scherp en bitter. Bitterder kan je smaakzin niet aan. Bij de eerste kleine slok protesteert je hele lijf tegen het gif. Ik adem diep. Beste opkomende griepvirus: pas maar eens op, want hier komt je ergste nachtmerrie.

Miro, niet de painter

Ooit reed ik samen met Miro dwars doorgheen Bulgarije. In Sofia tegen de bergen had ik de avond ervoor een galadiner bijgewoond aan de eretafel, naast de minister van Sport, een ex hoogspringster. Die nacht werd haar ex vermoord door de maffia.
Het hele sfeertje op dat bal was erg maffioos. Denk aan de scene van het trouwfeest in The Godfather. Ik kreeg er een trofee overhandigd. Het mooie en unieke beeld staat hier nog steeds op de kast, als een herinnering aan de tijd dat mijn leven behoorlijk wacko was. Ik kwam op de Bulgaarse televisie.

Die ochtend werd ik vroeg uit bed gelicht door Miro. We hadden in de bergen boven Sofia geslapen in een chique hotel voor de rijken van de stad. Het was nog donker. Miro was generaal geweest in het leger. Na de val van het regime had hij wapens en tanks verkocht en nu had hij geld, veel geld. In zijn bedrijven werkten alleen vrouwen die hij zeer duidelijk niet voor hun intellectuele capaciteiten had uitgekozen. Het was duidelijk welke twee attributen hij wel belangrijk vond en ik moet eerlijk bekennen dat ik daarna nooit meer zoveel C, D en wie weet welke cups op zo weinig vierkante meter kantooroppervlak te zien heb gekregen.

We reden de bergen door, en daarna omlaag, tot waar de snelweg stopt en overgaat in een slecht geasfalteerde weg waarop Miro steeds tussen de 150 en 200 km bleef rijden, alles en iedereen links en rechts voorbijrazend, bochten of niet, met in zijn kielzog een tweede zwarte en totaal geblindeerde BMW x5.


Als ex generaal had Miro nog steeds een privé legertje. Op de achterbank twee zware vuurwapens want 'this is gipsy country'.

Nu en dan wordt de smalle asfaltweg breed, en staan er loodsen langs. Hier waren de vliegvelden. Ik sta doodsangsten uit en denk bij elke bocht, elke helling dat dit de laatste is. We missen tegenliggers op een haar, en Miro geeft geen krimp.

Het is 500 km tot Varna, en dan nog even tot Golden Beach. Tussen de bergen en Varna is het landschap letterlijk kaal geplukt. Het gras is kort en dor gegraasd. Er is geen boom of struik te bespeuren. Brandhout. Het landschap ligt bezaaid met afval.

We checken in in het eigen hotel van Miro, op Golden Beach. Het draagt de naam van zijn vrouw en zij heeft het ding mogen inrichten. Overladen met gouden ornamenten, Afrikaanse beelden, en muren, gordijnen, bedlinnen met luipaardprint, net als haar kleding. En voor en achter haar een bodyguard. Er zijn geen gasten in het hotel. Ik word ontvangen als een koning, kan geen stap zetten zonder dat twee bodyguards ook mij volgen en dat voelt bijzonder onveilig. Het eten is goddelijk. De wijnen zijn de allerbeste. Mijn kamer is een balzaal met giga privé terras en eigen zwembad. De zwarte zee is rustig en de kleur is heel eigen.

De dag erna rijden we langs de zee naar Roemenie en trekken de grauwe bergen van Transylvanie in.

Over politiek en een bolhoed en de zee

Over ons grijzige land bij de noordelijke zee, zijn de meningen behoorlijk verdeeld.

De ene helft van de ene helft van het land vind dat het allang goed is en dat het land eigenlijk een land mag blijven, maar de andere helft van de ene helft vindt dat het land geen land meer is en zeker niet hoeft te blijven en wil het land in twee delen spiltsen, met de ene helft als eenheid. In verdeeldheid. En de ene helft van de andere helft vind het eveneens best ok als het land een blijft, maar de andere helft van de andere helft wil eveneens het land splitsen en van de andere helft een eenheid maken. In verdeeldheid. En de ene helft van de ene helft die wil splitsen, wil niet op dezelfde manier splitsen dan de de ene helft van de andere helft, en de andere helft van de ene helft wil op een andere manier een land blijven dan de andere helft van de andere helft. Want daarom zijn het twee halve delen, denk ik.

En eigenlijk is het nog mooier, want dat in twee delen zou nog wel kunnen, maar er is een deel van dat grijze land bij de noordelijke zee, dat niet hoort bij de ene helft en niet bij de andere, en een deel is van de ene helft en ook van de andere.

Dit klinkt als een ongelooflijk stom spel met woorden en zinnen, en dat is het ook, maar tegelijkertijd schurkt dit flauwe gedoe zich heel dicht tegen de rauwe realiteit van het kille grijze landje bij de noordelijke zee.

Boven de zee steekt de wind op en die blaast je kil in het gelaat. Het strand is grijs vandaag, net als de zee en de lucht erboven, zelfs de wind is grijzig. Op het strand wandelt een man. Hij draagt een lange jas en heeft een bolhoed op zijn hoofd en houdt in de ene hand een paraplu vast. Naast hem loopt een hondje. En daarnaast zijn vrouw. De oorlog is voorbij en het leven kabbelt. René Magritte blikt omhoog en ziet gelijktijdige vensters en de hemel regent pijpestelen. Georgette kijkt omlaag. Hun hondje trippelt op te korte pootjes.

'Straks maak ik een schilderij',denkt Rene Magritte,'waarop het dag is en nacht, tegelijkertijd'. Zijn gelaat vertoont geen emotie. Zijn pas versnelt niet. Op het strand spoelt een golf aan. In zijn hoofd ziet Rene wolken.

Als ik wolken schrijf zijn dat geen wolken, maar een woord.

donderdag 20 januari 2011

Gisteren

Gisteren, maar voor mij vandaag, want ik kom pas thuis en realiseer me dat ik eigenlijk nog niet gegeten heb, was boeiend. Schitterende aflevering Alloo live!
Voilà.
Short message.
Not in a bottle. En morgen, straks dus, vandaag eigenlijk, meer. En dan nu: slapen.

woensdag 19 januari 2011

Over vandaag en gisteren

Het mooiste moment om te schrijven over de Tijd, dat meedogenloze monster dat mensen wegvreet, is middernacht. Omdat de mensenkinderen, in een totaal nutteloze poging de tijd te vangen, minuten, uren en dagen hebben uitgevonden. En omdat om middernacht de ene mensendag overgaat in de volgende en de mensen dan spelletjes kunnen Spelen over vandaag is gisteren en morgen is vandaag en andere ongein.
De tijd lacht en glijdt gewoon door.
Wist je.
Wist je dat het een toeval is, dat de tijd voorwaarts wijst? Puur natuurkundig? En dat ons hele leven, neen Het Leven , een lang uitgesponnen genetisch algoritme is? En wij alleen te dom zijn om te proberen het te doorgronden. Genetische algoritmes, mensenkinderen, laten zich niet begrijpen. Niet vatten. Geen freeze frame.

Lang gelden was er geen knal. Het begon niet met een knal. Er was geen begin. Maar dat kunnen we nu niet begrijpen.

Willem die Madoc maakte. Hij is dood.

Kort

Korter kan.

Kort

U bent lui. Ik ook. Korte berichten scoren best. Geweldig. Ik schrijf meestal lange zinnen. Ik doe dat graag. Zinnen plooien en buigen tot die breken en dan ergens halverwege knappen. Mooi is dat. De lengte van het blogbericht is omgekeerd evenredig aan de inzet van de schrijver en rechtevenredig aan de leesbaarheid voor u, lezer. Ik schrijf nu korte zinnen. Punt. U leest het. Punt. Ik dank u. Punt. Ik zie u graag. Ik ben een blij man. Het leven is mooi. Hoera. Juicht o lezers voor uw heiland. Voortaan korte zinnen. En korte berichten. Voortaan is tot morgen. Haha.

Jonge kerels zetten blogs op en zijn miljoenen waard.

Ik, ouwe zak, bijna bejaard en al ten dele seniel, ik juich dat toe. Ik vind dag geweldig. Ik hou van de jeugd en de nieuwe mogelijkheden. Ik wou dat ik 20 was, nu. Godverdomme. Of iets ouder. Of jonger. Ik kolkte van ambitie en ik was beter dan nu en had godverdomme geen medium ter beschikking. Lang leve de jeugd die de kansen grijpt. Love them.


En nu Ernst: vandaag was het eigenlijk koud buiten, ook gemerkt?
En nu het weerbericht: kippensoep.

Slaapwel!

maandag 17 januari 2011

Het laatste uur

Het eerste uur van de dag kan ik zo moeilijk grijpen, het laatste uur van de dag kan ik niet lossen. Dat heet een avondmens te zijn. 's Morgens een humeur dat bijna een misdaad tegen de menselijkheid is en 's avonds geen zin en geen nood om te slapen. En liefst eindig ik de dag al een eind weg in de volgende, in een poging de dag te omcirkelen en de tijd te slim af te zijn. O onozel kieken. Morgen krijg ik de ogen niet open, de voze kop wil niet van het kussen af en het vege lijf wil niet onder de dons uit. Maar dat is zo dadelijk morgen, want middernacht nadert en tilt ons naar de volgende dag. Ik tel de dagen en tel als de kraaien. Een twee drie veel.
De agenda kan een blad om, de datum op mijn horloge draait door in een korte en zelfverzekerde beweging. Het is nu dinsdag. Maandag was een dag.

Wat kan het leven vol zijn van filosofische nonsens. Ik glimlach. Mijn dag start goed. Enkel nog even slapen en dan dat klote wakker worden.

Ik heb geen talent voor wakkeren. Dag is mij niet gegeven. Of ik heb het vergeten aan te nemen, dat kan ook, of ik was verstrooi en ik heb de aankondiging dat men de talent tot wakkeren ging uitdelen niet bewust hgehoord. Dat laatste is zeer aannemelijk, want ik heb een onmetelijk talent voor verstrooidheid. Dat zat gewoon in mijn basispakket, denk ik. Ergo.

Kort en zonder meer

Ooit, toen de zomers nog lang duurden en warm waren en de auto's nog geen CO2 uitstoot hadden en geen ABS en ESP en GPS en geen airbags, geen airco, geen servostuur, geen kreukelzones, geen elektrische ruitenheffers, verwarmde en inklapbare buietnspiegels, geen hoofdsteunen, geen veiligheidsgordels en als ik me niet vergis, geen rood mistlicht, maar gewoon auto's waren met een motorkap, vier deuren, een koffer, twee voorzetels en een achterbank, vier versnellingen vooruit en een achteruit en richtingaanwijzers en als het meezat uitgerust waren met een radio-casettespeler en richtingaanwijzers, hielp ik samen met een neef van me en mijn broer, een oom helpen om bouwafval te dumpen in een bos. Dat kon toen nog. Iedere Vlaming had wel ergens een strook bos of een visput ergens ten velde en mijn oom combineerde de twee. En omdat de visput in een zompig bos lag, had hij bouwafval nodig om een weg te trekken tussen de bomen door tot bij de diep groen bruine poel

Toen we een poos bezig waren om de klompen aan elkaar gekoekte bakstenen en stukken beton uit de aanhangwagen te gooien op wat de weg moest worden en we moe werden door de hitte en het harde werk, gooide een van ons, ik weet begot niet meer wie van ons drie, een klomp van een baksteen of twee, iets te ver uit de koers en frontaal tegen het voorhoofd van de oom, die meteen morsdood had moeten vallen, maar gewoon een zakdoek greep, het bezwete voorhoofd even deppend, om daarna zonder een aarzeling en zonder een woord te spreken, het werk gewoon verder zette. Wij waren getuige van een wonder.

Onsterfelijk was de man niet, dat heeft hij ondertussen bewezen. En het voorval heeft zich blijvend in mijn geheugen gehaakt.

Als gelijktijdige vensters

Lang geleden toen de dieren nog spraken hadden ze misverstanden en voerden ze oorlogen en beledigden ze elkaar en begrepen ze elkaar niet en ze vraten elkaar op en beten elkaars strot af en ze jaagden op elkaar dat het een lieve lust was en er was geen God om hen te stoppen, want ze konden wel praten maar ze kenden het begrip geloof niet en dus was er geen God om hen te verlossen. En de hemel was blauw, het gras groen en de wolken wit en de zon kwam op in het oosten en zakte op het einde van de dag rossig weg in het westen en de sind blies veranderlijk uit alle richtingen en het was goed zo.

Er was geen moraal, geen spijt, geen verleden en geen toekomst, want dieren hebben geen tijdbesef. De tijd stond stil, elk moment weer opnieuw.

Toen kwam de mens en hij begreep de dieren niet en dus konden de dieren niet meer praten en de mens bracht het verleden en de toekomst en de tijd en God. En de aarde werd rond en de aarde draaide rond de zon. De mens schreef woorden en zinnen en daarmee reisde hij door de tijden.

De mens bracht weemoed en spijt en berouw en wraaklust en verdriet en vreugde en passie en liefde en verklaringen en geloof.

De lucht is blauw, de wolken wit, het gras groen, de wind blaast uit veranderlijke richting en er is verleden, heden en toekomst. Straks gaat deze mens slapen. Daarna is er de nacht. Zwart. En daarna wordt deze mens weer wakker en is nu gisteren en morgen vandaag en alles is relatief en absoluut. Als gelijktijdige vensters.

Termieten in de kop

Iedereen kent de wriemelende massa termieten in de kop van gedachten die wringen en sleuren en schuren en haken en kraken in je kop en je energie en vrije gedachten wegvreten zonder ophouden en zonder mededogen. Geen stoppen aan.

Er is geen stekker die je kunt uittrekken en geen duracell in je rug die je er uit kunt pakken om dan plat te vallen in de hoop dat de drukke metropool in je hersenen stil mag vallen, in slaap, als door een virus getroffen, uitgestorven en leeg en stil. Je gemoed wil een spookstad worden, waar enkel nog de vage restanten van de drukke beschaving te vinden zijn, die er ooit gonsde en decadent cultureel en hoogbegaafd was, maar nu slechts bestaat in relikten, vaag en onbestemd.

Over de spookstad van je geest komt de maan op, gesluierd en de nacht is koud en stil. Je hoort dieren ritselen en het pikkelen van poten en het schurken van vachten en het gegrom van honger, het huilen van de wolven en de glijdend geluidloze vlucht van de uil.

