donderdag 28 juli 2011

Eskimo, treinverkeer en hersens of het gebrek daaraan. En tikfouten.

Als de Eskimo tientallen woorden heeft voor sneeuw en een handvol varianten van wit kan benoemen, dan zouden wij in de trieste land bij de Noordelijke Zee, dat al weken gebukt gaat onder een schrijnend gebrek aan helende zonneschijn, duizenden woorden moeten hebben voor de diverse types grijzige wolkendekens en regen. We kennen miezeren en stortregenen en motregen enzo, maar al bij al valt onze woordenschat op dat vlak toch wel tegen.
Op zoek dus naar een verklaring voor dat fenomeen. De bewoners van de tropische regenwouden kennen geen verzamelnamen. Het begrip 'boom' is hen onbekend. Elke boom is 'boom'. Het leven tussen bomen is zo evident, dat het op geen enkel ogenblik zin heeft gehad om het begrip boom te onderscheiden van het ding boom. Zit daar een parallel in?
Ik hou mijn kop schuin, laat de rammelende inhoud ervan samenvallen op een torentje en probeer daarmee een gedachte te bouwen om ze dan naar mijn twee handen te sturen, die elk een vinger aansturen over het toetsenbord van mijn zilverkleurige Apple. Een operatie die meestal moeizaam verloopt, omdat het spoorverkeer tussen mijn hersens, via het merg,naar de handen in de knoei raakt. Elk woord splits ik uit in letters, die of op de rechter of op de linker spoorlijn gezet moeten worden en dan moeten die treinen vertrekken om zonder ongelukken en tijdig ter plekke te raken om mijn vingers op de goeie toetsen te laten landen in de juiste volgorde. Dat loopt zelden goed. Ten eerste omdat het logistiek verdeelcentrum wel eens fouten maakt en de letters op de verkeerde spoorlijn zet, of woorden verkeerd omzet in letters en er in de haast enkele vergeet toe te wijzen, maar ook omdat de treinen onderweg wel eens ontsporen of vertraging oplopen, waardoor letters nooit aankomen of in een verkeerde volgorde arriveren. Tenslotte is het niet zeker, dat de handen die de toetsen raken moeten de boodschappen juist interpreteren en aan de trefzekerheid van de vingers bij het raken van de juiste toetsen mag getwijfeld worden. Kortom: de woorden die ik dan typ lijken op de woorden die mijn broze brein bedacht heeft, maar daarmee is ook alles gezegd.
Deze keer echter, knarst en piept de stoommachine der gedachten onder mijn schedel, maar komt er geen gedachte uit voort en blijft het stil.

De rails een beetje roestig bij dit druilerige weer.

Na de goudkoorts

Ik droomde. Ik zag de ridders in harnas. Ze vertelden me iets over een koningin. Er waren zingende boeren.
Ik dacht aan wat iemand me gezegd had. Ik hoopte dat het een leugen was.
Ik droomde dat ik de zilverkleurige ruimtetuigen zag vliegen in de gele gloed van de zon. Ik hoorde kinderen huilen. Ik zag kleuren dwarrelen rond de uitverkorenen. Dat alles in een droom. Het inschepen was begonnen. Het zilveren zaad van moeder aarde vliegend naar een nieuwe thuis ergens in de zon.

zaterdag 23 juli 2011

Tour de France

Ik hoor voortdurend dat dit een spannende Tour is en daar ben ik het niet mee eens. Het is geen toeval dat een ploeg die zowel 'loterij' als 'pharma' in haar geschiedenis draagt, een prominente rol speelt.

Het lijkt alsof een aantal renners, zowel knechten als kopmannen, telkens toevallig uit dezelfde ploegen, een aantal 'shots' ter beschikking hebben. Ze hebben er maar twee, max drie en moeten bij het begin van de etappe beslissen of ze die die dag inzetten of niet. Sommige ploegen hebben dat shot. Anderen niet. Pharma.
En de spanning is een soort 'steen-papier-schaar' spelletje geworden, want je weet van tevoren nooit wie wel een shot heeft die bepaalde dag en wie niet. En zo rijden knechten ineens weg van kopmannen. En zo rijden de kopmannen uit diezelfde ploegen de ene dag super en de andere dag matig. Het is een spelletje gokken geworden. Loterij.

