zondag 30 januari 2011

Duivenmelkers

Van Brugge tot Gent en dan tot de monding van de Dender in de Schelde die verder stroomt, traag en machtig langsheen Antwerepen tot bij de kille grijze zee in het Noorden. Vandaag geen diepe lage grijze luchten die drukken op het vlakke land, geen wind die de velden geselt met regen. De lucht is blauw met sluiers wit en het is bijna windstil. Het is vrieskoud. Van Brugge tot Gent tot Dendermonde en Antwerpen.

Het landschap mist liefde. Gisteren zag ik een kabbelend vlaamsch filmpje over de volkstuintjes en ik zag hoe de Dendermondse tuintjes als locatie dienden en ik zag beelden van de Tragel en de dijken langs de Schelde. Laag, verweerd, groen, beetje schots en scheef opgeworpen dijken in een onmachtige poging de machtige rivieren te temmen. Nu zijn de dijken stevig en recht en hoog en bij machte de rivier te bedwingen en klein te houden en ik mist de liefde en de passie en ik mis de spanningsboog. De film ontroerde en was barslecht gemaakt. Ik zag de volkstuintjes en het duivenkot en ik dacht aan mijn grootouders, die woonden in een huisje van 4 breed en anderhalve verdieping hoog en achterbouwen en stallekes en koterijtjes. Een plank boven de beerput met ervoor een karmikkige deur met een hartje uit gesneden. Een diepe smalle tuin, vol sintels en groenten en platgespoten met DDT. Helemaal achterin, tegen de spoorlijn naar Mechelen, het duivenkot. 'komkomkom' tsjaktsjaktsjak met de bus met eten. Op het einde zag grootvader niet te best meer en grootmoeder moest uitkijken, maar die hoorde niet zo best meer. Ze vielen nooit zoals gewenst, die duiven.

Ze waren geboren nog voor de eerste grote oorlog, die ze als kind beleefden. Ze werkten in textielfabrieken in omstandigheden die je kunt zien in Daens, de film. Hij werkte in de mijnen. Zij werkte als huishoudster. Hij als arbeider. Kinderen was ben overkomen. 4 kinderen in dat kleine huisje. Een stoof, een tafel en stoelen. En voorin een winkeltje. En dan kwam de tweede grote oorlog en ze pakten hun hebben en houden en stapten te voet naar Frankrijk, op de vlucht. Mijn grootouders, samen met mijn vader, die een kind was. We zien vluchtelingen op televisie en het lijkt onwezenlijk veraf. Hoe fout. Mijn vader was een vluchteling. Alle hebben en houden van mijn voorouders zat in een paar tassen en een stootkar en ze stapten te voet tot helemaal in Noordfrankrijk.

Ik realiseer me dat ik dankzij hen de laatste restanten van de 19de eeuw heb mogen proeven.
Zij hebben de eerste auto's zien verschijnen in de straten, de eerste vliegtuigen. De radio. De televisie. Later hadden ze zelfs een telefoon.

Iemand moet hun geschiedenis opschrijven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten