vrijdag 31 mei 2013

Klok


De klok in het huis wijst kwart na negen en buiten is het zonlicht bleek als dunne melk. De wind breng nog steeds de kou uit het Noorden maar wordt milder en stiller. De avond is een vergeten haven op een klein eiland. De boten zijn vaal en vervellen hun verf als reptielen. 
De hemel kleurt rozig als een meisjeskamer. Knorpot vecht met de vragen in zijn kop en verliest. Hij leest een roman en na twee zinnen verliest hij het verhaal en verliest hij zich in het verhaal. 

Donker groene aarde. Zwarte schaduw. De horizon ruikt naar brandhout. Ik tel de letters. De wind is een strak gespannen zeildoek. De boomtoppen neigen Zuidwaarts. De polder is laag en leeg. Ik speur.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Zon

De zon. Wit licht. Witte hemel. Donker groene aarde. Zwarte schaduw. De horizon ruikt naar brandhout. Ik tel de letters. De wind is een strak gespannen zeildoek. De boomtoppen neigen Zuidwaarts. De polder is laag en leeg. Ik speur.
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Pessimist

"Weet je waarom ze me een Knorpot noemen?" vraagt Knorpot. 

Niemand vraagt wat. Of zegt wat. De stilte hangt als dansende muggen onder de bomen in de late zon.

"Ik hou van optimisten. Begrijp me niet verkeerd. Ze gaan huppelend door het leven en hebben de gave om de beren op de weg niet te zien of te willen zien en het verleden te vergeten en zich over morgen geen zorgen te maken. Het zijn vrolijke mensen en meestal goed gezelschap. Maar ze zijn blind. Ze hebben mensen als ik nodig, die hun ogen zijn. Die het verleden niet vergeten en er lessen uit trekken. Die de beren op de weg zien en proberen ze te vermijden. Die nadenken over de toekomst en die verhinderen dat de blinden verloren lopen, of in een doodlopende straat eindigen, in putten lopen, in berenklemmen strerven, tegen een betonnen muur aaanknallen...In vroeger tijden zat de troep rond het vuur en ze dronken vuurwater van fruit en werden vrolijk dronken. Jij, Dichter, was hun verteller en je vertelde de Grote Verhalen en daarna ging je, net als ik, weg van het vuur zitten. In de stilte, in de kou en het donker, elk aan onze kant, stil en speurend. We zouden de omgeving scannen op gevaren uit het donker, sluipend omheen het vuur. We zouden de troep observeren, geamuseerd grijnzend. We zouden de troep beschermen. De optimisten. De blinden. Die zonder ons het gevaar nooit zouden zien aankomen. Misschien zouden we elke avond waken en speuren en we zouden nooit meedoen met de troep, en misschien zou er geen enkele avond gevaar opduiken en lachen de optimisten ons uit. Het kan ons niet deren, Dichter. Het is ons lot. We zijn de Verteller, de Ziener, de Speurder, de Waker, de Knorpot, de Pessimist, de Cynicus... Het is ons lot."

Dichter kijkt even op en schrijft verder. 

Sent via BlackBerry offered by Proximus

donderdag 30 mei 2013

Gras groeit groen

Het grasveld groeit zo snel dat je het kunt zien. Je ligt op je buik in het gras en je ziet het gras zo naar boven kruipen, ten hemel, naar de wolken en de zon. Vooral de zon. Het gras reikt naar de zon.
De aarde ruikt naar fruit. De regen is mals. Het groen is fel. Als groen vuur. De bomen zijn mosgroen tot zwart. Ze dopen hun stammen in het grasveld. De adem is een boek met liefde geschreven. 
Meisje loopt op blote voeten in het gras. 
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Slapen

Dichter komt bij Boerken en Knorpot zitten en hoort hoe Knorpot vertelt over bruisende wereldsteden en hij kijkt Knorpot aan. "En die dorpjes in de Val d'Aran dan? Of op het Indonesische platteland? Of het Chinese? Vietnam? Spanje? Portugal? Wat daarmee? Daar hou je toch ook van?"

Knorpot knikt.
"Ik was Kopenhagen vergeten en Tokyo en Helsinki en Hamburg en... Maar je hebt gelijk Dichter. Kijk. Dat is inderdaad monocultuur, maar dan puur. Dat is als peper en zout en basilicum en tijm. Puur. Die Vlaamse hang naar monocultuur is wat anders. Maar ik heb geen zin dat nu uit te leggen. Ik wil nu mijn ogen sluiten en slapen in deze late zon."

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Zonnig verhaal

In de tijd dat de dieren nog vloeiend spraken in kraaknette en goed gestructureerde volzinnen en hun woorden alleen gebruikten om zinnige dingen te zeggen, iets wat de mensensoort niet echt doet, waren de zon en de maan nog tweelingen en elkaars gelijke en was er geen dag en geen nacht en geen slaap en geen slaapdromen. Er waren enkel dagdromen en die zijn van een andere orde. Er was geen slaap. De dieren en de mensen sliepen enkel korte hazenslaapjes onder een boom in het gras als ze daar zijn voor hadden. Het was zo. Punt. Wie hier iets uit leren wil, heeft het niet begrepen. 
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Hong Kong en stoemp

Knorpot zit samen met Boerken in de tuin tussen de paarden in de late zon die op een regendag ineens nog even een lekker desert tovert na een klote slechte maaltijd en meteen alles goed maakt. 
"Ik at net lekkere stoemp met erwtjes", zegt Knorpot, "En dat voerde me in een klap terug naar Hong Kong. Samen met Barcelona, Chicago en een aantal andere, een van mijn lievelingssteden. Meestal kwam Hong Kong als afsluiter. Als beloning na een lange week of langer in kil en koud China van eeuwige smog en onbeschofte scheten latende en boerende mensen en slecht eten dat niet warm is en niet koud en smakeloos. Met als culinair hoogtepunt rauwe kiekepoten. En dan kwam ik in Hong Kong, waar alle culturen samenvloeien en het warm is en zonnig en het kan onweren over het pirateneiland dat de wereld lijkt te vergaan in absolute schoonheid. Ik ging er naar een Ier en at er erwtenstoep met worst met vork en mes en dat smaakte!!! Een koninkijke gerecht na een weeklang slechte kost met stokjes. En de dag erna zocht ik de Argentijn. En de dag erna de Griek. En de dag erna de Turk, de Indier, de Thai, de Inonesier, de Viet, de Spanjaard, de Italiaan,... Lang leve de multiculturele smeltkroes. Allerlei rassen door elkaar die linedance doen op slappe county tussen de eethuisjes op straat. Met honderden tegelijkertijd. Wat haat ik monoculturen. Wat haat ik de Vlamingen die hun heil zien in Vlaamse verkneutering. Lang Leve Hong Kong. De strandlijn met zijn pubs en restaurantjes en danstentjes die Italiaans zijn en Spaans en Engels en Iers en Chinees en Indonesisch en Australian en alles tegelijkertijd en niets van dat alles want een grote lekkere mengelmoes. Hong Kong was een kado. En als ik erover nadenk....daarom hou ik van Barcelona en Chicago en Singapore en dus ook Antwerpen en Amsterdam en Brussel en Praag en Budapest en zoveel andere steden: de multiculturele smeltkroes. Het bruisende en onvoorspelbare als dite culturen elkaar beinvloeden en gaan mixen en mengen en er nieuwe algoritmes ontstaan. Ik loop er op adrenaline, op het nieuwe, op het onbekende, op het vernieuwende."

Boerken kijkt Knorpot aan. "Ik hou ervan dat morgen was als gisteren en dat de stoemp met worst smaakt zoals mijn grootmoeder die maakte en geleerd had van haar grootmoeder. Ik moet al dat exotisch gedoe niet echt. Maar ik gun het je wel, oude vent. Als je daarpver praat zeur je niet."

"Maar ik verga wel van de heimwee". zegt Knorpot. Ik mis het reizen, de steden, de mensen. Ik leef nu op de herinneringen. En dat vreet."

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Haag

Er was eens een haag die bewoog in de bries en dat kietelde vreselijk en het was dan ook jammer dat hagen niet lachen kunnen noch giechelen en de wind bovendien geen oren heeft en geen oog voor de haag en haar blaadjes. De natuur is een rare aangelegenheid die niet echt goed in elkaar gezet is. 

Sent via BlackBerry offered by Proximus

dinsdag 28 mei 2013

Vermoeden

Vermoedelijk is het avond. En donker. Mijn ogen zijn gesloten en daarom zie ik de buitenwereld niet. Buiten mij staat de wereld stil. De lucht is zwaar als water. Ik adem water. Het water is kil. Niet koud. 
Ik heb mijn ogen dicht. Het is er donker. Het is er stil. Mijn binnenwereld is een vreemde taal en ik wens ze niet te lezen. De taal is als architectuur. Mijn taal is een landschap. De zee.

Het is avond denk ik. Of het is al nacht. 
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Wreed sprookje

Er was eens een leeuw en een kieken en een kind en het kind hield van het kieken, omdat hij het kieken als kuiken had gekend en onder dat stomme lelijke wezen het donzige gele pluisje bleef zien en toen de leeuw honger had en het kieken wou opeten schonk het kind zijn rechterarm aan de leeuw en het kieken leefde een dag langer, want de dag erna had de leeuw weer honger en het kind keek naar zijn arm die er niet meer was en dacht na, maar vond geen antwoorden omdat hij de vraag niet kon bedenken. 
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Ratten en sprookjes

In de tijd dat de dieren nog keurig Nederlands spraken en wijs heersten over Handwerpen bij de Trage Stroom, waren er een leeuw en een rat en de leeuw at de rat die zich vol virussen had gevreten en een week later ging de leeuw dood, leeg gekotst en gescheten en uitgedroogd en taai als een zeemlap. De rattendachten gewonnen te hebben en namen de stad in.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

De zaaier

Knorpot zit naast Stil Meisje en ze kijken over de tuin, waar het hevig regent en waar Boerken in een lange jas en met een waterdichte hoed op de droeve kop, het gras loopt te bemesten met korrels, als een kruising tussen 'de zaaier' en de 'lonesome cowboy'. Achter hen, in het Donker Kot, zit Dichter aan de verweerde houten tafel te zwijgen met voor zich een leeg blad papier waarop geen woorden staan.

Stil Meisje kijkt Knorpot vragend aan en die antwoordt haar: "Ik weet niet precies hoe lang. Hij schrijft geen woord. En hij spreekt amper. Hij zegt 'ja' en 'ok' en 'fijn' en dat is het ongeveer."

Haar blik. Twee ogen. De kleur van mist op een zomerochtend, met de zon die er net nog niet is, beloftevol in de nevelslierten. 

"Je vraagt me waarom? Ik weet het niet. Hij weet het niet."

Stilte. Als glazen stolpen om hen heen. Boerken buiten. Zij alledrie binnen. Gevangen in een bokaal van stilte. 

Dan aarzelt Knorpot. Twee, drie keer hapt hij adem. Opent de mond. Vormt een letter. Zijn strottehoofd klaar. En komt er niets.

"Je wil dat ik met hem ga praten." Haar stem is als een kabbelende beek. "Ik weet dat wel, Knorpot. Dat je dat wenst. Je vind dat ik met hem praten moet. Ik ben een Elfje. Ik ken dat niet:moeten. Wat ik moet, doe ik niet. Je kan dat koppig noemen."

Ze staren uit het raam. De regen houdt op. Boerken blijft zaaien. De rug naar hen gedraaid. Een bruine schim in het late avondlicht. 

"Je vindt me onredelijk. Je vindt dat ik de schuld heb. Dat ik de oorzaak ben van zijn zwijgen. Je denkt dat hij niet schrijft omdat ik hem geen antwoorden geef op zijn woorden. Hij luistert niet goed dan. Mijn spreken is soms stilte."

Boerken maakt aanstalten om binnen te komen. Hij klopt zijn laarzen proper tegen de Es. Zo dadelijk vult hij de kamer met de geur van meststof en paarden en hooi. En mens. Ze weet het. En breekt hij het moment. Ze wil nog wat zeggen, maar de woorden ontglippen haar en zweven als dansende muggen naar buiten dwars door het glas. 

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Zwijger

"Hoe lang kun je dat?" vraagt Knorpot aan Dichter. Dichter legt zijn blad opzij, legt het potlood op de tafel en staart door het raam. Het licht is als dat in de Provence. De bomen hebben bijna het groene lover van de volle zomer. Op het grasveld wipt een lijster.

Dichter staart en zwijgt. "Precies", zegt Knorpot. "Je zwijgt. En ik vraag me af waarom en ook hoe lang je dit volhouden kan. Niet lang volgens mij. Schrijf je?"
Knorpot staat op en kijkt over de schouders naar het witte blad. 
"Neen dus", gromt hij. "Je gaat daar helemaal kapot aan. Jij moet woorden kunnen breien. Waarom zwijg je?"
Dichter trekt de schouders op en staart zwijgend voor zich uit. 

Sent via BlackBerry offered by Proximus

zondag 26 mei 2013

Een man met een aap


Een man met een aap
Het is vier uur
Het schip is op zee
De bijl van oom

De bijl van oom

Knorpot  schrijft vaak in bad. Hij weet niet of dat komt door het water. Er zullen wel mensen zijn die denken dat dat iets met de baarmoeder te maken heeft. Schreven wij dan? In onze baarmoeder. Knorpot herinnert zich dat niet. Hij weet dat hij voortdurend wou schrijven. Hij herinnert zich KWATTA chocopotten en onhandig nagebootste letters op papier. En zijn naam. Die gelukkig kort genoeg was en uit simpele letters bestond. En bestaat. 
Later, toen hij in het eerste leerjaar echt moest leren schrijven, leerde hij officieel zijn naam schrijven en met hem alle anderen in de klas, want zijn naam zat in een van de zinnetjes waarmee ze hun dagen vulden, woord na woord in schoonschrift overschrijven. Wel twintigmaal tussen 4 lijntjes. Eerst met potlood, daarna met een pen. Een pen die je moest dopen in een inktpot die in de bank zat. Dat is niet eens 50 jaar geleden, denkt Knorpot. In mei '68 leerde ik schrijven en ik vond er geen bal aan. 

