maandag 24 januari 2011

Over tankstations, koffie en het zuiden

Ik stop graag aan de tankstations bij de snelwegen. Niet om er te tanken. Aan tanken heb ik een hekel en ik stel het altijd zo lang uit, dat het spannend wordt. Ik heb al ettelijke keren meer getankt dan er officieel in de tank past. En ik heb in mijn leven ook al een paar keer langs de kant gestaan, vloekend op mezelf. Ik ken mensen die systematisch tanken vanaf het moment dat de teller halfweg staat, en iets hindert me dat te begrijpen.

Tankstations langs de snelweg zijn altijd anders. Toeristen op doorreis, verdwaasd door te veel kilometer onafgebroken achter het stuur op weg naar het zonnige zuiden, of op de terugweg naar het treurige noorden, truckers die zich komen douchen, busladingen Chinezen die zich vergapen aan alles, kinderen op schoolreis die enthousiast de snoeprekken plunderen, oost Europeanen die discussiƫren aan de kassa, vertegenwoordigers in overpowered kostuums met opzichtige dassen, arbeiders die terugkeren van een werkdag en nog even een reep energie komen kopen, militairen die frisdrank kopen en chips en mannenbladen. Er wordt Red Bull gekocht en Cola en Mars en P-magazines, vage Rose wijn, kauwgum, broodjes. Er staan truckers te babbelen rond sta tafeltjes. Ze drinken koffie uit de automaat in kartonnen bekertjes. Ze staan er altijd. Ook als ik 's nachts binnenstap. Dan staan ze er ook. En ze babbelen.

Vroeger, toen ik nog meer lemming gedrag vertoonde dan tegenwoordig, reed ik wel eens naar het zonnige Zuiden, net als vele honderdduizenden medemensen. Met de leeftijd is mijn drang mee te doen met de anderen kleiner geworden, en ik heb ook een zekere luiheid verworven en tevens ben ik wat koppiger geworden en kan ik makkelijker mezelf onttrekken aan de volksaard.
Ik stapte dan met vrouw en kroost in een tot het nok volgestouwde Duitse bolide met ster. Ik vertoonde in die dagen ook de neiging te denken dat geluk status was en status geluk en dus had ik graag een ster op mijn motorkap. Echt graag heb ik met die Duitse bakken nooit gereden, maar ik wentelde me wel in het lege idee dat ik daardoor wat betekende. En ik wist niet beter.

En dan ging ik rijden, richting Zuiden. Liefst meer dan 1300 km op 2 tankbeurten, meteen ook de enige twee stopbeurten en tegen een constante van meer dan 150. En liefst 's nachts. Vrouw en kinderen slapend.
Stoppen dan, bij een tankstation ergens halverwege Frankrijk, met links de Alpen waar de eerste tekenen van de nieuwe dag zich aandienden, en voor ons het Zuiden, voor een tankbeurten, een plas en een kopje koffie met suiker in een kartonnen bekertje. Even rond stappen, de auto weer starten en dan verder, de zonnige zee tegemoet. Die tankstations, in de roes van het rijden, de drang met hebben en houden de grote tocht te houden, tussen al die andere lotgenoten op die grote trek, waren voor mij als mythische plekken. De sfeer, de vreemde solidariteit onder de nomaden, het nachtelijke geroezemoes, de door vermoeidheid getekende gezichten,... Ik vond het zalig.

Ooit reed ik met mijn jongste dochter, die toen 11 was, helemaal naar het zuiden. Wij met ons twee. Zij ging logeren bij een vriendin op een zuiderse camping en ik zou voor zaken in Nice zijn, Cannes, daarna naar Monaco en dan door naar Milaan. En daar zou ik overnachten, om dan de dag erna via Zwitserland terug te keren.

Die tocht met ons twee was bijzonder. Voor ik verder reed naar de eerste zakenafspraak, wandelde ik met haar nog even langsheen de zonnige zee. De bossen waren er zwart geblakerd en wat verderop stond een totaal uitgebrande brandweerwagen. In zee lag een eilandje, waarop de Franse president wel eens verbleef.

Die dag is het beginnen regenen. Zij heeft een week lang alleen kille regen gezien, daar in het zuiden. En ik reed door Zwitserland in de mist. Niets te zien. Maar de tankstations doorheen heel Europa zijn allemaal gelijk. En altijd anders. Met elk seizoen, elke maand, elke dag, elk uur. Bakens.

Wij zijn nomaden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten