zondag 31 maart 2013

Pasen

Boerken staat met een brede harde borstel in de hand te turen over de polder waar de ganzen de akkers kaal vreten. Hij veegt het erf schoon. Hooi en stro en stof van de winter veegt hij op een hoop om die dan op te scheppen in de kruiwagen en weg te voeren.
De lucht is bijtend koud alsof het winter is en de zon wijst lente en verliest de strijd. Het kan Boerken niet schelen. Boerken veegt de resten van de winter van het erf. Zakenman heeft de winterbanden van zijn bolide gehaald en Knorpot vloekt winter en zomer.

In de verte waar de stad dreigend slaapt, dat sluipende monster dat het weinige groen insluit om het op te vreten, luiden de klokken en is het Pasen. Op de boerderij is het gewoon een dag en zo is het goed. Een dag is een dag. De zon komt op, klimt en gaat weer onder en dan komt de nacht. Pasen of niet. Boerken veegt verder. Zakenman drinkt espresso, zittend naast Stil Meisje en wat verderop schrijft Dichter ijverig en geconcentreerd. Knorpot stapt langs de Trage Stroom met de hond en Boerken veegt en het is Pasen in de stad.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

zaterdag 30 maart 2013

Dichter kijkt

Hij staat buiten in de tuin en rillend probeert hij de stenen kou van de Oostenwind handenwrijvend en stampvoetend te verbijten. Het sneeuwt voorzichtig en ondanks het donker van de nacht ziet hij hoe de tuin en de weides en de polder onder een laagje poedersneeuw liggen en de wereld buiten wordt blauwig. In het Donker Kot brandt licht dat gelig op het gras valt over de sneeuw. De hond komt naast hem staan en breekt de stilte door zachtjes te janken. Hij ziet de eigen adem als kleine zilverkleurige wolkjes die vervliegen. Hij wacht op iets en weet niet waarop. Hij wacht op iets en weet niet waarom.
Hij staat onder de kastanjelaar. Zijn voeten in de verse sneeuw. Zijn voeten zijn verdoofd van de kou. De kilte kruipt langs zijn kraag onder zijn jas. Hij staat onder de boom in de sneeuw en kijkt naar binnen en daarna naar de gelige lichtvlekken op het gras en ziet er vage schimmen die bewegen en als hij scherp luistert, hoort hij de schaduwen van stemmen van de mensen die daarbinnen zijn en praten. Oude Knorpot. Boerken. Strakke Zakenman. Buurmans. Ze proeven wijn met kaas en brood en Stil Meisje zit in een hoek van de kamer, weet hij en kijkt toe. Hij kijkt naar het schimmenspel op het gazon. Ze zitten aan de verweerde tafel en praten luid en met grote gebaren. Hij stapt twee passen in de richting van het Donker Kot en keert dan terug en stapt over de sneeuw de polder in. De polder neemt zwijgend.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Dichter op de brug

De avond is een mijmerende zin die iemand zacht fluistert en die diep in je ziel woorden schrijft die je daarna dikwijls leest en herleest tot het geen zin meer is van woorden maar een beeld van wit marmer, daarna is nacht donker en kleurloos en eenzaam.

Dichter leunt op de reling van een brug over de trage stroom en onder hem kolkt het water als dikke zwarte inkt als de vloed op het hoogst is en het water niet dieper het land ingeduwd wordt en terug naar zee wil. Het sneeuwt lichtjes en de wind is strak en bitter koud.

De stroom is een serpent.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

De Celestijnse belofte

Op het veld tegen de zon in staat een tractor met een mestkar op een kale akker die blinkt als metaal onder de schuine stralen die uit en langs en achter de wolken priemen als wazige naalden. Het landschap is van olieverf vandaag, dik gezet.
Zakenman staat aan een verlaten kerkhof vlakbij een dorp dat uitdeint in verkavelingen waarop kleine huisjes staan in kleine tuintjes met staaldraad errond en die villa genoemd worden. Het kerkhof is vierkant en niet eens vol. Mensen laten zich niet meer onder de grond stoppen. Zakenman wil verast en in de Schelde gestrooid worden.

Later. Als hij dood zal zijn en met hem die wereld die de zijne is.

Hij staat op de stoere trede van de zwarte Navara die dreunend diesel verstookt en neemt foto's met de iPhone. Het is bitterkoud voor de tijd van het jaar, zeggen mensen. Hij staat in hemd en voelt de kou niet. Hij is kil vanbinnen.

Als iemand de ziel verkocht heeft, gebeurde dat niet als in de legende. Het is een snelle, pijnloze en onmerkbare transactie. Het duurt een paar uur, dagen, weken. Je voelt het niet en eens je ziel verkocht, kan je het ook nooit meer weten, want zonder ziel mis je je ziel niet en evenmin die van anderen. Wat je niet zien kan, zie je niet. Wat je niet voelen kan, voel je niet.

Zakenman staart in het ijle.

Dichter schrijft woorden aan Stil Meisje met potlood op papier bij het raam van het Donker Kot. Hij zit aan de verweerde tafel en weeft woorden tot een canvas waarom hij huilen kan met houtskool. Dichter weet niet dat hij ooit zijn ziel kwijt zal zijn en ze daarna terug zal krijgen. Ze wordt hem terug gegeven, veel later. Niet even onmerkbaar als ze hem ontnomen is. Bruusk, krachtig en pijnlijk, want wie een ziel heeft, kent pijn. En met de ziel zal men hem een na een ontnemen die dingen die hij zielloos genomen heeft en verworven en gekregen en waarvan hij dacht dat het het zijne was.

Dichter schrijft woorden en beseft het niet. Bij de Trage Stroom zit Oude Knorpot en naast hem zit Stil Meisje en ze is onzichtbaar als een lichtstraal naast zijn schaduw. "Ik weet alles", zegt Knorpot, " En ik doorzie alles. Ik begrijp het niet en zoek geen begrijpen. Ik onderga. Ik ben een schaduw." Stil Meisje sust "ssssssst" in het ruisen van de wind in het riet langs het kabbelende water bij eb.

Straks keert het tij.



Sent via BlackBerry offered by Proximus

vrijdag 29 maart 2013

50 en grijs

Ik ben 50 en staar over de polder en bedenk dat dat een mooie eerste zin is van de rest van mijn leven. Over de weides ligt een dunne laag sneeuw als fijn wit poeder dat net het bruin en groen bedekt en toch de kleur van de grauwe kille en lange winter niet verbergen kan. Het is einde maart en de winter houdt aan. Ik ben 50 en kijk naar de dijk en de populieren en de wilgen en de beken. Ik trek de bruine Stetson dieper op mijn kop en zet mijn kraag recht en ga met mijn rug tegen de wind in staan. De kou kruipt als een opdringerig beest onder mijn jas over mijn rug en ik ril. Ik ben 50 en ik ben vergeten om te schrijven en dus kan ik mijn zinnen niet herlezen. Ik staar naar de lucht die grijs is en laag. Ik voel de wind uit het Noordoosten. Het is einde maart en ik ben net 50 en de winter houdt aan. Ik mompel iets dat ik zelf niet begrijp en denk dat dat de eerste tekenen zijn. Ik heb me al anderhalve week niet geschoren en mijn baard is wit. Ik ben een oude man.

Sent via BlackBerry offered by Proximus







dinsdag 26 maart 2013

Kou

Boerken zit in de kou, de kraag hoog en de hoed diep over de kop en hij tuurt scherp over de weides en de polder en hij telt de bomen op de dijk en de wolken in de lucht en de vogels die langs vliegen en de grassprieten en besluit dat het er veel zijn. Hij wrijft zich over de kin en voelt de baard van een paar dagen die zo lang is dat die prikt en aanwezig is en dus wrijft Boerken de eigen kaken en kin met een nieuwe tic, die weer verdwijnt als hij zich scheert, morgen of zo.

Ergens zit iemand gebogen over cursussen te studeren. In stilte en alleen en in diepe gedachten en verloren in vragen zonder antwoorden. Ergens waait een wind over zee vanuit het land. De wind is droog en snijdend koud.

Boerken staat op en neemt de kou mee.
Sent via BlackBerry offered by Proximus

zondag 24 maart 2013

Puur schrijven

Soms gaat Dichter gewoon in bad zitten en schrijft hij. Inspiratie heeft hij nooit, maar er borrelen constant woorden en zinnen en beelden in zijn hoofd die zelden vorm krijgen en neergeschreven worden, tenzij als hij de tijd neemt ze te vangen en ze in inkt te zetten op wit papier. In bad bijvoorbeeld. Of zittend in een stoel ergens achterin de weides van Boerken. Of ergens in de polder. Langs de Trage Stroom zittend tegen een populier in het gras. 's Nachts bibberend in de regen onder de kastanjelaar jankend tegen de maan. Meestal zijn de woorden gekleed in het miezerige grijs van de Lage Landen of met de striemende wind van de Noordzee, soms zijn ze mild als het dikke gras in de polder of als het ruisen van de wind in de populieren en buigzaam als de wilgentakken en meanderend zoals de Trage Stroom en zijn leven dat is als eb en vloed en alles daartussen. Zijn schrijven is als de wolken drijvend op de veranderlijkheid van zijn gemoed.
Dichter ligt in bad en wast de leegheid van de dag van zich af en de geur van hooi en de kou van de aanhoudende winter en de tristesse van zijn heimwee naar tijden die hij niet kent. Dichter is een dichter en die ademen de leegte tussen de woorden en de dingen. Dichters drinken verlangens en drijven op afwezigheden. Dichters kwetsen de mensen om hen heen met zwarte inkt en vlijmscherpe woorden. Dichter weet het en gaat liggen in bad en laat de woorden komen en huilt.
Hij drinkt rode wijn die de pijn niet blust maar laait en wakkert tot een tornado van vuur en een storm van hagel en winkracht tien die mokert en beukt en verwoest en niets ontziend alles en iedereen wegmaaien kan en zal. Tot Dichter even de pen laat rusten en alles tempert, zachtjes sussend de woorden zoekt die er staan en de leegtes vergeet tussen woorden en dingen. Heel even is er rust. Heel even staat de tijd stil en ebt de pijn als de rivier als de maan haar even met rust laat en de zee haar niet opstuwt tegen het land in. Daarna komt het kolkende maanzieke water weer het Lage Land veroveren, genadeloos duwend tegen de dijken die kraken.
"Ik ben de Trage Stroom", schrijft Dichter, "als ik sterf wil ik dat de rivier mijn asse krijgt tussen vloed en eb, bij het keren van het tij, als het water botst en in draaikolken twijfelt. Dan wil ik dat mijn geliefden mijn asse aan de Rivier geven en ik eindelijk rust zal vinden in eeuwige onrust. Ik leef. Ik heb mijn woorden."

Dichter staat op. Het water glijdt van zijn blote vel. Hij bibbert. Daarna dept hij zich droog en zoekt de warmte van het bed en de huid van Stil Meisje en de Dromen waarin het Stil is en Licht.

De dag wordt nacht en de nacht is lang en duister.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

zaterdag 23 maart 2013

Puur

Dichter is stiller vandaag dan de grijze wolken en zijn adem is zwaarder dan het zwarte water in de Trage Stroom. Ganzen strijken neer in de polder en vreten het gras en de oude stompen van de mais en daarna stijgen ze op. Meeuwen zwermen krijsend langs de Trage Stroom landinwaarts. De wind snijdt als een roestig mes en Dichter vraagt geen antwoorden. Het is einde maart en het sneeuwt.

In het Donker Kot praat Knorpot over gerechten die smaken als poezie en de warmte van gastvrijheid en fijn gezelschap en over wijnen die smaakpatronen doorbreken zoals gedichten mooi worden door de oude woorden in net de andere volgorde neer te zetten. Hij praat over smaken die elkaar raken en die harmonie vormen en over en onder elkaar heen schuiven en nieuwe smaken als ze samen vloeien in de mond.

"Puur" zegt Knorpot en Dichter schrijft het woord en denkt aan de polder en de zee en het strand en de hemel en de grijze wolken.

Dichter draalt en twijfelt en leunt tegen zijn zinnen aan zoals de dijken tegen de stroom en zoals de hemel rust op de wolken en zoals de grond zich aan de wortels hecht van de wilgen en de wolken aan hun takken. De zon glijdt van oost naar west.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

vrijdag 22 maart 2013

Zelfbeelden in mineur



'Je kijkt in een spiegel en kijkt naar jezelf en de ander die naar je staart vanachter het glas ziet jou niet en je praat tegen jezelf en de ander praat dezelfde woorden en geeft geen antwoorden. Iemand is mijn spiegelbeeld geworden in een andere tijd en een ander universum.'

Iemand vraagt Dichter waarom dat gevoel vandaag zo sterk is en hij weet het niet. Hij weet het wel. Iemand zegt hem dat dit wentelen is in melancholie en hij luistert, kijkt naar zijn vel vol melancholie en triestigheden en kan alleen bevestigen. Hij stapt naar buiten waar de wind bitter is en guur en hij laat zijn huid schoonwaaien. De rauwe rafels van de realiteit slaan hem in het gelaat. Kleine gevoelen worden een orkaan in zijn kop en zijn kop barst en de etter loopt weg. Daarna is het stil en in de stilte verdwijnt hij tot een stip. De zee is onmetelijk. Hij telt de woorden. Hij steelt de woorden van de zee en de zee blijft zwijgen. Je weet pas wat spreken is als je de stilte kent en onmetelijk als je kan meten en woordeloos als er woorden zijn om woordeloos te schrijven in zinnen. Boerken grijnst dat Dichter een melancholieke trieste plant is en Zakenman zegt dat hij Dichter een schop in de kloten geeft en Knorpot wendt het hoofd, kijkt de andere richting op en gromt iets binnensmonds dat niemand begrijpt en ook niet begrepen moet worden.

Dichter stapt tegen de schrale wind in die droog is en de vrieskou uit de toendra in het Oosten over dit lage land jaagt en de wind spoelt zijn huid schoon en zijn gedachten worden helderder en de chaos in zijn kop die een orkaan was geworden wordt langzaam orde en de storm luwt. Het is koud en na een halfuur bibbert en beeft hij, want hij is mager en heeft geen weerstand en zijn jas is te dun en zijn sjaal te klein. Hij denkt aan het cynisme dat hij soms opsteekt als het zilveren kruis tegen de vampieren van de lelijke waarheid die hem toefluistert dat hij het schone van de tristesse in woorden drinkt als water en zal omkomen van dorst.





donderdag 21 maart 2013

Zonder woorden (1500)

Dichter zweeft over de polder en de Trage Stroom op haar woorden die hij leest en die ze schreef zonder pen en papier. 'Ik heb geen woorden' schreef ze 'ik kan ze niet vinden.'

Dichter jankt als een wolf in de nacht en kijkt naar buiten en ziet duizenden woorden. Dichter sluit de ogen en stopt de tijd en kijkt naar binnen en ziet duizenden woorden. Dichter zweeft over zijn ziel.



Sent via BlackBerry offered by Proximus

Dromen. (1500)

Dichter ligt in bad en leest. Dichter ligt in het warme water van lavendel en leest een brief. De woorden en zinnen zijn handen op zijn schouder en ze strelen zijn slapen. Ze helen zijn wondes en polieren zijn ziel. Dichter drijft op de zee en op de wolken in de hemel. De brief is de Trage Stroom en meandert door de polder van zijn Zijn. De woorden zijn beelden van marmer op een Italiaans plein, ze zijn het stille duistere schip van een kathedraal waar hij kijkt naar een dieprode mantel op een schilderij, ze zijn het strand en de zee, het zijn ogen met de kleur van de Zee uit het Noorden, die zeggen wat haar kleur is en dat ze bang is en eenzaam en bang van het donker en het onweer en droomt van de zee en de bergen en de wolken en de woorden zijn lippen die spreken en zijn voorhoofd kussen. Dichter ademt en hoort zijn trage hartslag. Dichter leest de woorden en iemand fluistert dat het er 1500 zijn. Dichter telt ze niet en in zijn hoofd groeit een mantra van 5 woorden in een eeuwige spiraal.

Dichter droomt. Alleen. Loopt verloren in een droom die ooit begon.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Meeuwen en kraaien

Boerken heeft een hoed op zijn grijze kop gezet en grijnst tegen de zon. Zijn handen diep in de zakken. Hij stapt traag over de weides, diagonaal door de polder vanaf de stallen over het gras dat grauw is na een lange winter tot bij de brede dijk die tegen de Trage Rivier leunt.

De wolken glijden diagonaal over de polder, tegen de richting van Boerken in. Ze botsen niet. De wolken hoog in de lucht. Boerken met de laarzen in de vette modder.

In de lucht vechten meeuwen en kraaien een ruwe oorlog. Ze krassen en schreeuwen.

dinsdag 19 maart 2013

Kleur bekennen



"Soms", zegt Dichter, "blijft een lied dagenlang in mijn hoofd spoken en dan nestelen de woorden en de zinnen en de tristesse van de melodie zich in mijn kop en vezels en hart en ziel en dan kan ik het me enkel eigen maken door het te hertalen. Mensen denken dan dat het over mezelf gaat. Zij begrijpen de kracht van woorden en zinnen niet. De wereld bestaat. Niet om iets of voor mensen of om een reden. Zo ook woorden en zinnen." Knorpot hoort het en bromt iets dat niemand begrijpt en Boerken zegt 'jaja' op een afkeurende toon en Zakenman ziet er geen winst in.

Je eigen kleur

O ik schrijf nog steeds van tijd tot tijd
met die blauwe afgebeten bic
Mijn zinnen schrijven nog steeds je naam
vind je dat vreemd?

Heb je ze gevonden, daar in die nieuwe wereld,
je eigen kleur?
Heb je het er koud?
Ben je bang, soms?
Je zei dat alles slijt
Wat heb je dat fout

Ja, ik komt nog wel eens aan zee
Maar ik wandel niet tot op het strand
Onze naam staat er in het zand, ik weet waar
Maar het doet te veel zeer

Heb je ze gevonden, ver weg van onze warme dromen,
je eigen kleur?
Heb je het daar koud?
Ben je er eenzaam, soms?
Je zei dat alles slijt
Wat heb je dat fout

Naast elkaar bij het water, ik droom nog steeds
Van de warme wind op een groene Spaanse berg
en onze eigen kleur als we er één zouden zijn
Ik droom het nog steeds
De dag breekt aan...nog steeds

Heb je ze gevonden, ver weg van onze warme dromen,
je eigen kleur?
Heb je het daar koud?
Ben je bang van het onweer, soms?
Je zei dat alles slijt
Wat heb je dat fout

Heb je ze gevonden, ver weg van onze warme dromen,
je eigen kleur?
Je zocht ze in die nieuwe wereld
Wat heb je dat fout

Ik droom het nog steeds
J'en rêve encore


Dichter depri

"Het leven zit vol glazen wanden. Totaal onzichtbaar. Tot je er vol tegenaan knalt totaal onverwacht, in volle galop, knal met je kop tegen het glas aan. Bwaam. Je neus wordt verbrijzeld, je oogkassen breken, je tanden worden uit de mond geknald, je schedel scheurt en barst en je hersens lekken bloedend. Niemand kijkt om.
Een mens lapt zich op. Gaat aarzelend weer op pad. Kruipend eerst. Schuifelend opstaand. Steeds krachtiger. Tot de volgende knal. Een mens leert nooit", vertelt Dichter stil en het is stil in het Donker Kot.

"Gvd, Dichter", vloekt Knorpot grauw en rauw en donker, "wat een ongelooflijke zwartkijker ben jij toch. Zit er bloed in je lijf of alleen vloeibare tristesse en gesmolten heimwee naar iets wat je niet eens kent en verlangen naar het paradijs?"

Meisje sust en schenkt thee met cake en ze nippen van de hete drank en ze kauwen zwijgend en Dichter zegt dat zijn ziel geen harnas heeft. Dat hij door een woord en een beeld kan wakker liggen een nacht lang. Jankend in het donker.

zondag 17 maart 2013

Vergeten

Dichter schrijft een zin en gaat daarna de rest van de dag dromend naar buiten kijken, zittend aan de verweerde tafel bij het raam.
De tuin is dor van de winter en grauw van de kou en de bomen zijn groenig en kreunen.
Dichter schreef een zin: "Ik ben een personage in twee romans die ik niet schrijf en die geschreven worden." en daarna las hij die zin nooit meer en buiten schrijft de flauwe zon een gedicht dat niemand ziet behalve Dichter die het vergeet.
Dichter vergeet.
Daarna gaat het weer beter.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Blootsvoets op het strand



Het leven is een traag kruipend zoet pratend en verleidelijk serpent dat je op elk ogenblik giftig in de hand kan bijten of in je enkel, als je even niet oplet. De tijd staat voorwaarts. Alles gaat voorbij en we kunnen niets vasthouden. Ik lig wakker en staar naar het duister boven me en verlies me er in. Het bed is warm. Alles gaat voorbij. De tijd is meedogenloos. We smokkelen herinneringen en slaan ze op in ons hart, onze ziel, ons geheugen, in onze vezels, in ons onderbewuste. Flarden beelden en woorden en geuren. We klampen ons vast.

Kon ik die ene gedachte maar lang genoeg vasthouden, om te weten. Ik ben een schrijver. Het is mijn poging om het leven te vatten. Het is mijn ankerplek. Ik ben een zandkorrel op het strand bij de zee. Iemand is een druppel in de zee bij het strand. Iemand schrijft met een stok in het zand een korte zin en een naam en schreeuwt het tegen de zee. De wind is strak en ijzig en blaast elk geluid aan flarden. Iemand is alleen. Daarna gaat de tijd verder en we scheuren onze huid en de wonde heelt. Vel tegen vel. Adem in adem. Hand in hand. We zwemmen in zee en drogen onze lichamen in de zon op het strand. We wandelen naar de horizon. Ik doe mijn wandelschoenen uit en haal de veters er uit en laat ze achter bij de zwart groene staken van de golfbreker, die blinken in de zon. Ik loop blootsvoets verder op het zand. Het strand is breed en vlak.

Ik slaap niet als ik slaap. Elke vezel van mijn lijf probeert het moment vast te houden. Ik slaap de slaap die waakt. Mijn ziel jankt. Mijn hart snijdt. Huid tegen huid.

zaterdag 16 maart 2013

11 in rood



Dichter leest en zwijgt:

soms zitten ook elfjes vast in de 8baan van oneindigheid in het midden is een stipje dat eindigheid omhelst en het maakt ons kwetsbaar
misschien zijn tranen de enige manier om het scharnier terug te openen ... je krijgt dus een traan met verdriet en een traan met geluk in de hoop dat emotie voor evenwicht zorgt ... elfjes zijn nooit ver weg ..




Oh je danse encore de temps en temps
Dans ma robe bleue à franges
Les rues murmurent encore ton nom
Est-ce bien étrange?

As-tu trouvé, dans les feux dans les flammes,
Ton idéal rouge ardent?
As-tu froid?
As-tu peur de l'aurore?
Tu disais tout s'évapore
Tu as eu tort

Oui je passe encore devant "chez Jean"
Mais je n'ose pas entrer
Nos amis y sont, je les entends
Il y a trop de cœurs gravés

As-tu trouvé, loin des villes loin des larmes
Ton idéal rouge ardent?
As-tu froid?
Trembles-tu quand tu pars?
Tu disais tout s'évapore
Tu as eu tort

Corps à corps j'en rêve encore
Le feu le vent mille le volcan
Rouge ardent quand tu m'embrassais fort
J'en rêve encore
Le jour se lève... encore

As-tu trouvé, dans les feux dans les flammes
Ton idéal rouge ardent
As-tu froid?
As-tu peur de l'orage?
Tu disais tout s'évapore

As-tu trouvé, dans les feux, dans les flammes
Ton idéal rouge ardent
Tu voulais, changer de décor
Tu as eu tort

J'en rêve encore

vrijdag 15 maart 2013

Dichter

Dichter schrijft en staart over de polder en weet ginds achter de dijk de Trage Stroom waar zij zweeft naar Zee:

"ik mis te zijn daar waar je schouder je nek wordt en je geurt naar rust en evenwicht en stilte als ik lepetje tegen je aan lig en in stilte terwijl ik de ademhaling van je slaap voel en hoor, mijn tranen laat lopen omdat ik dit gevoel niet vasthouden kan en weet dat ik dra weer eenzaam ben en verdrietig en naar je verlangen zal"


1493

Dichter zit bij de haard en in dat donker gapende gat liggen smeulen zwart, wit en rood een paar houtblokken. Dichter pookt ze met een smeedijzeren staaf tot ze weer in vlam staan en tot de warme gloed de kamer vult. Meisje drinkt zachte dieprode wijn en glimlacht als hij haar aankijkt. Ze legt het deken opzij dat ze over zich heen had getrokken en laat hem naast haar kruipen en hij nipt van haar glas.
"Het antwoord vandaag, is 1493", zegt hij stil en het Stille Meisje stelt nooit vragen en zoekt dus geen antwoorden en wat Dichter zegt is als de rook in de haard en de schouw en de late vrieskou in maart.
Dichter en Meisje zitten naast elkaar onder een deken en ze nippen van hetzelfde glas wijn en ze delen een ziel en warmen zich aan hetzelfde vuur en er zijn waaien geen antwoorden tussen hen en de stilte is als een zachte hand op hun schouders die sussend zegt dat het goed is en het is goed.
Daarna vallen ze in slaap.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

woensdag 13 maart 2013

Kever deel 2: de moraal

Wat een nonsens, dit soort kever verhalen. Hoe kan ik weten dat het mei is en ik een kever en dus een meikever? Een kever kent geen maanden en een kever weet niet wat een kever is. Dat is evenzo met ons mensen, alleen weten wij dat niet. Soms zien of voelen we een glimp of een schaduw van dat grotere geheel dat wij niet zien en niet vatten kunnen en sluiten we ons af. Of is ons bevattingsvermogen als dat van de kever: veel te klein en beperkt en onbetekenend.
Moraal van het verhaal: geen.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Het boeiende leven der kever

Ik ben een kever. Ik ben er. Ineens. Ik was er eerst niet en nu ben ik er wel. Het is mei en dus ben ik een Meikever. Ik ben groot en log en zeldzaam en ik heb vleugels. Ik vlieg en zoek een partner die ook Meikever is en groot en log en vliegt op zoek naar een partner. Van het andere geslacht als het paren niet vergeefs wil zijn. Daarna is Mei voorbij denk ik en ga ik dood. Maar ik zal dat niet kunnen bevestigen, wat best is zo. De zon schijnt, er is wind, ik raak verloren in hoge hagen en dik gras. Het leven is boeiend.
Sent via BlackBerry offered by Proximus

dinsdag 12 maart 2013

Windmolen zon en smog



Wolk nummer elf

Ik fotografeer wolken rijdend in de grommende Navara. De wolken zijn vreemd grillig en grijs en roze en de zon zit net goed, maar ik vind de goeie hoek niet vanuit de auto en ik aarzel tussen een gewone foto met mooie wolken of geen foto en de gedachte wat had kunnen zijn, zoals die V-vlucht ganzen vlak voor en boven mijn auto, in een dreef en tegen de lage winterzon in en hoe ik te laat was, hoe traag de iPhone daar was waar ik die wilde en hoe net dan de ganzen opstegen en boven de bomen zwenkten. Ik kies voor een gewone foto van mooie wolken en ergens fotografeert iemand diezelfde wolken en woorden reizen.
Sent via BlackBerry offered by Proximus



Volledig

In welke hoedanigheid was ik er vandaag?

Iemand vertelde me een droom waarin hij zich realiseerde dat hij naar zichzelf keek en niet zichzelf was en hij vroeg zich dus af wat hij dus wel was, kijkend op wie hij leek te zijn of was geweest. Tussen heden en verleden en toekomst waaien enkel woorden. Iemand vertelde me een droom die ik ken. Het is een droom die ik al gedroomd heb. Anders en hetzelfde en hetzelfde en anders.

Ik ben Schrijver, zei ik tenslotte en wellicht voor het eerst in mijn leven. "Ik hou van woorden, maar nog meer van de volgorde van de woorden en wat ze met elkaar doen als ze zinnen worden en zin geven en als ze beelden worden. Ik hou van het spanningsveld om met de beperkingen van woorden en slechts die ene wijze om ze te ordenen en aan elkaar te breien, het onzegbare te benaderen en beelden en gedachten en gevoelens te raken, soms heel even."

"Ik ben schrijver", zei ik en ik dronk mijn champagne traag en gulzig en de hapjes op de lage tafel bracht ik een na een naar mijn mond om ze te smaken, als woorden naar een blad om ze te lezen.

Hij vertelde over een tocht met mensen en over die tocht naar zichzelf en over rituelen en ik zag het beeld verschijnen en de betekenis en ik wou ze verwoorden in gesproken woorden en de woorden bleven in me. Ik zag de betekenis verschijnen.