Het pharma deel is nooit anders geweest. De Ronde is altijd al gewonnen doordat talent en hard trainen zich liet combineren met de beste, nieuwste en liefst nog niet op te sporen doping. Het is nu eenmaal zo. Of we aanvaarden het en kijken. Of we aanvaarden het niet en kijken niet. En niks daartussen.

Dat loterij aspect echter, is behoorlijk nieuw. Vroeger was het de kunst om je zo te laten prepareren, dat je er drie weken op kon doorgaan. Nu heb je maar een paar dagen om het verschil te maken en is het kwestie van kiezen. Welke dag en waar. En vooral gokken. Doet de ander het ook dezelfde dag, dan is het strijden met gelijke wapens en kan je het verschil niet maken. Doe je het niet en de tegenstander wel, dan rijdt die zo weg van je. Doe je het wel en de tegenstander niet, dan kan je zo wegrijden. Spannend? Ik weet het niet. Ik vind van niet.

Het valt me wel op hoe de Belgische verslaggevers zich luidop vragen stellen bij de Franse exploten van kopman en knecht, maar de ogen sluiten voor de Belgische mirakels die ineens gebeuren. Mirakels bestaan niet. Niet in de wielersport. Niet in de Tour.

maandag 18 juli 2011

boer

einde van een dag.

3 grote kruiwagens stront uit de stallen
5 nieuwe pakken stalvulling
een goeie 500 liter water
een kleine 100 kilo hooi en stro
een goeie 25 kilo voeder

boerke content
moraal van het verhaal
geen

Merel en roodborstje

Ik loop op het smalle pad tussen de weides van Branco en Casper. Amper een paar seizoenen geleden waren dit kleine schattige veulens. Branco was zo zwak na zijn geboorte, dat we bang waren ons eerstgeboren hengstje te verliezen en ik bleef waken bij hem en zijn moeder. Ik ben gehurkt zittend tegen de stalmuur in slaap gesukkeld, en werd wakker gemaakt door Branco die zijn koude neus tegen mijn wang aan drukte als om te zeggen dat hij ok was. In slaap vallen in de stal waarin een pasgeboren veulen ligt en zijn moeder waakt, is geen goed idee.

Branco is nu een stevige bonk en legt de oren dreigend plat, en dat doet zijn jongere broer, die nu al groter is, eveneens. Ineens wordt dat paadje tussen die dreigende jongelingen erg smal.

Alles is kwestie van context, bedenk ik, maar dat filosofisch gedoe help nu geen zier, want Casper draait de kont en slaat dreigend een aantal keer de achterhand naar mij en ik zie de sterke hoeven vreselijk dicht langs me heen zoeven. Ik maak me dreigend groot, de armen hoog zwaaiend in de lucht. Het helpt.

Wat verderop zie ik waar de metalen draad afgebroken is en ik herstel de breuk. Straks staat er weer elektriciteit op de omheining.

Op de windwijzer zie ik dat de wind uit het zuidwesten blaast, en ik voel hoe die steeds milder wordt en minder krachtig. Tussen de wolken in priemt ineens de late zon. Heel even maar. Ik zet me onder de kastanjelaar en laat me een worden met de avondlucht. Op het dak zingt een merel.

Slurpend drink ik de hete Maroc.

Op de omheining zit een roodborstje en net voor het opvliegt laat het een wit spoor van stront achter. Tijd om naar binnen te gaan.

Herfst in juli

In de luwte tussen twee regenbuien in waag ik me buiten op de weides. De wind waait vrij strak en is kil en vochtig. Vier van onze paarden zomeren buiten en zij hebben geen last van dit weer. De weides liggen zachter zonder moerassen te zijn en het gras groeit door het water.
Ik vul hun water aan en ze komen een na een dicht bij me staan en ik kan me aan hen warmen. Met de ogen toe herken ik ze elk aan hun geur en hun geluiden. Pinkywind d'Elbeek, en Branco, Casper en Dante van't Hoogveld, onze eigen veulens. Ze drinken proevend van het verse water terwijl ik ze aanraak en hen vriendelijke klopjes geef in de hals en ze op het hoofd streel, terwijl ik ze fluisterend toespreek.

Ik draag voordroog in de stallen en ruik de vette geur van het natte gras. De paarden snuiven en stampen met de hoeven. Een na een schuif ik de deuren open en gooi het voer naar binnen. Val d'Isere, Tendresse, Tripple, Ulysse en Elite , allemaal familienaam 'van Capelle', Ravel en tenslotte Theo Le Tsar. Ik noem elk paard zacht en langzaam bij naam en proef de lettergrepen. Ze beginnen meteen te eten, schrokkerig en luid kauwend.