In de vulkaan van mijn geest kolkt de lava van herinneringen en ideeën en concepten en innovaties en andere invalshoeken en dingen die je had willen doen en kan doen en nog wil doen en de drang alles liefst tegelijkertijd te doen in de hoop het volle leven te grijpen en sporen na te laten en het leven ten volle te leven. Als een kat, negen leven, maar dan tegelijkertijd.
Het suddert en kolkt en rommelt en bulderend wil de lava ontsnappen, steeds heter die brij gesmolten steen en metaal, steeds vloeibaarder, steeds meer onder druk, steeds dreigender en explosiever.
De aarde beeft en scheurt open.

Ik rij huiswaarts en kom niet tot rust. Ik rij anderhalf uur en er komt geen rust. Ik kom thuis en inspecteer de stallen en kom niet tot rust. Ik wandel tot op de weides in de motregen en de wind en kom niet tot rust. Ik eet de eerste maltijd van de dag en tracht dat tijd te geven en kom niet tot rust. Ik schrijf en kom niet tot rust.

Straks, als het huis stil is, sta ik op. Ik neem de Apple en maak cursussen en presentaties en concepten en modellen tot alle lava een weg gevonden heeft naar de oppervlakte, in geuten. Daarna wordt de lava vaster en stolt de rivier van steen en vormt ze grillige landschappen, die kaal zijn, en dor en pas later vruchtbaar worden en vriendelijk. En onderhuids borrelt alweer nieuwe lava, ongetwijfeld.

Er is geen moraal aan dit verhaal, geen heroïek. Het is geen poging tot begrijpen, het is geen poging tot milderen of afwenden. Waar lava kolkt, volgt vroeg of laat en uitbarsting, dat is geweten.

zondag 16 januari 2011

De geur van chocolade

Vandaag was niet de wind niet alleen mild en droog en lavend warm na een veel te kille en snerpende winter. De wind bracht ook de zoete en verleidelijke geur van chocolade over de weides en blies die zacht de stallen in en door de openstaande ramen vulden de kamers en het hele huis zich met de chololadelucht.

Het is geen wereldschokkend nieuws. Maar het ruikt zalig.

Ik ben net nog even buiten geweest. Ik heb een rondje gewandeld, in stilte, met de herdershond trouw in mijn buurt. Langs de stallen. Langs de weides. Goeie avond, Pinky op de weide en Tendresse, Val d'Isere, Olga, Branco in de grote eerste stallen en daarna Blacky, Ulysse, Theo, Elite en Tripple in de volgende stallen en tenslotte Dante en Casper op de verste weides waar de chocoladegeur ongehinderd uit het zuiden kan glijden in de malse wind.

Ik wandel terug naar het huis. De ramen verlichten de tuin. Ik lees nog wat berichten en zeg de dag goeie nacht.

Over de tijd die glijdt

De dagen slepen zich dartel voorbij, ook zondagen. Ze snellen en aarzelen, de dagen. Ze treuzelen, stokken en dan ineens zoeven ze in een rotvaart verder, hun passagiers en toevallige passanten meesleurend als in een kolkende rivier die ineens een waterval is, donderend en ziedend en alles verwoestend. En daarna kabbelt die dag weer rustig verder, tergend langzaam.

Ik had er, bij het begin van mijn leven, een goeie 30.000 te gaan. Want dat is statistiek. En hoewel individuen en statistiek geen enkele correlatie hebben, behalve dan dat veel eenlingen een massa maken en massa's en statistiek hand in hand gaan, moet ik er toch maar van uit gaan dat zonder veel geluk of ongeluk, ik een goeie dertigduizend tergend langzaam razend denderende dagen heb gekregen om te doorlopen en liefst zoveel mogelijk te beleven. Ik heb er daarvan al zowat 17.300 opgebruikt en helemaal tevreden met wat ik er meestal mee deed, kan ik niet echt zijn. Veel ervan waren grijs en troosteloos, en gelukkig zijn wij mensen wel bewust en denkend, maar gelukkig niet in die mate, want dat zou ondraaglijk zijn.


Vandaag heb ik tapijttegels geplaatst bijvoorbeeld. In de woonkamer. Die was al voor 4/5 klaar maar ik bleef de afwerking maar uitstellen, want dat betekende veel puzzelwerk en geknutsel. Bovendien heeft het huis dat in de vroege jaren 50 gebouwd werd, een mooie ronde erker en omdat tapijttegels vierkant zijn, vroeg dat behoorlijk wat energie, en zwaar denkwerk zowaar, om tegel per tegel en boog per boog de uitkomst te beredenen voor het snijden en plaatsen, en om niet te vaak trial and error als redmiddel in te hoeven roepen. Want dat betekent, en ook dat is statistiek, meestal 'error'.

Waarna ik dringend buitenlucht moest happen en omdat de hemel helder was en de wind aangenaam uit het zuiden waaide, heb ik na wat klussen bij paarden en stallen en weides en het vegen van veel te veel vierkante meter bestrating die dik lag onder stof en hooi en vlaslemen en mestafval en zand en de resten van winters zout, kwam ik toe aan thee in de tuin in t-shirt. In de zon. Op een eenzame witte plastieken tuinstoel, die vettig is van de winter en eigenlijk alleen nog dient als rommelstoel op de hooizolder. Maar het is winter, en dan staan de tuinmeubels niet binnen handbereik. De zon priemde en het voelde tintelend.

En omdat de arbeid binnen en buiten me deugd hadden gedaan, ben ik dan maar aan een verkoopcurus begonnen die eigenlijk al af had moeten zijn, want ik begin die deze week te geven. Ik hou van deadlines. Dan wordt de geest scherp en moet ik die wel bij de les houden en niet laten uitwaaieren over duizend en een dingen die me dan te binnen vallen en allemaal de moeite waard zijn en aan elkaar gelinkt moeten worden en dan ook weer niet.

De dag loopt nu ten einde. Ik schrijf een berichtje voor Rix World. Over 30.000 dagen en het besef dat ze voorbij dreigen te glijden als zand doorheen de vingers van de hand. En zoals het cliché het wil, mag ik ook weer niet te krampachtig nijpen, want dan ontvloeien ze me nog sneller. Ik beschrijf de dag, die niks om het lijf heeft, in een loze poging die inhoud en vorm te geven en vast te leggen als 1 dag uit een lange reeks. Ik zag de zon opkomen deze ochtend. Ik zag dat het gras groener is geworden deze week, en al wat lijkt te groeien. Ik zag dat het groen van de overwinterende bloemen uit de grond komt, ik zag de botten op de bomen die gezwollen staan, ik hoorde de vogels, ik voelde de zuidenwind, ik zag de avond door de gekromde takken van de magnolia, maar niets van dat alles kon de dag stopzetten, of versnellen.

Dat is het voorrecht van de tijd zelf.

De tijd wikt en beschikt. Niet.

zaterdag 15 januari 2011

Lectuur en gedachten en Brak water


In bad lees ik mijn tijdschriften, en ik kwam eindelijk toe aan het artikel waarnaar op radio en tv al meerder keren was verwezen. Een interview met de ex-journalist die omdat hij gedreven door de kennis en kunde van de journalist en de ijdelheid van de vele jaren bekendheid in vlaamse huiskamers en de eigendunk van de intellectueel die zich boven het plebs verheven voelt, een ministerpost in het bereik zag, koos voor de politiek en meteen voor de partij die voor hem die droom quasi zeker zou realiseren. Alleen is de heer Brakke na ruim 200 dagen nog steeds geen minister en dat knaagt. Niet aan zijn neerbuigendheid, niet aan zijn eigendunk, niet aan zijn verhevenheid, maar het knaagt, want de heer Brakke is er nu zo kort bij. Het is als die auto die je besteld hebt en die al in de garage staat, maar die nog opgepoetst moet worden en klaargezet en je nummerplaten moeten nog komen. Dat gevoel.

De heer Brakke zei een aantal maanden geleden dat hij in de politiek stapte omdat het land er erg aan toe was, en dus zei Hij eigenlijk dat Belgie Hem nodig had, dat Hij De Redder van het Vaderland zou worden, tenminste, van een deel ervan, want dat deel in het diepe en arme en luie zuiden is van ondergeschikt belang. Ik herken dat wel, die zelfzekerheid dat het land de dieperik induikt en enkel gered kan worden met je eigenste tussenkomst. Alleen zeg ik dag niet
zo luidop als de heer Brakke en bovendien vind ik dat je zo weinig ambitieus bent enkel het
noorden van een onooglijk land te willen redden. Ik zou dan meteen zeggen dat de wereld me nodig heeft. Op zijn minst.

Het artikel kon me niet boeien. Dus bladerde ik daar in dat warme schuimige water doorheen het bewuste tijdschrift en ik las over epigenetica en vond dat zo ongehoord boeiend. Dat wij niet alleen onze genen doorgeven aan ons nageslacht. De wetenschap heeft steeds meer bewijsmateriaal dat we ook de gebeurtensissen in ons leven doorgeven. En ik heb dan de neiging om daarop door te denken. Te peilen naar het leven van mijn ouders en grootouders. Hoe mijn vader geboren wordt in een tijdperk dat ik terugvond als ik een tiental jaar geleden vanuit
Shanghai het chinese binnenland indook. Eerst was er de shock en daarna de stellige zekerheid dat dit Vlaanderen van net na de tweede wereldoorlog was, maar dan met computers, en internet
en nog zoveel meer. Hetzelfde, maar moderner. En hoe mijn grootouders leefden, die de toestanden die we uit 'Daens' kennen, zelf hebben meegemaakt. Voorlopig kan ik daarmee geen verhaallijnen bedenken, maar dat komt nog, denk ik en misschien ook niet. Ik voel geen haast en ook geen drang. Enkel de zekerheid dat daar mooie zinnen in zitten en mooi gebogen gedachten.

En ik las ook over een schilderij van Pieter Breughel, de Oude, want die kon mensen schilderen en contrasten en passie en spanningsbogen, en dat kon de Jonge niet. In 1627 was het de laatste keer beschreven en daarna niets meer, om dan pas in de 21ste eeuw op te duiken bij een rijke Spaanse familie. En natuurlijk verdwijnt het niet in het niets al die tijd. Het schilderij heeft een hele levensgeschiedenis. Van de ene kamer naar de andere. Er zitten dikke vernislagen op. En het is dof en donker, met een scheur en een kreunend kader, en op sommige delen is de verf verdwenen. En ik bedenk dat het meer voldoening moet geven die geschiedenis op te speuren en te reconstrueren en te beschrijven, om een schilderij van een paar weken oud te herstellen, voorzichtig, deskundig en geduldig, dan om zoals Hij, de heer Brakke, minister te willen worden ter eigen eer en glorie en uit eigendunk en de ijdele gedachte de Redder te zijn.

Ooit liep ik op een bloedhete dag doorheen het Prado. Ik was in Madrid op zakenreis en vertrok pas op zondagavond. Helemaal alleen. Ik liep de eerste zaal binnen bij het openen van de deuren, at of dronk die dag niets, tenminste geen eten of drinken, en liep langzaam van zaal naar zaal en van werk naar werk, speurend, genietend, etend en drinkend met de ogen. Ik ben niet helemaal rond geraakt. Het jaar erna bezocht ik het Reina Sofia.

Sommige stukjes die ik schrijf lijken een moraal te hebben. Ik denk dat ik deze keer de heer Brakke in mij aan banden heb proberen leggen.

Dag dag

Vanochtend heb ik de dag goeiedag gezegd. Ik heb nu eenmaal het voornemen goed geluimd door het leven te vloeien voortaan. Neen, dat is geen voornemen. Dat overkomt me. Echter zelden. En of ik vanochtend goed geluimd was, weet ik niet zo zeker, maar gelet op het feit dat het in de ochtend was en ik geen echte ochtendmens ben, is de kans klein. En was mijn 'ik groet de dag en dat gaat zo: 'dag dag'' wellicht slechts een woordspelletje, maar dat zal ik mezelf eens moeten vragen.
Dat gaat zo: 'Rik, was dat een onozel woordspelletje, net zoals wat je nu aan het doen bent door jezelf op te voeten als twee personages die over onbetekenende dingen lullen?' Waarop ik het heldere en bijzonder korte antwoord geef: 'ja', want de lengte van het antwoord op onozele vragen is steeds omgekeerd evenredig aan de geestelijke vermogens van wie het antwoord geeft en omdat ik graag intellectueel overkom, kan ik moeilijk een korter antwoord geven dan 'ja', tenzij 'o', maar dat is eerder een halve wedervraag en dus geen echt antwoord en 'nee' is langer dan ja.
Dus
Ergo
Als je wat wenst af te dwingen bij mensen die intellectueel willen lijken, en dat is zo voor bijna iedereen van die soort, mij incluis, dan is het raadzaam domme vragen te stellen, want
het antwoord zal meestal 'ja' zijn, behalve als je vraag niet stom genoeg was, wat zou kunnen, want de meeste mensen willen wel intelligent lijken, maar ze zijn het zelden en tenzij diegene aan wie je de vraag stelt, ook niet bijster slim is en niet op de hoogte van de simpele regel der omgekeerd evenredigheid van onozelheid en beknoptheid. In die gevallen ontspint zich meestal een lang en moeizaam heen en weer gaan van vragen en antwoorden en tegenvragen en
tegenantwoorden en argumenten en tegenargumenten, en verwijten en misverstanden en ook discussies die lang duren en zinloos verder dribbelen, vallend, strompelend, struikelend, hakkelend, stuiterend.... Nu ik er over nadenk, meestal gaat het zo.

In mijn geval echter, is het eenvoudig. Ja, mijn 'dag dag' was van de zeer onozele soort. Ik groet mezelf. En ook u natuurlijk. Wees gegroet, lezer. En groet de avond.

vrijdag 14 januari 2011

Samen de wereld veroveren

Ik ben op zoek naar 3000 bezoekers per maand, en we zijn goed op weg. En daarna gaan we met zijn allen samen de wereld veroveren en die wereld en zijn inwoners de rechtvaardigheid, vredelievendheid en diepe warmte terug te geven. Ja toch.
En dat van een cynicus.

LT zei vandaag dat we soms het pessimisme van het verstand en inzicht moeten combineren met het optimisme van de wilskracht en de passie en de blinde liefde zeker.

Ik las vandaag over een prototype van een sportauto die aangedreven wordt door 4 elektromotoren en gasturbines die elektriciteit opwekken.

Op facebook, old people looking for old friends, vond ik een maatje voor het leven terug, die ik in ruim 30 jaar niet gezien of gehoord had en met wie ik amper een schooljaar in de klas heb gezeten en dat is dus niets. Want het onderwijs probeert allerlei te doen met opgroeiende volwassenen, wat meestal mislukt en zeer zeker tot het afleren van de meest belangrijke vaardigheden zoals creativiteit leidt, maar veel tijd om je medeleerlingen te leren kennen is er niet.
Maar mensen met een hoek af, dat klikt meestal. En ik denk ook dat we bij elkaar al ontdekten dat we geen van beiden echt bestemd waren tot een heel normaal leven, wat, achteraf bekeken, bij hem beter is gelukt dan bij mezelf. Hij woont, geheel volgens de verwachtingen in Zuiderse oorden en leidt een leven van liefde, passie en doet voornamelijk zijn eigen ding. Respect.

En nu gaan we al deze losse flodders samen breien. Die ouwe bekende herinnerde me er aan dat ik in plaats van de les te volgen, iets wat ik nooit gedaan heb, want langer dan tien volle seconden naar iemand luisteren is me erg lastig, voortdurend en onophoudelijk schreef en tekende en dat ik een motor had ontwikkeld op water, een soort perpetuum mobile. Ik herinner me dat. Het fijne aan een perpetuum mobile is dat het niet werkt, want wrijving en energieverlies zijn nu eenmaal onvermijdelijk. En elektrische auto's en gasturbines, lieve mensen, zijn ecologische nonsens, neem dat van me aan. Het is gigantische greenwash en niets meer dan MBS, Marketing BullShit en ik kan het weten, want ik ben een marketeer in hart, nieren en bankrekening.

Die marketeer in mij zegt dat ik regelmatig een nieuw stukje moet schrijven om aan die 3000 bezoekers te komen, wat ik bij deze doen, schrijvend over watermotoren en waterstof en greenwash en ouwe vrienden en het pessimisme van hij die inzicht heeft. En met die meer dan 3000 gaan we de wereld veroveren, en wie dat niet geloven kan is een wolf in schaapsvacht en mist het positivisme van de wilskracht en de passie en het blinde geloof. En de liefde.

Ergens in de hemel laat God een scheet en een paar duizenden vogels vallen dood uit de lucht en niemand ziet dat als een bewijs van Zijn bestaan. De 3000 kijken niet om en gaan door. De wolf huilt. De lemmingen hollen zich te pletter met vele duizenden en het hoort bij hun natuur net zoals mensen opduiken in Plopsaland en vrijwillig in de file gaan staan naar zon aan zee. Ik kijk er naar. Niet omdat ik niet mee wil doen, maar omdat ik er geen talent voor heb. Net als hij-in-het-zuiden.

In Sint Petersburg, een van de mooiste steden van de Wereld, vallen dodende ijspegels op onschuldige kinderen en lekken de daken. De Dender staat gezwollen met water. Ik zit in een luie zetel en tik woorden. In 2020 valt de passie op een woensdag.

dinsdag 11 januari 2011

Aan de Belgen

Beste Belgen,

Ons land is zwaar ziek. Het is geen land en precies omdat het geen land is slaagt het er niet zich van dat land te ontdoen. Het is een Siamese tweeling en de dokters kijken ernaar en zien twee mensen, maar als ze ze willen splitsen merken ze dat een aantal vitale organen gezamelijk zijn en ze breken zich vergeefs de kop.

Wat bindt ons, Belgen? Frieten met mayonaise aan morsige frietkoten langs lelijke steenwegen in trieste dorpen? Stinkende dorpscafe's met lallende mensen die over alles een mening hebben omdat ze er een hebben, basta? Lintbebouwing van dorp naar dorp naar stad naar dorp naar dorp naar stad? Onze afkeer van regels, wetten en goed bestuur? Onze ingeboren neiging te bouwen waar dat niet mag en liefst zo lelijk mogelijk? Wielrijders? Dat we katholiek zijn, zelfs als we dat niet zijn, want dan vieren we lentefeesten en doen we begrafenissen en trouwpartijen na, krampachtig het kerkelijke vermijdend? Wat bindt ons, Belgen?

En moet een bevolking gebonden zijn om een land te vormen?

Wat scheidt ons, Belgen? Wat maakt Vlamingen anders dan de Walen? En wat bindt de Vlamingen? Wat maakt ons een volk. Onze taal? Kunnen Westvlamingen met Limburgers praten? En zijn Antwerpenaars gelijk de Gentenaars gelijk de Bruggelingen, de Kortrijkzanen, de Hasselaars? Maar waarom zijn die van Maastricht dan weer een ander land? En is Rijsel dan niet Vlaams? Maar waarom?

Is dit alles niet onzinnig? Streven naar Europa en de drang op te delen en te splitsen en te hakken en te knakken en op elkaar te kakken?

De onmacht van politici zich met echt beheer bezig te houden en met de echte taken van de vertegenwoordigers van het volk.

Beste Belgen,

Niet ons land is ziek.
Zij die het land zouden moeten besturen, zijn onbekwaam en onmachtig. Zij zijn een verloren generatie, gevangen in het net dat vorige generaties hebben gespannen.

Beste Belgen,

Zijn wij springlevend?
Is Belgie ziek?

Maroc en bedenksels

Ik zit in de stallen, tussen de paarden, bij de smid en in de bittere kou. De smid duwt het rood oranje gloeiende ijzer tegen de hoef en sissend stijgt de dikke rook op die zo typisch ruikt. De paarden stommelen, briesen, schrapen.
Op mijn schoot de tablet die zo makkelijk werkt. Ik had dit nooit verwacht, maar voor het eerst heb ik een schrijfinstrument dat me lekker ligt. Het werkt vloeiend, en overal. En nu het schrijven daardoor vloeiender is en de nieuwe technieken de schrijfsels zomaar aan de wereld toevertrouwen, vallen alle remmen weg. Vroeger heb ik duizenden bladzijden bij elkaar geschreven, met de hand, met de tikmachine, en praktische bezwaren hebben me weerhouden ze wereldkundig te maken en nu ik ze terug lees, een half mensenleven later, was dat maar goed ook.
Nu echter, schrijf je, en daarna druk je op 'publiceer bericht' en hop, je bedenksels zijn de wereld in.

De smid drinkt koffie en ik Maroc. Sinds kort ben ik op thee overgeschakeld en laat ik koffie en alcohol zoveel mogelijk. Ik proef het zoethout, de gember en stoor me aan de geur van de koffie.

Ik schrijf over mensen, over grote en kleine ergernissen, mijn eigen tekortkomingen verbergend in giftig cynisme en dan zend ik het de wereld in en ik raak de mensen om me heen, keihard, want ik schrijf over hen, ik buig en kneed en trek ze over en om en doorheen de woorden van mijn vertelsels en ze ondergaan het willoos en zonder protest, want de schrijver is God. En beweren dat de personages in de schrijfsels en hun schaduwen in de echte wereld niets met elkaar te maken hebben, is onjuist en onfair.

Met elk verhaal, elke zin en elk woord kras ik in mensen en relaties en in de drive van het schrijven staat daar geen rem op. Daarom zijn schrijvers klootzakken en eenzaam en ben ik slechts een would-be, want ik heb wroeging daarna en steeds meer vooraf en dus vedwijnt de drive van de ergernis en het cynisme en het schrijven zelf misschien. Zeg ik, tot ik alweer aan de slag ga en die mensen beschadig die ik graag heb en die ik tegenover anderen zou
verdedigen met hand en tand.

Achteraf helpt spijt niet. Ik heb geschreven en op 'verzenden' of 'publiceren' gedrukt en dan gaan de zinnen hun venijn verspreiden.

zondag 9 januari 2011

Er was eens

Lang geleden, toen de dieren nog spraken en de mensen niet in sprookjes hoefden te geloven, waren er een kind, een lam, een leeuw en een wolf. Het kind zag de wolf en huilde en de wolf at het kind op met huid en haar en ging dan slapen. Het lam, dat alles zag gebeuren, zuchtte van opluchting en sloop stil weg, maar had de leeuw niet gezien en voor het lam het besefte at de leeuw dat lam met huid en haar en ging dan slapen. Toen ze wakker werden, en samen aan de beek dronken, vroegen de wolf en de leeuw zich samen af wat de moraal van dit verhaal was en ze kwamen er niet uit. Ze gingen elk hun eigen weg en lieten het verhaal achter als een gapende wond die moeilijk zou helen.

vrijdag 7 januari 2011

Schatjes en ze kunnen nog zingen ook.

Double Trouble is een zangduo bestaande uit Jana De Valck en Billie Bentein. Daarnaast zijn ze ook nog eens beste vriendinnen en beleven in het 'muzikantenwereldje' het ene avontuur na het andere.
Samen zingen ze momenteel in de band van Zot Van Vlaanderen, een muziekprogramma op VTM, maar ze deden ook al samen backings voor Steracteur sterartiest, de provincieshow, Tanja Dexters, ketnet, etc..

X

To my poor non Dutch speaking nor reading visitors

Dear all,


My blog is visited people from all over the globe. US (I guess who that may be and than Dutch Is no prob), Russia, Brasilia, UK (is that you sweetie?), Portugal,.... To read stupid stuff in Dutch????

If you, lovely people, woud like me to write in English from time to time, just let me know. I would love to.
But react.

Rik

Handgeschreven gedichtje

In 84 stuurde ik een bundel gedichten en verhalen aan Jeroen B. Als ik zijn brieven nu nalees, waren de meeste van zijn opmerkingen terecht en eigenlijk was zijn oordeel mild en bemoedigend, maar toen voelde dat anders en dus schreef ik hem het volgende, waarna ik nooit nog iets stuurde:

Aan Jeroen B


Een gedicht
Schrijven
Is
Inderdaad soms zo verlossend
Als een scheet
Laten
En
Meteen ook
Even gênant
Voor jezelf
En
Voor hen die
Het merken


Een scheet laten
Doe je best niet
Openbaar

Voorwaar

Rik 84

Realistisch gedicht


Tik tik tik tik tik
Tik tik tik
Tik
Tik tik tik tik tik tik tik
Tik tik


Maar dan ritmisch

Rik 87

En op het woordloze
Rust nu
De hand
En er naast
Zacht
De schaduw

Hand en schaduw
Op wit papier
Geen beweging

Stilte
En

Wit

Rik 87

Wit het blad
Het papier
Korrelig wat vezelig
Vlees
Niet egaal wit

Het woord overbodig
Nog

Rik in 86

Ritme van de violist

Nodig eens een dichter uit
(hij heeft honger)
En serveer hem
Je arm
Je been
Je hersens, grijze delicatesse
Soms met zoete nasmaak
Zelden echter rijk boeket

En in een lollige bui
Kan hij
Al eens lachen

Rik Vera, in 1985

Regen, Dampf und Geschwindigkeit

Zevenmaal had de zon
Zich gezwommen
En
Viermaal weerklonk het licht
Verlicht
Een verre voetstap
Astmatisch klagen

Iemand
Toen
De nacht morst zich
Spattend als verf

Haastig
Fluisterend
Herfstig

Rik Vera, in 1985

Gelijktijdige ramen, 1911

Moeizaam klautert
De gekwelde dichter
Op de onhandig hoge stoel
Of neen
Wat onhandig klautert
De gekwelde schilder
Moeizaam op de hoge stoel

Leest zichzelf enkele
Eigen gedichten voor
Henneptouw
Losjes om de hals

Heel spannend allemaal
Even wankelt hij en
Herstelt zich
Niet

De stoel valt
En
De dichter zweeft
Tussen hemel en aarde
Henneptouw
Strak om de hals

Het duurt wat langer
Dan gehoopt
En zieltogend
Vergeet de schilder
In de spiegel te kijken

Tussen bed en staanklok
Hangt
Het onvoltooid zelfportret

Flabbergast

Ik heb zonet voor het eerst en het laatst in mijn leven een wervende tekst ingesproken in een echte studio. Niet alleen wervend had die moeten zijn, maar ook wervelend. Niet dus.

3 minuten tekst en 2 uur heb ik mogen luisteren naar mijn monotone gezaag, mijn gelispel, mijn gesis, mijn gespeeksel, mijn geflabber, mijn gelodder, mijn gebloeber, de ene keer te snel, dan weer te traag, haperend, hakend, floeberend, pruttelend, met verkeerde klemtonen en even wervend als een platgereden kat die al drie weken aan het asfalt plakt.

Ongenadig zo'n microfoon, ongenadig die tekst, die je steeds verder schaaft en plakt en vijlt en polijst totdat je niet meer wat wat er staat en stond en zou gestaan hebben.

Mijne maat en die blonde krollenkop aan de techniek, bedankt mannen, je hebt me maar 100 keren vierkant uitgelachen, want die andere 900 keer stond jullie microfoon dicht. En het deed geen pijn hoor, het was even geweldig als ineens spiernaakt op een druk plein gedropt worden.

Kortom: fijne leerrijke avond.

En allemaal kijken naar life!tv, elke donderdag 22:30. ALLOO live! Met de enige echte Luk Alloo. Of live komen bijwonen bij Heylen in Lokeren. E17 afrit12.

dinsdag 4 januari 2011

Pluto

Ooit een weinig intelligent specimen van de soort koe, eentje dat bovendien de eerste tekenen van beginnende seniliteit begint te vertonen en licht dronken is van het gistende hooi in haar drinkbak, zien staren met bolle ogen naar een voorbijrijdende trein? Neen? Maar je kan je het wel voorstellen, en je weet dat dat niet meteen het toonbeeld is van helder begrip en diepe inzichten.
Zo ongeveer zag ik vandaag mensen naar me staren terwijl ik een voor mij volkomen logisch en dermate eenvoudig begrip probeerde te verduidelijken en dan drong het ineens tot me door dat als mannen van mars en vrouwen van Venus komen, ik In deze op planeet aarde vertoefde en zij ergens op pluto of omgekeerd wellicht en onze universums en hun wetmatigheden evenveel gelijkenis vertoonden als een witte kei en een zachte windvlaag in de zomer. Terrwijl dat besef tot mij doordrong, langzaam, en ik naar hun verwarde blikken keek en het lege knikken van hun hoofden in een poging om met het ja-knikken ergens onderweg ineens het licht te zien, kon ik een vage glimlach niet onderdrukken.
Terwijl zij probeerden vast te houden aan regels en afspraken en grenzen en inperkingen en standvastigheden en veiligheden, sprak ik alleen over dromen en wensen en ontgrenzen en het genot van de reizen en de voldoening van het risico.

En in plaats van op te geven, en me te plooien naar hun beperkte universum, ging ik alleen maar doordrammen, steeds verder, steeds wilder en onbegrensder en in mijn hoofd ging ik niet dromen van de zee, neen, ik ontwikkelde een zee van vloeibaar glas en bevolkte die met marmeren dolfijnen en ik schilderde de hemel vol jagende wolken van zijde en ineens had ik een bruikbaar idee dat zo eenvoudig was en helder en tastbaar, dat ook zij het begrepen en wij juichten en joelden en dankten de goden voor dit geweldige ogenblik en niets van dit alles is waar en alles eveneens.

De zon

Net heb ik op de zon gejaagd. En ik heb ze gezien, heel even, met een schattige hapje er uit, ergens bovenin, net op tijd. Want daarna verdween ze, cirkelend rond die hap, achter lage grijze wolken, die dan diep blauw kleurden.

Dat jagen mag je best letterlijk nemen. Aan de fris rosse gloed aan de hemel, zag ik dat de zon er was, maar probeer op Vlaamse wegen eens gaten te vinden tussen de rijen huizen, gaten die toevallig een blik gunnen op het Oosten...

Ik probeerde dat gat in de lintbebouwing met uitzicht op he Oosten te vinden. Reed straten in en uit, steeds meer naar de buitenzijde van de dorpen toe, naar wat ik dacht de rand van de lintbebouwing te zijn, maar tot mijn verbazing en steeds meer tot mijn ergernis lukte me dat niet. want elk dorp ging naadloos over in het volgende.

De ergernis van de jager werd wanhoop en razernij, want waar de bakstenen muren van lelijke Vlaams huizen eindelijk ophielden, kreeg ik villawijken met dikke en hoge hagen en smeedijzeren hekken en poorten en bakstenen omwallingen tussen mij en de zon en daarna industriezones met lange hoge betonnen muren.

Net toen ik het wou opgeven, zuchtend omdat de gloed verdween en ik de lage bewolking naar het Oosten zag glijden, had ik dan toch beet. Een flard zon, met een kleine hap er uit. Net een fractie van een seconde voor ze met die aangeschoten rand onder de deken van wolken gleed.

Maar wat is dit Vlaanderen zo tussen Brussel, Gent en Antwerpen in, lelijk...

maandag 3 januari 2011

RIX: Vuurwerk

RIX: Vuurwerk: "In 2011, had ik me plechtig voorgenomen, zou ik niet veel grollen en grommen en het cynisme inruilen voor vreugde en vrolijkheid en luchtige..."

Gelijktijdige vensters deel 1


Ooit moet ik er een keer aan beginnen, dacht Theo Le Tsar, en hij tokkelde een aantal woorden op zijn i-pad en noemde dat 'het begin'. En na het begin was daar meteen de gapende diepte van het complete niks dat hij nu zou moeten vullen met woorden en zinnen en gedachten die hij zou moeten formuleren en die hij zou moeten voeden met flarden herinneringen en interpretaties van de gebeurtenissen en verbeelding. Hij nam zich voor dat niets volledig herkenbaar zou zijn, en tegelijkertijd alles, ten dele.
En dus nu ben ik er aan begonnen, bedacht hij. En die gedachte vervulde hem met geen enkel gevoel.

Ook nam hij zich voor, zo schreef hij ondertussen verder, dat chronologie ondergeschikt zou zijn, want daarvoor had hij toch geen talent. Voor Theo waren er drie soorten verleden: pas gebeurde zaken, zoals beginnen schrijven aan dit stuk tekst, zaken die kort gelden waren, en dat ging dan over gisteren en vorige week en vorige maand of zo, en lang geleden, en dat is alles dat langer geleden was. Hij had al zijn hele leven de grootst mogelijke moeite om de zaken in de juiste volgorde te reconstrueren, een eigenschap die een handicap had kunnen zijn, en dat zeker was, maar die hij had weten om te buigen tot een gimmick en een prettige eigenschap. Zoals de natuur hem een ongelooflijke luiheid had geschonken om zijn onmetelijke intelligentie te compenseren. Dat laatste was niet zo, maar hij wist al langer dat hij dat ene zinnetje vroeg of laat eens zou gebruiken, dus liever vroeg. Met dank aan de dode schrijver GB.

Een verhaal dan maar.
Lang geleden, nam hij samen met Inge Broers het vliegtuig in Hong-Kong. Bij sommige verhalen is het prettig dat er getuigen zijn, bedacht Theo, want anders zou het lijken alsof hij alles ter plekke verzon, en soms waren de echte verhalen sterker dan de menselijke geest had kunnen bedenken. Het was een uitzonderlijk warm tropische dag in Hong-Kong. Die dag waren ze in de ochtend nog bij een klant geweest en terwijl Theo de grootste moeite had om zich in de hitte wakker te houden, want na de bittere koude in de airco van het hotel en de taxi,
was er bij die klant enkel een zwiepende propeller tegen het plafond, en toen was het ineens tropische gaan regenen, een uur of zo. Daarna was de hitte weer komen opzetten.

Het vliegtuig was een lichtblauwe KLM Boeing 747 en toen ze het passagiersruim binnen kwamen, hing het zo vol mist, dat ze bijna geen hand voor de ogen konden zien, en vanaf de holle wanden en vooral bij de overhead lockers, leek het tropisch te regenen op de buitenste rij zetels die donker zagen van de plassen water in de kussens, en ook de middelste rij zetels, waarop Theo en Inge hun plaats hadden, waren klam. Zelf had
Theo al behoorlijk wat airmiles verdiend, maar Inge, die toen al, en nog steeds, weet Theo, uit haar koffers leefde, reizend doorheen de hele Asia-Pacific, die dacht al alles leegmaakt te hebben, had nooit voorheen gereisd in een vliegtuig dat zich binnen in de buik in kille mist ging hullen zoals Vlaamse akkers in de late herfst. En wat hen ook opviel, was de totale afwezigheid van de crew, wat zelfs even tot twijfel leek te leiden, niet alleen bij henzelf, maar ook bij medereizigers. Was het wel de bedoeling op te stappen? En was dit allemaal wel veilig?

Bovendien was het voor de passagiers aan de vleugelzijdes van het vliegtuig eigenlijk onmogelijk te gaan zitten in die kleddernatte kille zetels, want je kon evengoed in je kleren in een koude Vlaamse beek gaan zitten. Of in een Nederlandse. En als even later een Congolees koppel wou opstappen, gehuld in overdadig dure kleren en behangen met meer gouden sieraden dan in een gemiddelde juwelierszaak in de
etalage heeft, samen met een vijftal kinderen, gingen de poppen pas goed aan het dansen. De stewardessen die ondertussen vanuit de witte nevelslierten waren opgedoken, letterlijk, kregen de gemoederen niet gekalmeerd, kwamen aangehold met plastieken zakken die ze over de zetels trokken in de hoop zo de zaak te regelen, maar hadden geen paraplu's voorzien om de nu bijna slagregen vanaf de wanden op te vangen. De kapitein die zich even later kwam vergewissen van de oorzaak van het kabaal en gevloek en getier in zijn vliegtuig, verdween sneller dan hij gekomen was in de witte mist, als een spook.

Na een uurtje of zo trok de mist eindelijk op en vertrok het vliegtuig voor een vlucht Hong Kong-Amsterdam. De Congolese familie was verdwenen en zat nu ongetwijfeld in business class te bekomen en hun natte broeken te drogen.

Theo herinnert zich de vertwijfeling in het vliegtuig als dat ineens begon te dalen, niet zo lang na opstijgen, en de mededeling kwam dat we een tussenstop zouden maken in Kuala Lumpur. Waarop iedereen iedereen begon aan te staren, want dit was toch een rechtstreeks vlucht? En waar was die crew gebleven?

Kortom, ze landden, zonder enige verdere mededeling. En dan kwam ineens de stem van de kapitein, dat ze een uurtje ter plekke bleven, dat er een nieuwe crew zou komen en dat er ook nieuwe passagiers aan boord zouden komen.