"de bijl van oom"

Nu schrijf ik in bad. Op de BlackBerry van Zakenman. Met de ogen en de woorden van Dichter, die nooit echt wat schrijven zal, want Dichter is te koppig om naar goede raad te luisteren en is te emotioneel en wispelturig en te zwart en te alleenzaam. 

In bad gebruikt Knorpot het kleine zwarte werktuig van Zakenman en de versleten woorden van Dichter en hij duikt in de rust van alleen te zijn en schrijft zich een leefbare wereld in die oude woorden en in meanderende zinnen en haperende verhalen. Hij leest ze soms. Later. 


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Goeie dag

En dan bromt Knorpot ineens toch:

"Het was een betere dag dan verwacht. Uitbundig was de zon niet en warm was het evenmin, maar als je een leeg glas verwacht en je krijgt een kwartje champagne, dan is dat best een fijn roezig gevoel. Ik ben vanmorgen reeds vroeg buiten gestapt en behalve om espresso en fruitsap te halen, ben ik niet meer binnen geweest. Het is nu zes uur en de zon is er nog steeds, net als de wind die de warmte wat bitter maakt. Zo rond 1 heeft Stil Meisje verse broodjes gebracht. Met half belegen Gouda. Met de hand gesneden. Geen boter. Wat ik het liefste heb.  Met vers fruitsap. We hebben gegeten, zwijgend naast elkaar, kijkend over de tuin. Ik heb haar oprecht bedankt voor dat gebaar."

Op het nok van het dak, als een zwart silhouet tegen de zon, zingt een merel. Achter het huis, aan de andere zijde, waar de stad begint, zoemt het verkeer razend en dreigend. De stad sluipt langzaam om het huis en de tuin. 

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Sound of silence

Slaap. Paradijs. Luister naar het niets. Iemand fluistert je dat het gezien is en gelezen. Je hunkert. En? Er komt










en je hart voelt als een smeulend blok hout en je ziel is een dorre vlakte. Een verdroogde toendra waar geen regen komt en het steeds koud is. Enkel laag en stug gras. Een vlakke oceaan van zand, stenen en grijs gras. Er valt geen regen. Geen sneeuw. Er is enkel wind en blauwe hemel. Blauw, grijs, beige en grauw. En 's nachts is het er zwart en vriezen mensen er dood. Zo voelt je ziel, hunkerend. Je schreef je laatste restjes hoop in hortende zinnen, je gebruikte je laatste adem en je verhaal werd reutelend vertelt, alsof er zand in je strot zit bij het schrijven. Zo schreef je. Een kreet in zinnen. Iemand schreef dat het gelezen was en je hunkerde en er kwam










en daarna knakte er iets.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Dromen in een droom

Iemand is slordig geweest en heeft blauwe verf gemorst in de sluier die boven hen stroomt als een koepel van witte melk. En daarna lijkt het steeds meer of iemand witte melk heeft gemorst in de romige blauwe koepel. 

Hen, dat zijn Boerken, moe van een hele ochtend onkruid te lijf gaan met de zeis, want het is zondag en dan gebruik je geen bosmaaier, Zakenman in wit T-shirt en met de smartphones bij de hand als steeds, Knorpot die half slapend is en half wakend en weinig woorden spreekt vandaag, Dichter, die languit in de hangmat ligt met Stil Meisje dicht tegen zich aan. De zon die nu hoog staat in het Zuiden, fluistert de sluier steeds dunner en ijler en verwarmt hun lijven en streelt hun vel. De Zuidwester komt en gaat in ongelijk ademen en hijgen en zuchten en blazen. 

Ze zwijgen en de stilte is mals en glad en ruikt naar lavendel en zeep uit Marseille. In het gras groeien kleine voorzichtige bloemen. Violet. Wit. Geel.

Dichter slaapt. Meisje streelt zijn slapen. Ze heeft zijn woorden gelezen en ze fluistert hem haar antwoorden. Ze zijn een verhaal, dicht bij elkaar in een katoenen hangmat wiegend in de wind een paar centimeter boven het gras. 

Ze dromen hun vertellen en vertellen hun dromen en zijn een droom in een droom en een verhaal in een verhaal. 

Ze zijn een.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Brinner

Zakenman staat op. Zijn stoel krast in de vloer. Hij knoopt zijn jas. Een knoop. Recht zijn schouders en legt de kraag van zijn hemd strak in de spiegel van het raam. "Ik ga brunchen", zegt hij. Boerken kijkt hem aan. 

"Dat is breakfast en lunch samen. Ontbijten op de middag. Het tijdverdrijf van de betere medemens op zondag", zegt Knorpot, "meestal met champagne en witte wijn en in gezelschap van soortgenoten."

Boerken kijkt hem aan. "Denk je nu echt dat ik een onderontwikkelde ben, oude zagevent van mijn kloten?"

Zakenman voelt de stenen stilte binnensluipen en sluipt stil buiten.

"Wat is het dan dat ik doe?", zegt Boerken, die geen zin heeft in het mes van de stilte, "wat ik doe heet dan 'brinneren', met veel rode wijn en jenever. En helemaal alleen met mezelf, want ander gezelschap verveelt me." 

En dan kijkt hij naar Meisje en herneemt: "of met jou, natuurlijk, mijn Engelke."


Sent via BlackBerry offered by Proximus






Elfje danst een melodie

Ik dans. In de tijd met tranen. Van blijdschap en verdriet hoop en geloof. Tranen als weerspiegeling van dezelfde melodie. Dezelfde melodie. Omdat alles is wat het is en nooit is. Ik dans. Ik lach. In mijn land is er zon.

Stil Meisje zwijgt en Dichter schrijft haar woorden. Meisje is stil. Hij drinkt de thee die ze hem brengt, grijpt haar pols en aarzelt en doet het niet. Zijn hand hangt ergens halverwege. Hij laat haar los nog voor hij haar voelt. Hij zegt zacht: "Lieve Elfje, ik mis onze babbels over niets en alles en nergens en het vertrouwde verdwalen in je ogen en het wandelen in jouw wereld zonder vragen."

Buiten in de verte luiden de klokken halftwaalf. Het is opgehouden met regenen. De zon ligt te slapen op een dikke matras van wolken. Het gras is heftig groen. Schreeuwerig. Dichter vrschuift zijn stoel. Hout hapert over hout.

Elfje danst. Ze danst een melodie.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Er was eens

Er was eens een Boerken uit Dendermonde
Die zelden sprak, zo deed de ronde
Hij beperkte zich tot stroef gebrom
En leek dus wel doofstom
Maar hij vond verspilling gewoon zonde




Sent via BlackBerry offered by Proximus

Boerken en River Woods

Laten we eerlijk zijn (eerlijk is een gevaarlijk woord dat al meer misbruikt is). Boerken is gewoon een mens. Een man. Ongeschoren en ongekamd. Een die 's ochtends gewoon dezelfde kleren neemt zonder nadenken. Een bruine jeans van een peperduur merk. Van de soort die Zakenman draagt, in het weekend. Om te laten zien dat hij centen heeft. En niet om te laten zien dat hij de kinderlijke behoefte heeft dat voortdurend te tonen. Kijk papa, zonder handen! Die bruine jeans. Boerken heeft die ongetwijfeld gestolen van Zakenman. Gewoon genomen. Dat is stelen. Want Zakenman geeft nooit wat. Boerken nam de broek en eigende zich die toe en Zakenman, die het ongetwijfeld gemerkt moet hebben, zweeg er over. Haalde de schouders op. Eerst was ze diepbruin en was de stof nog stevig en stroef. Nu is ze vaalbruin en is de stof dun en soepel. Er vallen gaten in en de randen rafelen. 
Een bruine jeans, een t-shirt, een trui, een oliejas, stevige schoenen met stalen bescherming tegen de paardenhoeven en een hoed die geen vorm heeft. Een bruine hoed die waterdicht is en die Boerken beschermd tegen kou en regen en zon. 
Boerken is gewoon een mens. Zijn ogen zijn moerassen met oud water en zijn mond is een smalle beek en op zijn kaken en kin zijn de stoppels als een vers geoogst graanveld na lange droogte. 
Boerken denkt hier allemaal niet over na. Zijn gedachten gaan naar de dieren, de weides en de velden, het hooi en het verse water en naar het weer dat meestal te koud is of te droog of te warm of te nat. En 's avonds glijdt hij in een diepe zwarte droomloze slaap.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

zaterdag 25 mei 2013

Absurd gedicht over limoen

Zwart wit en dreunende andere kleuren
Bijvoorbeeld groen
Daverende beelden en beukende geuren
Bijvoorbeeld limoen

Dichters brief

Dichter, die zag hoe Stil Meisje Zakenman de hand nam om hem te verdedigen tegen Knorpot en de anderen, is bang haar te verliezen en schrijft haar brieven die hij om stenen wikkelt.

Wees niet boos. Wees niet verdrietig. Neem niets letterlijk. Neem niets woordelijk.
Natuurlijk zijn deze woorden geen leugen en proberen ze uit te drukken wat ik zeggen wil. En tegelijkertijd is het ook maar dat: het zijn maar woorden die proberen iets uit te drukken wat groter is en kleiner en meer en minder. Het is als met een dik houtskool op een klein blad papier een menigte mensen proberen te tekenen, of het is als een gedicht te schrijven met een woordenschat van 3 woorden.

Je opende je ziel. Voor mij. Niemand had dat ooit zo gedaan met me. Voor me. Ik stapte er binnen en voelde me meteen thuis komen. Letterlijk. Je nam
niet alleen mijn hand vast. Je ontdooide wat bevroren was. Wat ik vergeten was dat ik het had. Je gaf me mijn ziel terug. Die is sindsdien alleen meer ontdooit. De barre akker werd vruchtbaar en mals en ontvankelijk.

Geloof me. Dit is geen verhaaltje dat enkel geschreven wordt omdat het mooi schrijft. Het is.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Ziel

"Ik was een zielloze geworden. Zoals hij daar", zegt Knorpot en zijn stem klinkt als spons. Hij kijkt naar Gladde Zakenman die in een diepblauw pak gekleed gaat dat nauw om hem past. 
"Het zakenleven slorpte me op. Ik merkte het niet. Of wou het niet merken. De signalen die ik kreeg, van mezelf of anderen, ontkende ik. Ik werd er kregelig van. Boos. Ik zette mijn stekels op. Ik kon het niet helpen. Ik had geen keuze. Er moest altijd wel iets afgewerkt worden, of opgestart, of verder gezet. In de weinige pauzes tussenin vergat ik adem te halen. Omdat ik vergeten was hoe dat was. Of moest. Of ging. Ik kon mijn ziel niet meer vinden. Ik was ze kwijt. Wat je niet meer hebt, kun je ook niet vinden. Op de duur zoek je niet meer. Kijk hem." 
Boerken en Dichter kijken van Knorpot weg en staren naar Zakenman, die hen glimlachend aankijkt. In zijn ogen medelijden en verdriet en melancholie en diepe eenzaamheid onder een dunne laag branie en zelfzekerheid en een soort energie die zakenmensen "drive" noemen of "passie". Dichter, die weet wat passie is, herkent het niet als passie. Hij schrijft "vlucht voorwaarts". 
Stil Meisje komt er bij zitten, neemt Zakenman bij de hand en kijkt de anderen aan en zonder iets te zeggen, weten zij dat de waarheid anders is. Minder hard en minder bitter en minder zwart. Dichter legt de smartphones weg, staat op en zet thee voor de anderen en schenkt jenever voor Boerken.

"Goed dat jij voor Zakenman pleit", zegt knorpot. Na een lange stilte die als een schim bij hen aan tafel zat en pas verdween toen Knorpot weer sprak. "En fijn voor jou dat jij niets hoeft te zeggen en wij toch weten wat je zeggen wil. Je bent een Engel en je ontkent het."


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Navara

Boerken rijdt te snel met de zware pick-up met starre as en versterkte veren in 2x4 over de bolle kassieweg die in Parijs-Roubaix niet zou misstaan en dendert hotsend en botsend de graskant in en weet amper een belachelijke duik in de diepe beek die vol groenig water staat te vermijden. Hij stapt grijnzend uit en ziet aan de andere zijde van de Woeste Weide de stallen in de zon onder de bolle wolken. Hij gaat in het gras zitten en valt er in slaap tot de zon verdwijnt achter een grijs wolkendeken dat de hemel is ingegleden terwijl hij indommelde en hij opnieuw wakker wordt van de kilte die langs zijn nek waait. Hij zoekt de beschutting van de cabine en slaapt verder met het stuurwiel in de schoot, de mond open en het speeksel vettig druipend uit een mondhoek. 's Nachts kan hij niet slapen. 
Aan de andere zijde van de velden zeurt een tractor. 
Sent via BlackBerry offered by Proximus

vrijdag 24 mei 2013

God zien




"Vandaag heb ik God gezien", zegt Dichter. "Voor het eerst. Ik wist niet dat ze een gelaat had. Dat heeft ze. Zij keek raar. Haar ogen zijn twee zwarte vlekken en dat maakt het moeilijk om de gelaatsuitdrukking goed te lezen. Je ziet tenslotte niet elke dag een Goddelijk gelaat."

Knorpot gromt: "Neen, dat zal niet. En hoe keek Zij dan. En sinds wanneer is God een Zij."

"Zij is altijd een Zij geweest", zegt Dichter, "en ik weet dat sinds ik Haar gezien heb. Ze keek verschrikt. Angstig. Bang. Bezorgd. Ik denk dat dat kwam door wat Ze ziet, elke dag. Hoe wij mensen met elkaar en de aarde omgaan. Ik kan Haar geen ongelijk geven. Wij, mensen, raken er aan gewend. Daar begint de ellende. Die gewenning is verkeerd. Zij is een God. Het went nooit voor Haar. Zij heeft dit nooit zo gewild. Ze heeft ons alles gegeven om goed te zijn voor elkaar. We kennen hoop, en dromen en liefde en vreugde en verdriet en we kunnen ons in de ander inbeelden en inleven. En toch hakken we elkaar stuk met hakbijlen, trappen elkaar gewoon in elkaar omdat we dat nodig achten, wij snijden elkaar been af met bosmaaiers, bombarderen elkaar met gifgas, we moorden en plunderen en verkrachten. We kennen geen grenzen. Vooral mannen kennen geen grenzen. Zeker niet als ze samen zijn als een meute, een troep, een roedel en gedreven worden door elkaar. Daarom weet ik dat God een Zij is."

"Welwel, watje", mompelt Knorpot."Wat ben jij een watje, zeg. En wat een wollig taaltje. Belachelijk."

"Wolkig", zegt Dichter, "een wolkige taal."

Goden

Ik was een Godenkind dacht ik. Dacht ik. Een van de vele dwalingen. Vreemd was dat niet. Het leek echt zo. Wie was ik om daaraan te twijfelen. Wie twijfelt aan de Goden? Niet ik. Wie twijfelt aan de echtheid van zijn ouders zolang die dat niet tegenspreken en er geen reden is om niet aan te nemen dat zij het zijn. Je ouders. Ik was een Godenkind. Dacht ik.

En dan ineens lieten ze me vallen. Plots. Ik denk te weten waarom. Toen ze beseften dat ik nooit mijn taak zou vervullen, de reden waarom ze me beschermden en alles gaven. Ik ken die taak. Ze hebben werkelijk bijna onmogelijke zaken gedaan. Op hert randje. Goden mogen tussen komen. Maar niet in die mate dat het gaat opvallen. Ze namen risico's. Niet in die mate dat ik me een Godenkind zou wanen. 
Ze duwden en hielpen en regelden en arrangeerden. Doordat ik gewoon dacht een Godenkind te zijn, zag ik het niet. Ik zag hun doel niet. Dat kwam pas daarna. Nadat ze me lieten vallen. Zoals je dacht een warme steen in je hand te hebben die ineens een wrattige pad blijkt te zijn.

Ik was een Godenkind. Alles wat ze me gaven willen ze terug. Ik heb hen teleurgesteld. Ik wist het niet. Het is te laat nu. 

Alles wat ze planden voor hun echte Godenkind. Het zal voor een volgende keer zijn. Zonder mij.



Sent via BlackBerry offered by Proximus

donderdag 23 mei 2013

Waker

Ik ben de waker.

De avonden

De avond is een langzaam uitgesproken zin in een lang verhaal en de verteller is moe en aarzelt en vergeet zijn tekst en tenslotte vergeet hij dat hij de verteller is en leeft de avond zomaar verder om woordenloos te sterven in de nacht. 
Het blad is zo vol geschreven dat het zwart is. Als de nacht. Een cirkel. Het einde is het begin. 

Alles gaat rond. De straten zijn vuil. De huizen vervallen. De mensen zijn oud en stinken. Er hangt spanning. De werkelijkheid is een film. Een traditie. Ik drink jenever en lik mijn wondes. Ik scheer me in bad. Met een handspiegel. Daarna val ik in slaap en verdrink. Het water smaakt naar waspoeder. Ik word niet meer wakker. ik neem mijn leven mee in een glas. 

Ik land. Het land is bruin en groen. Ik stap uit. De wind is strak en guur. Ik schrijf. Ik denk. Ik denk te veel. 

Ik schrijf. Ik probeer zacht te praten in mijn schrijven. Ik ben een zorgwekkende verschijning. Ik ben de toekomst. Ik ben een aarzeling. Ik ben een vraag. Ik ben geen antwoord. Ik ben een voorgevoel. Ik ben een waterval. Ik ben een zee van gedachten. Ik ben een gedachte. ik ben raad. Ik ben radeloos.

Kiezen.
Iemand zwijgt. Wie was het.

Structuren. Klaagzang. Verhalen. Zelf. Klank. Raakvlakken. Raken. Vlak. Filmbeelden. Ik ben de camera. Keuzes. Lastig.

De avond is traag. Straks. Nacht. Zwart. Mooi. Bleek. Zwart is leeg. Leegte is een woord. Ik verdwaal in leegte. Ik vind mezelf niet. Ben ik ergens? 

Beeld. Marmer. Ik denk Dom van Florence en huil. Ik denk. Mijn adem bevriest. Ik ben bevroren adem. Ademen is een woord. Steen. Mijn steen. Ik ben een overblijfsel. De rest is weggehakt. Ik ben dat gruis. Ik lach. Gruizelementen.

Misschien was het dit wel.
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Nonsens in 26 stappen.

Er zijn precies 26 manieren om het te noemen en omschrijven. Hij heeft elk ervan netjes opgeschreven en daarna heeft hij ze geteld. 26. Het schrijven was lastiger dan het tellen. Het bedenken was lastiger dan het schrijven. Het allermoeilijkste was het overwinnen van de angst. De angst iets er een vergeten te zijn. Misschien zijn er 27? 

Er zijn er 26. Geen enkele minder. Geen meer. 26. Een onbetekenend getal.

Daarna ging hij slapen.
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Wolken

Zakenman is onder de wolk gereden. Hij zag ze al van ver. Kilometers hoog. Wit in de felle zon bij de top en bijna zwart en zwaar en breed bij de voet die net boven de bomen scheert en waaruit hevige regen gutst en hagel ratelt. Hij zit in zijn auto en wacht tot het onweer losbarst. Het komt niet. Zakenman kijkt nooit wolken. 


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Strandzand.

Het zand van het strand is nat van de regen. Enkel het bovenste laagje is bleker. Het is dun. Daaronder is het zand koud en nat en donker. Op dat zand zit Dichter en het kille vocht maakt zijn kleren nat en zijn lijf kil. 

Boven zee zijn de wolken woelig en gejaagd en ze klimmen hoog. De zee is donkergrijs en de gloven spatten open in wit schuim. 

Dichter is zonder woorden en die schreeuwt hij tegen de zee die niets zegt en grommend zwijgt, bulderend niet spreekt. 

Dichter schrijft dit niet:

De jongen zit gehurkt tegen de golfbreker aan zee onder de wilde wolken en de zee is koud en vijandig. Jongen praat tegen de zee als tegen het Meisje van de Zee dat hem vroeger brieven achter liet op het strand, waarin ze de stenen wikkelde die hij had gezocht en waarin ze woorden schreef over hoop en liefde en vreugde en verdriet en angst en moed en alles wat ze droomde. De zee is zonder woorden en het Meisje hoort hem niet en spreekt niet terug. Veel zegt hij niet. Hij vraagt om gehoord te worden, meer vraagt hij niet meer. Zijn verhaal is verpulvert tot de drang het verhaal te kunnen vertellen.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Onweer

Een woelig onweer glijdt daverend over de polder. Het is een donker pak wolken. Veel inkt in drogend water op dik papier. Het licht wordt opgevreten. Buiten voelt het alsof de deur van een gigantische vrieskamer is opgengezet. Het hagelt. 