Het voelt niet als zomer buiten. Ik kijk omhoog en zie de lage grijze wolken die gehaast voorbij glijden, twee drie lagen boven elkaar. De hele dag lijkt het schemerdonker. Het regent nu miezerig fijn. Kil. Ik huiver in de regenjas.

Ik ga op een stoel zitten en onze Mechelse herder legt zich naast me en laat zich strelen. Ik kijk naar de maisvelden. De buigende wilgen. De krakende populieren. Het is herfst in mijn hoofd.

Binnen wacht een kop hete thee.

vrijdag 15 juli 2011

Het leven is vrouwelijk

Een stukje beginnen met 'Het leven is...', vond ik, wat zwaar en eveneens lichtjes pretentieus en daarom begint ik met 'Een stukje beginnen met 'Het leven is...', wat een en ander relativeert om dan de tweede zin toch maar zo aan te vatten.

Het leven is een onvoorspelbare rivier. Bijna even wispelturig als een vrouw en het weer en tevens even onbestuurbaar.

Laatst was er een heel gedoe rond een of andere studie die had uitgewezen wat we allemaal al wisten, namelijk dat de geest van een vrouw is als de cockpit van een F16 en die van de man als een koffiezet met een aan en uit schakelaar. Ik vond die vergelijking wel prettig en fijn gevonden, maar ik was het er niet mee eens.
In die F16 kan je na verloop van tijd je weg vinden en door opleiding en het lezen van een handleiding, weten waar alle meters en wijzers en knoppen en schakelaars en schuifregelaars voor staan en toe dienen... Inderdaad, hoor ik je denken. Dat is bij een vrouw wel lichtjes anders toch? Elk van die wijzers en meters en regelaars en schakelaars heeft telkens een andere functie, willekeurig en zomaar, omdat het nu eenmaal zo is. Zoals het weer omslaat en het midden de zomer ineens gaat herfsten. Of zomeren in februari. Zomaar. Je denkt dat je die F16 kan vliegen, je stijgt op, of toch bijna en ineens dient de stuurknuppel als schakelaar om je ruitenwissers aan te zetten, en moet je opstijgen met wat daarvoor de airco-bediening was... En dus crash je.

Het leven is vrouwelijk. Zeker weten. En gelukkig maar. Stel je voor dat het leven mannelijk zou zijn. We verveelden ons te pletter toch? Lang leve de onvoorspelbaarheid die achter elke bocht op the long and winding road weer een nieuw landschap onthult. Nu eens mooi en lieflijk, dan weer grauw en grimmig, nu eens opgewekt en giechelend, dan weer teneergeslagen grienend. Wat is schoonheid zonder lelijkheid? Licht zonder donker?
Neen.
Ik wil niet diep filosofisch gaan wauwelen. Helemaal niet. Ik draai de volumeknop tot net op dat punt waarop de muziek luid klinkt en net geen brei aan lawaai wordt, laat de bassen knallen en ik brul onbeschaamd mee. Gisteren heeft de vrouw die weer heet, ons de hele dag gekloot met onophoudende stortregens en wind en kou, vandaag schijnt haar zon en zijn en weinig wolken en minder wind en voelen we ons weer kiplekker. Tot morgen en een nieuwe gril.
Het moraal van dit verhaal? Ik weet het niet. Mijn schakelaar staat op off vandaag.

dinsdag 12 juli 2011

Johnny Hoogerland op de spelconsole

Ik ga me heroriƫnteren. Misschien moet ik wel nieuwe games bedenken en die dan duur verkopen aan de Sony's en Nintendo's van deze wereld. Niet zo moeilijk. Je moet de televisie maar aanzetten en willekeurig zappen om het ene goede idee na het andere te zien. En ik kijk niet alleen, jammer genoeg. Eergisteren zag ik nog een mooie, die tot vervelens toe ook gisteren getoond is.

Een geweldig idee, met lekker veel potentiƫel: wielrenners van de weg maaien. Achter het stuur van je auto moet je laveren tussen de renners door, op bochtige wegen vol bomen en bezaaid met bochten. Je tikt dan zo'n renner aan, lichtjes, tegen het voorwiel. De slo-mo's die dat oplevert zijn spec-ta-cu-lair! Ballet van katapulterende mensjes en losgeslagen armen en benen en plooiende fietsen en paaltjes en prikkeldraad.