"Geloven is een woord dat te klein is", zei ik, "want er is ook niet-geloven, ongeloof. Geloven is een staat van Zijn. Het Is." Net zoals "ik" denk ik, terwijl ik dit schrijf. Er is geen niet-ik. Ik ben. Wat ik ben, weet ik niet en mijn Zijn is Zoeken.

Ik vertelde hem dat ik hem 5 jaar geleden, toen ik nog Zakenman was en gehard door gevoelloosheid en geharnast in bewapend beton en beschermd met dikke lagen ijzer en tefal, ik hem de les zou hebben gespeld en hem zou gewezen hebben op de ratio. Ik vertelde hem dat ik de ratio nog steeds zag en volg, nu en dan, maar dat ik me ook durf geven aan wat ons verstand niet vatten en onze ratio niet beschrijven kan en dat ik in sommige dingen niet geloof of niet-geloof. Dat ze er zijn. Of ik ze begrijp of niet.

Soms ontmoet je vertrouwde zielen. Mensen schenken een je een woord. Weinig mensen schenken woorden. Ik ken iedereen die me een woord heeft geschonken en ik weet waar en wanneer.

Ik heb net in de sneeuw gelopen. Waar de wind omheen de stallen heeft gejaagd, is het gras vrij en wat verderop, is de sneeuw wel 50 cm dik geblazen. Als een roerloze witte duin.

De duinen. Een broek, een t-shirt, de zee, een tafel, een stoel en een bed. Potlood en papier. Want ik ben een schrijver.

We spraken over overgave en moed. Over betekenis en onthechting. We spraken over vroeger en nu en straks. Hij gaf me een boek kado en schreef in dat boek in een passend handschrift.




Sent via BlackBerry offered by Proximus

zondag 10 maart 2013

Ode

De wind in maart is guur en snijdend en waait uit het Noordwesten en brengt lage wolken die donker zijn en zwaar met sneeuw. Het water in de drinkbakken op de weides is bevroren en Dichter ziet hoe Boerken de laag ijs los schopt. Boerken laadt hooi in een grote en hoge wagen en tuft met een oude tractor van weide naar weide. De paarden herkennen het ritueel en lopen onrustig hongerig rondjes, de staart en het hoofd hoog, dansend op vederlichte benen. Dichter schrijft het in woorden terwijl hij espresso drinkt en wakker wordt.
Over de polders glijdt de zilveren schaduw van Meisje die praat als het ruisen van de wilgen en het neigen van het riet en het ritselen van het gras en het glijden van de duinen en het bruisen van de zee. Meisje zweeft langs de dijken van de Trage Stroom naar de Zee in het Noorden waar ze geboren is, daar waar de Trage Stroom en de Zee en zoet en zout in elkaar vloeien in een eeuwig komen en gaan en in harmonie en in strijd. Ze is regen en wind. Ze is de zon in de lente en de herfst. Ze is hoogzomer. Ze is de stilte van de sneeuw.
Dichter verliest zich in woorden.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Rust en stilte

Dichter zit aan de verweerde tafel en schrijft een brief aan nergens en niemand en de avond wordt nacht en de nacht is donker en kil en windstil. Dichter schrijft woord na woord en de zinnen groeien tot een verhaal en als het verhaal vorm krijgt en Dichter het zelf leest, herkent hij het niet en hij scheurt bladzijde na bladzijde en gooit de snippers in de haard. Meisje en Knorpot zitten bij de haard en drinken rode wijn en kijken hoe de vlammen het papier verteren en de woorden en ze zwijgen.

Dan zegt Meisje, zonder woorden, dat het tijd is om bij de haard te komen zitten en ze maakt plaats en hij legt zijn hoofd in haar schoot, sluit de ogen en luistert naar haar adem en slaapt in op het ritme van haar hart.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

vrijdag 8 maart 2013

Orde in kleur in bad in een hoofd

Dichter ligt in bad en ordent zijn hoofd en loopt verloren in de chaos en de zwartheid en bedenkt dat zwart zoveel mooier leest dan wit en donker zoveel beter klinkt dan licht en triest zoveel voller dan blij, laat staan vrolijk, wat gewoon een lelijk woord is, terwijl tristesse mooi is en schoon en Dichter raakt op het punt waar alles samen komt en waar dus ook alles vertrekt en hij blijft er aarzelend staan en gaat kopje onder om nooit meer te ademen. Het water is warm en de stilte zoemt zich in zijn hoofd en ziel. Dichter overdenkt de dag en wat hij straks schrijven zal en de nacht valt. Hij kleurt de nacht in kleur en niet in zwart en een glimlach golft door de inkt.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Content verdwenen

Boerken stinkt. Zijn zwarte trui ziet zwart van vuil en stof en modder en zit vol vlekken en plekken en ruikt naar hooi en stro en paardenmest en paard en hond en mens. Boerken draagt die trui dag en nacht. Mest er de stallen mee uit, brengt hooi rond en water, wandelt met de hond langs de weides, hij beukt palen in de bodem en spant de draden en hij zet paarden binnen en buiten en hij eet en drinkt en vreet en zuipt met de trui om zijn lijf en slaapt ermee. Boerken scheert zich niet en kamt zijn haar nooit. Boerken is content. Hij wandelt langs de weides en ziet Dichter bij de dijk en Dichter hoort niet en ziet niets, want hij heeft de ogen gesloten en zoekt rust en op zijn kop luistert hij naar Refugee van Tom Petty en de tijd wandelt langs de dijk tussen de bomen en dertig jaar glijden in een fractie voorbij en Dichter wordt Knorpot en luistert verder. Boerken ziet niets hiervan. De wereld staat stil. De zon staat halverwege de hemel naar het Westen toe. Het water bevriest. De hemel is melkwit. De bomen zijn van steen. Boerken stinkt. Knorpot verdwijnt er Dichter schrijft woorden.
Sent via BlackBerry offered by Proximus

donderdag 7 maart 2013

Kruidige nonsens

Wat moet ik vertellen tegen de regen en de wind en de storm in een te kleine kamer. Moet ik schuilen of de deur open zetten. Mag ik de orkaan bij naam noemen. Ik lees. Ik huil als de wolven. Een trein scheurt door het landschap en ik scheur het landschap aan flarden tekst die smaken als karnemelk met wat peper en aardappeltjes en ik proef de lucht en de zon en de zee en ik wandel over het strand.
Een adem. Kruidig.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

dinsdag 5 maart 2013

Ik ben een oud schilderij.


Mijn ziel is een bokaal met daarin de kersen van de late zomer, dieprood, met alcohol en suikerwater en wachtend op de lente die niet komt, vergeten in een kelder, traag verdampend en rottend uiteindelijk. Ik ben een glas melk. Ik ben een witte tulp in een vaas. Ik ben een verkoold blok hout in een te vroeg gedoofd vuur. Ik ben een plas water als het heftig regent. Ik ben een vergeten rivierbedding. Ik ben een fossiel. Ik ben een konijn op het grasveld. Ik zwem in zee. Ik snak naar adem. Mijn hart bonst. Mijn ribbenkast pompend en een onweer grijpt me naar de keel. Ik ben vuur. Ik brand hevig. Ik ben wit houtskool. Daarna ben ik windstil. Daarna ben ik water. Ik ben een oud schilderij.

Schaduw

'Ik besta niet', zegt Dichter, 'ik ben een schaduw van eens mens. Ik mag niet genoemd worden als er anderen zijn en ik word niet gezien en gehoord. Men kijkt dwars door me heen en negeert wat ik zeg alsof ik de wind ben op een lentedag. Ik besta niet en het doet me pijn en die pijn bevestigt dat ik nog leef en ik wentel me in de pijn omdat dat leven is.'

Boerken kijkt Dichter aan en grijnst om zoveel dwaasheid.

maandag 4 maart 2013

Cynisch

Dichter schrijft gedichten en is dus triest en droef in woorden en Zakenman doet zaken en is dus leeg en ijzig en Boerken boert en stinkt dus naar hooi en mest en zweet en jenever en Knorpot zaagt en zeurt en is zwart als koffie en buigzaam als een spoorwegstaaf en zacht als graniet en hij is net 50 geworden en is zuurder en cynischer dan ooit en wie dicht komt smaakt azijn en sist in zuur en sterft van cyanide. De lente komt. De zon klimt en ook de temperatuur en 's nachts zijn er sterren en bij het krieken van de dag zijn er vinken en mussen en 's avonds zingt de merel.

Merel

Mijn gemoed is als een slangentong die de luchtdeeltjes likt om de geuren te proeven die de wezens om me heen achterlaten in de ether vol dansende, trillende en botsende molecules. Mijn gedachten flitsen naar buiten en weer naar binnen en ik smaak de mensen om me heen en hun angsten. Ik ben de merel op het grasveld.

zondag 3 maart 2013

Lente

Zakenman strompelt door de ochtend en zijn humeur en de files en drang naar koffie en de eenzaamheid van de jager. De zon links en diep oranje en stijgend. De stolp die we hemel noemen is blauw en er is geen wolk. De wilgen langs de beken staan roerloos. De wieken van de windmolens vallen stil. Zakenman belt en mailt en smst. Drie ganzen vliegen gejaagd diagonaal over de snelweg.

Schrijven


Als hij schrijft is hij niet van deze wereld. Als hij schrijft is de wereld van hem. Als hij schrijft beveelt hij de zon en de maan en de aarde met zijn woorden en de mens en de mensheid. Hij buigt de tijd. Als hij schrijft is hij alleenzaam. Als hij schrijft wordt hijzelf een zin zonder woorden.
Iemand is Alice in Wonderland en vertelt over duizenden levens en over verre reizen en diepe dromen.Iemand toont foto's en de Oude Knorpot wordt er stil van.