Boerken zit eenzaam onder het dak van de hooischuur. Knorpot is verdwenen in donkere treurnis. Dichter is verdwaald in veel te lange zinnen. Zakenman staat in de files en Meisje schuilt in de dromen van anderen. 
Sent via BlackBerry offered by Proximus

woensdag 22 mei 2013

Mensen moe

De verdoving werkt. De pijn verdwijnt in waas. De dag die nacht is geworden neemt alle kleur weg. De geluiden worden dof. De wereld verdwijnt. De droom draait door. De nacht neemt over. De pijn is een spons. 

De mensen zijn moe. De mensen zijn ver. De mensen zijn weg. Alles is goed. Alles is traag. Alles is wit. Alles is niets. En niets is nergens.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Begrafenis

"Je maakt er je handig vanaf", zegt Dichter hard, "met een cliche: 'The Horror', gejat uit 'Heart of Darkness', maar ik wil weten."

"Het zoeken en speuren en woelen was zwaar. De aarde die je omlegt stinkt soms zwarter dan het slib van de rivier. Onder de stenen die je omkeert zitten mierennesten en larven en schorpioenen. Adders. De tocht is lang en zwaar en eenzaam en als je dan op het einde vindt wat je zocht....  

(Minutenlange stilte)

... Ik wou het delen. Ik zocht niet voor mezelf. Ik had een doel voor ogen. Snel begreep ik dat ik dat plan nooit ten uitvoer zou brengen. Het werd me gevraagd. Terecht. Ik zou het nooit doen. Het zou niets veranderen. Of net veel. En dan zou het een wilde bergrivier worden. Onstopbaar. Niet te kanaliseren. Niet te vangen tussen dijken...

(Stilte) 


... Ik had zo graag in alle rust gedeeld wat het met me gedaan had. Dat speuren. En met me deed. Ik had zo graag een keer alles bekeken en besproken. Woord en wederwoord. En dan begraven. Eerst vatten in woorden, zinnen, beelden. En dan begraven. Verbranden. En niet die dingen onthouden, maar het gevoel koesteren dat we erover hebben kunnen praten. Nu zijn de dingen in mij gebleven en hun vreselijke verhaal. Het ligt op mijn maag, het wroet in mijn kop, het laat mijn hart ruisen en het jaagt op mij in mijn dromen."

Dichter kijkt Knorpot aan. "Wie zijn we? Wie is die ander? Waarnaar heb je dan gespeurd? Wat is dat verhaal"

Knorpot grijnst en zwijgt verder. Of probeert dat, wat zijn jongere versie laat hem niet met rust.

"Ik lijk wel een psycholoog zo. Zou het niet beter zijn het tegen iemand te vertellen? Het uit te schreeuwen? Schrijven?"
Knorpot schudt het hoofd: "Daar zeg je het. Niet tegen zomaar iemand. Tegen iemand. En ik ben geen schrijver. En bovendien zou het schrijven hetzelfde zijn als het tegen die iemand vertellen."

Dichter zucht en Meisje zet thee en de dag gaat verder.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

dinsdag 21 mei 2013

Stilte

"Mijn speurtocht is er een van de ingetogen soort", zegt Knorpot ineens, "of beter: dan de soort die langzaam verschrompelt en die gaat knellen als een trui die krimpt om je lijf en die verhardt en die je bewegingsruimte beknot en die je de adem ontneemt. Ooit zocht ik. Ik speurde en ik woelde de aarde om en als ik dan vond, uiteindelijk..."

Stilte.





De stilte in de kamer is oorverdovend geluidloos. Als de knal van een kanon die gevangen zit in een dunne zeepbel die tussen de vier muren zweeft en elk moment vernietigend luid kan openbarsten. Ze kijken naar elkaar en naar Knorpot, die niet het plan lijkt te hebben om verder te vertellen.

Ze willen vragen: wat zocht? Waarom speurde je? Wat vond je?

Ze vragen niets.

Tenslotte, want Knorpot wordt zelf gek van de stilte op de duur, zegt hij "The Horror".

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Droef Meisje

De zee is een plas water die onmetelijk is en onpeilbaar en onbegrensd en oneindig. Mensen als ik gaan op het strand staan. In het natte zand dus. Op blote voeten. En we staren over zee. Daar waar zee en hemel elkaar raken zien mensen geen lijn. Het zijn twee vlakken verf die waterig in elkaar vloeien. Mensen rapen er schelpjes. Ze ademen de zeelucht diep in hun longen. De zee geeft rust. De zee is nooit in rust. De zee is altijd anders. 

Meisje zweeft over zee. Ze is geen Mensenkind. Ze woont daar waar hemel en aarde in elkaar vloeien en daar is ze geboren. 

Dichter staat aan zee en staart naar de horizon die grijs is als de lucht en de zee en de regen. De wind is mild en bitter. Dichter zoekt de woorden die hij schrijven zal als hij weer tussen de mensen is in de polder onder de hoge dijken bij de Trage Stroom.

Zijn woorden zijn als verf in te veel water op papier dat traag droogt. Zijn denken is een versleten penseel. Hij wil wit laten waar het licht is. Hij wil zwijgen waar de rust is en de stilte en het aarzelen van het bestaan. Hij is de Stille Dichter en schrijft over Droef Meisje verloren tussen zee en hemel.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Thee ceremonie

Hij drinkt thee. Voorzichtig. Met kleine slokjes. Thee heeft geen smaak. Je smaakt de geur met je neus. Vertelde een Chinees hem ooit en hij neigt het te geloven. Niet omdat het waar hoeft te zijn. De waarheid is saai soms. Dit verhaal is mooier dan de waarheid. Het kan waar zijn. En onwaar.

Hij drinkt groene thee uit China die kort getrokken heeft in water dat net niet kokend meer is. Hij drinkt behoedzaam. Nippend. Rustig. Hij drinkt rust. Hij gebruikt 2 theepotten. De ene theepot is design en is een dierbaar geschenk. De andere komt uit Sri Lanka en de mensen die hem kado gaven woonden daar en hij heeft hen in bij 20 jaar niet meer gezien. De thee is ook een kado. En de kopjes en dubbelwandige glazen bekers gebruikt hij door elkaar. Hij maakt van alles een ceremonie. Hij houdt van ritualen. Hij drinkt rust.  

Knorpot zit voor het raam in het laatste licht. Buiten regent het heftig en het is bitter koud. Knorpot drinkt thee en kijkt naar de bomen. Het gras en het lover zijn heftig. Als groen vuur.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Traag

Traag als de Trage Stroom. Stil als Stil Meisje. Glad als Gladde Zakenman. Oud als Oude Knorpot. En knorrig bovendien. En Boerken? Die is alles en niets tegelijkertijd. Boerken is boerken. Altijd geweest? Dat weet niemand. Zal Boerken altijd boerken zijn. We denken het wel. Gewoon Boerken, want die heeft geen bijvoegelijk naamwoord nodig. Boerken is wat hij is. Hij wandelt langs de weides.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

maandag 20 mei 2013

Sugarman



Dichter is van suiker. Hij lost op in thee. Of hete koffie. Hij is een wolk in de zon bij droge wind. Dichter schrijft het in beelden die hij zorgvuldig bij elkaar sprokkelt en bouwt met woorden en volgorde en samenhang. Gisteren was de dag voor vandaag en morgen is de dag na vandaag.