En dan ineens niets meer, behalve de mist die weer begon op te zetten, en het regenen dat herbegon, en de kille kou. En dus begonnen een na een de passagiers het vliegtuig te verlaten, en op de duur zaten The en Inge en een paar honderd hoogst verbaasde medepassagiers zonder eten of drinken, zonder ticket en sommigen met en anderen zonder handbagage in een vertrekhal van Kuala Lumpur airport.

Pas een uur later of werd de vlucht weer afgeroepen en ontstond de grootst mogelijke verwarring bij de nieuwe crew over passagiers zonder ticket en passagiers met ticket en die verwarring werd pure chaos als al die passagiers een vliegtuig betreden waarin het mistig was en regende en waarin zetels kletsnat waren en bijna alle passagiers die oorspronkelijk op die natte buitenrijen zaten op de lege plaatsen gaan zitten waren, plaatsen die nu ineens toehoorden aan de nieuwe passagiers. En de crew die wist zich geen raad en vluchtte, alweer, de mist in en dan stegen ze op, in een mistig vliegtuig met passagiers die in kletsnatte zetels zaten met kille regen op hun hoofd.

Theo en Inge kregen die nacht ook een onweer te verduren, ergens net boven de Himalaya. Amsterdam bereiken was dan ook een opluchting die ochtend.

En toen ze dachten alles gehad te hebben voor die reis, wat redelijk ware geweest, want ze waren toch al een poos de grens van de geloofwaardigheid voorbij, wisten ze toen al, lang voor Theo deze woorden op de i-pad tokkelde, stapten ze in het busje, met een man of 15 voor de eerste vlucht naar Brussel, en toen ging dat busje rijden en rijden en rijden en rijden. Het vind ons vliegtuig niet, lachten Theo en Inge, maar ze meenden het niet. En dan ineens zette de chauffeur zijn bus stil, midden het vliegveld en draaide zijn raampje omlaag en vroeg aan een of andere kerel op de tarmac, of die het vliegtuig voor Brussel niet wist staan.

En, tikt Theo Le Tsar, in tegenstelling tot wat ik mezelf beloofd heb, namelijk dat ik fictie en realiteit zou mixen tot een mooier geheel en het voornemen dingen lelijker of schoner of straffer te maken dan ze waren , of ze te buigen of te verminken, breek ik mijn woord, want het was gewoon zo. En gelukkig hebben we dat onweer overleefd, ondanks de blikseminslag 's nachts en het wegvallen van de elektriciteit even, en de paniek bij de stewardessen, het herstarten van de motoren en de paar minuten vrije val, want dat was er ook die nacht, want anders had ik dit verhaal nooit kunnen navertellen. En gelukkig reisde Inge mee naar Europa, want 99% van mijn reizen maakte Theo alleen (opletten) en dan zou niemand dit verhaal kunnen bevestigen en zou het lijken op het geschrijf van iemand die te veel fantasie heeft.

zaterdag 1 januari 2011

Semantisch motief

Schrijver van misdaadromans zou ik worden, waarin de verhalen snel en scherp zouden zijn en de gebeurtenissen krachtig en accuraat en de beschrijvingen droog en ontdaan van alle franje. En om me te verdiepen in het onderwerp, ging ik het misdaadmilieu binnen via een zoekertje in de krant "moordenaar in spe zoekt opdrachtgever, slachtoffer en motief".

Ik werd de dag daarna al gebeld en een uur later kwam ik bij de geheimzinnige X terecht. Niets, zo had ik telefonisch afgesproken, mocht me afleiden. Dus X. Hij droeg een wit pak met wit hemd en witte schoenen en een Mickey Mouse masker, zodat ik me niet diende uit te putten in bladzijden lange beschrijvingen van loensende ogen en dikke neuzen enz...

Hij stopte me een envelop in de hand en dan zei hij: "HIj is het, die je doden moet".

Mijn geest die snel is en gezwind en fluks als een bliksemschicht, schreeuwde me helder toe: HIJ zei 'HIJ is het die je doden moet' en omdat tijdverlies en getreuzel en omslachtig geleuter niet passen in een misdaadroman, schreef ik hem meteen behoorlijk pijnloos dood en ik wandelde de witte kamer uit. Pas toen ik de envelop opende en een naam en adres las dat niet het adres van HIJ die ik net dood schreef was, drong het tot me door dat deze geschreven moord een semantisch foutje betrof en ik moest wel even glimlachen.

Vuurwerk

In 2011, had ik me plechtig voorgenomen, zou ik niet veel grollen en grommen en het cynisme inruilen voor vreugde en vrolijkheid en luchtige bedenksels en vertelselkens.

En toen werd het 31 december 23:30 en dan moet je het feest verlaten. Dat is, kort voor het ceremoniële aftelmoment, een beetje lullig en asociaal. Je kan niet anders, want zo dadelijk zullen hysterische buren het fijn en nodig vinden om vuurpijlen in de lucht te schieten en hun en de wijde omgeving te veranderen in een oorlogsgebied waar Syrië een fijn dorpje bij lijkt. En je wil toch wel de katten veilig hebben, en de hond en je wil de paarden in de gaten houden, in de stallen en op de weide, want als die uitbreken in paniek is de schade niet te overzien.

En dan kom je thuis, bijna middernacht en meteen heb je handen en ogen te kort, want wachten tot middernacht is voor sommigen blijkbaar lastig. Op de weides lopen de jonge paarden zich in paniek bijna te pletter tegen de omheining, keer op keer, opgejaagd door het bombardement in het oosten, het westen, het zuiden, het noorden, boven hun hoofden, telkens opnieuw oorverdovend en hel lichtend als bliksem.

Ook op de weides in de verte zie je mensen vertwijfeld met zaklampen hun paarden in toom houden.

In de stallen lijkt het wel oorlog. De paarden briesen, steigeren, hinniken en stampen met grote bange ogen en de oren plat in de nek. Uit de bomen boven de stallen vluchten de vogels. De hond is doodsbang,de staart tussen de poten jankend, een van de katten is onvindbaar.

Een vuurpijl slaat te pletter tegen de bomen en valt knallend op de zandpiste. Geen tien meter van de hooizolder. Ik vloek en tier. Schreeuwend vraag ik, handen zwaaiend in de lucht om de veulens op hol hij de omheining weg te houden, of die klootzakken zich nu beter voelen, of hun jaar nu fan-tas-tischer zal worden nu ze het knallend hebben ingezet?! Onnozelaars. Opgedraaide macho's met slechts twee slecht functionerende hersencellen in de stomme kop en zonder enig greintje sociaal gevoel.

Kortom, middernacht is voor ons en zoveel andere mensen met dieren gedurende bijna een uur iets dat lijkt op het overleven van een felle burgeroorlog van opgefokte burgers die elkaar willen overtreffen met nog luider knallende, mooiere en straffere vuurpijlen.

Afschaffen die handel.

Waarom zijn mensen zo graag collectief hysterisch? Vuurwerk bij Nieuwjaar. In de file naar zee in de zomer. Zwaaien met witte zakdoeken op trouwfeesten. Kan me eigenlijk geen zak schelen. Ieder doet wat hij of zij niet laten kan. We hebben allen bij onze geboorte verstandelijke vermogens gekregen en een vrije wil. We kunnen dus nadenken. We kunnen dus neen zeggen tegen de meute. We kunnen rekening houden met de medemens en het milieu. Geen kruitdampen. Geen oorlogje voeren om een nieuw jaar te vieren. Laat de champagne knallen.