De dag was gelig groen als van olieverf met te veel terpentijn en het licht vloeide naar binnen door het raam. De kastanjelaar en de es staan zowat tien meter uit elkaar en haken zich in elkaar en hun lover dat met de dag dikker wordt legt een donkergroene schaduw over het gras.
Zakenman zit tegenover hem en tokkelt op zijn Macbook en als Dichter zacht vraagt wat hij aan het doen is, zegt Zakenman 'een presentatie maken' en dat zegt hij elke keer, denkt Dichter die zwijgt en Zakenman verder laat werken zonder nog wat te vragen. Het licht is niet langer geelgroen, maar grijs met roze. Dichter staart naar buiten en schrijft evenveel als hij spreekt en het blad voor zich blijft leeg.

De smartphones van Zakenman trillen nu en dan en Zakenman neemt ze af en toe in de hand en kijkt op het scherm. Uren wankelen voorbij. Kreupel en scheef. Daarna kleuren de dingen zwart.

Wolken

Als Stil Meisje praat stijgen haar woorden op als een wolk van klanken en intonaties die je zien kan en niet horen tot je er doorheen wandelt en je kan voelen wat ze fluisterend op je wangen kust en strelend langs je schouders vertelt. De woorden ruiken naar jasmijn en lavendel en de zuivere wind die vanaf de zee het land in waait en naar bossen in de lente. Dichter zoekt haar klankwolken en sluit de ogen voor hij zich erin verdrinkt.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

De zon en de regen en een klontje suiker

Knorpot heeft de paarden eten gegeven in de miezerige regen die deze ochtend grijs kleurt. Hij komt binnen met een jas die blinkt van de regen en met een broek die nat en koud tegen zijn benen kleeft en mort "Na zonneschijn komt regen." En dan kijkt hij naar Meisje die thee drinkt, zittend naast Dichter. "Jij bent een Godenkind. Kan jij ons geen zon geven?"
Meisje kijkt op en haar ogen lachen en zijn onpeilbaar als de zee en grijs als de ochtend en ze zegt "Neen, Knorpot, dat kan ik niet. Als ik dat zou kunnen, schonk ik je nu de zon."
"Goed om te weten. Dank je", zegt Knorpot en hij zoekt een stoel en vraagt of Meisje in plaats van zon te geven, een espresso kan maken. Met een klontje suiker.

Buiten zingt een merel. Het licht dat naar binnen vloeit, is gedempt en lijkt felgroen, bijna gelig.  
Sent via BlackBerry offered by Proximus

zondag 19 mei 2013

Gainsbourg

Het is volledig donker in het Donker Kot. Alle lichten zijn gedoofd en ze luisteren muziek, die niet te luid door de stilte snijdt en naar een veld ruikt dat vers gehooid is. In het donker is er enkel de muziek en de woorden. Nu en dan fraseert Knorpot flarden van de Franse tekst en vertaalt ze op zijn geheel eigen wijze. Anders dan Zakenman het zou doen. Dichter zwijgt en denkt en in hem groeien andere woorden in de donkere kamer die nu vol is met muziek en tekst en beelden.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Mensen

Wat voor soort mens is Boerken eigenlijk? En Knorpot? En Zakenman? Dat zijn vragen die moeilijk te beantwoorden zijn. En nog lastiger in mensentaal: wie is Dichter? En vooral: wie is Meisje? Is zij wel een mens. Of is ze een Godenkind zoals Dichter haar noemt? Of een Elfje? Is Dichter met zijn zwierige woorden en langdradig spinnende zinnen wel een goede bron? Is hij niet te veel in de ban van Meisje om haar te beschrijven? 

Wie is Boerken. Boerken is een scharrelend kieken. Hij zit drie minuten te rusten in de zon en zegt 'foert' tegen alles en iedereen en vooral alle klussen. Amper zit hij neer of hij ziet of bedenkt wat en staat op en begint weer te scharrelen en te morrelen. 'Een boer heeft nooit gedaan', zegt hijzelf en zo probeert hij te verbergen dat hij als een kieken is. Eeuwig scharrelend op het erf. 

Wanneer je 's ochtends langs de velden wandelt kun je hem zien, Boerken. Zeulend met hooi en water. Je kan hem toeknikken. Hij zal dat misschien ook doen. Je kan hem gedag zeggen en hij zal wat mompelen. Misschien. Zijn gelaat is bruin en als van leder. De groeven rond zijn ogen en mond als met chinese inkt getrokken. In zijn ogen zie je de stilte van de wereld. Soms ademt hij niet. Soms beweegt hij niet. 
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Zon en zondag

Boerken zit in de zon die hoog staat en die zijn vel schroeit. Het is Zondag en Boerken, die wel vanalles te scharrelen heeft, zoals de kiekens, is gestopt daarmee. Omdat hij het even beu was. Scharrelen. Dat onderscheidt ons mensen van de kiekens. Wij kunnen besluiten om te stoppen. Met scharrelen. Kiekens kunnen dat niet. Die scharrelen. Punt. 
Boerken zit op zijn gat in het gras tegen de omheining in de brandende zon en drinkt frisdrank uit een blik en laat de hitte binnenmarcheren als het leger van een ongenadige bezetter. Het maakt hem lam en loom en slaperig en de wereld om hem heen verdwijnt in donker dromen. 

'Straks ga ik weer rommelen', denkt hij, 'straks komen de wolken en de regen en dan ga ik prutsen en timmeren en vegen en scheppen en afbreken en verven en timmeren. Nu ga ik me gewoon laten innemen door de zon en haar lome adem.'

Sent via BlackBerry offered by Proximus

zaterdag 18 mei 2013

Ochtend

Het leven meandert verder in de polder zoals de Trage Stroom naar zee kruipt, aarzelend, kronkelend, nu en dan bijna cirkelend, zodat een schiereiland gevangen ligt in een u vorm, zoals Kastel. De ochtend is een gouden gloed over het jonge groen. Er staat geen wind en de vogels zingen en kwetteren zoals dat hoort. Ze maken het plaatje volledig. 

Onder de kastanjelaar, in het vroege licht drinkt Dichter espresso uit twee kopjes. De eerste van de dag, met een suikerklontje er in, dat hij niet heeft geroerd, zodat de smaak schuift van bitter naar zoet. 


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Spilfiguur

Buiten ligt een kaal vogelkuiken dood te zijn in het gras. Het is vrij groot. Grijs. Afschuwelijk lelijk zo zonder veren. Een klein monster uit een ver verleden op het gras onder de kastanjelaar. Uit de boom gevallen. Knorpot kijkt omhoog en speurt tussen de takken en de bladeren naar een nest. Hij kijkt om zich heen op zoek naar een wanhopige moeder. Hij vindt geen nest en ziet geen moeder en stapt verder de tuin in, verdwalend in gedachten die nergens beginnen en nergens heen waaieren en die oplossen in beelden die hij meteen vergeet. Hij stopt met stappen en blijft zo staan. Hij is de as van de wereld die onder hem heen draait. Langzaam, maar onstopbaar. 


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Ochtendritualen


De ochtend geurt naar vers gemalen koffie en hooi als Boerken in de keuken zit en voor zich uit staart zonder ergens naar te kijken. Boerken staat elke ochtend al vroeg op de weides en rommelt al in de stallen met riek en kruiwagen en met emmers eten terwijl andere mensen slapen. 
Boerken is geen ochtendmens. Hij mompelt en gromt dan en is slecht gehumeurd. Niemand heeft er last van. Behalve hijzelf. In de lange loop der jaren is hij daaraan gewend geraakt en laat hij zichzelf met rust.
Pas na enige koppen koffie komt zijn geest tot leven en verdwijnen de dikke pakken watten uit zijn kop die denken onmogelijk maakten en de grijzige mist in zijn ziel smelt weg.

"We hebben de paarden cornflakes gegeven" zegden de neefjes gisteren enthousisast. Boerken grijnsde.

Boerken staart voor zich uit in het niets. 

Hij drinkt koffie en wacht op de zon in zijn ziel en op het krassende geluid van het denken. Voorlopig is het stil en grijs en leeg in hem.

vrijdag 17 mei 2013

Komma

Boerken vult zijn dagen met vloeken en miljaren. Behalve dat hij dat graag doet en er goed in is, helpt het kloteweer hem in het Jaar des Heren 2013. Eerst was er de winter die maar bleef hangen over de polder en die het water bevroor en de leidingen deed springen en die sneeuw bracht, maar vooral ijzige droge wind uit het Noordoosten. En daarna draaide de wind maar het Noordwesten en bleef het koud en bleef het kille regen zeiken weken aan een stuk. 

"Ik ben een komma", zegt Knorpot ineens, "in een zin met woorden die ik niet ken en ik weet niet waar ik moet gaan staan dus."

"Je bent gek", zegt Boerken.

"Inderdaad", zegt Knorpot. "Een komma is zot."



Sent via BlackBerry offered by Proximus

donderdag 16 mei 2013

Regen

Het regent. Veel moeite moet een mens niet doen om tot die vaststelling te komen. 

Denkt Knorpot.

Het regent. De lucht is grijs en laag en dik want de zon dringt maar moeizaam door tot de aarde en haar landschappen, steden en mensen. Buiten is het kil. Elf graden leest Knorpot op de thermometer. Kou heeft niets met absolute cijfers te maken. Kou is een gevoel.

Knorpot zit in een stad in een land in een kille kamer vlakbij een kanaal door die stad waarop vrachtboten liggen, roestig en donker op grijs water. In de regen. Auto's rijden sissend voorbij door de plassen op een lelijke asfaltbaan die tussen het kanaal en de bakstenen. De gevels zijn grijzig rood en stoffig. Ze zijn al eeuwen niet gewassen. De regen spoelt ze niet schoon.

Knorpot rilt.

De dingen hebben geen schaduw omdat alles schaduw is.




Sent via BlackBerry offered by Proximus

woensdag 15 mei 2013

36

23 uur en de dag duurt al 36 uur door een blanke nacht omdat de slaap niet komen wou in een hotel in een stad in een land waar hij eerst zo moe was dat hij omvallen kon en aan de tafel in slaap vallen zou boven de risotto en dan maar veel te vroeg in bed kroop waar hij eerst begon te lezen en tv te kijken en toen hij rond middernacht zich afvroeg waar de slaap gebleven was, bleek het moment voorbij en sliep hij niet en dus duurt de dag reeds veel te lang en nu zou hij kunnen slapen maar dat mag niet nu want hij zit achter het stuur tegen 120 km/h en moet nog een eind. En dan waren de woorden op.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Avond

De avond is helder en windstil en zacht. Mild. De avond is als een lief gebaar. Iemand die de dekens heft en je uitnodigend aankijkt. Onder dat deken is het warm. 
Zakenman is moe en heeft last om wakker te blijven aan het stuur op een lange tocht langs lege snelwegen. Zijn auto zoemt en zijn hoofd is zwaar en hij gaapt en vecht.

Licht na licht na licht na licht glijdt voorbij geel tegen zwart.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

dinsdag 14 mei 2013

Appelmoes

"De tijd is een grote vette brij appelmoes", zegt Knorpot. "Ik heb geen talent voor tijd. Vraag me welk jaar we zijn, welk seizoen, welke maand of dag en ik antwoord aarzelend en onzeker. Ik moet dat reconstrueren. Het gebeurt niet vanzelf. 
Vraag me dingen op een tijdlijn te zetten en ik sla tilt. Ik ken vijf dimensies: nu, straks, later, pas geleden, lang geleden.
Voor plaatsen echter, heb ik een ijzersterk geheugen. Die graven zich diep in mijn ruggemerg. Daar verbind ik ze met gebeurtenissen die niet in de tijd te plaatsen zijn, maar enkel in de fysieke context. Ik kom op een plek en de emoties die daarbij horen, zijn er meteen. En omgekeerd kan ik elke babbel, elke emotie, elke herinnering koppelen aan de plek waar ik was."
Dichter luistert en knikt en zegt dat hij net zo is. Geen talent voor tijd. Dat tijd saai is en plaats niet.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

204

Zakenman is in een hotel in een stad in een land en ontvlucht de bar nog voor het moment dat voor zijn ogen taferelen beginnen die zijn maag week maken en hemzelf kotsmisselijk en die te maken hebben met drank en lust en verkeerde keuzes en het uitstellen van keuzes en het vergeten trekken van grenzen. Hele levens gaan in een paar minuten kapot tot lang na datum en ver buiten de grenzen van de tijd en de ruimte van het hier en nu en het eigen leven. Het slerut alles en iedereen mee. Zakenman wil slaan en schoppen en druipt stil af. Het is nog licht buiten als hij op bed ligt en met zijn maatpak het harnas aflegt.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

maandag 13 mei 2013

Onderweg

"Ergens onderweg", zegt Dichter. "Ofwel was het een illusie de hele tijd en het kwijtraken eveneens. Want wat je niet hebt kun je niet kwijt raken."

Meisje zit naast hem en zwijgt, want soms zijn stiltes dwingender dan woorden en vragen. 

"Ergens onderweg ben ik mezelf verloren. Of diegene die ik dacht te zijn. En sindsdien zoek ik hem. Of een ander. Of mezelf. En dat lijkt niet te lukken. Om iets te vinden moet je weten wat je zoekt. Of moet je het eerst kwijt geraakt zijn. En ik ben daar niet zo zeker meer van. Dat ik ooit iemand was. Misschien heb ik mezelf niet verloren, maar enkel de illusie dat ik er ooit was."

"En dan nog," zegt Knorpot. "Ik was ooit een klootzak. Zoals Zakenman er nu een is. Die mensen beledigde zonder daar ooit bij stil te staan. Ik merkte het niet en als ik het al merkte, leek het op een sport. Ik lachte met mensen die bruin brood aten en margarine en biowijn dronken en aan sport deden om gezond te blijven. Niet om hen uit te lachen. Maar omdat ik het belachelijk vond. Punt. Ik was een klootzak en ik wist het niet. Ik was een klootzak en wist dat verdomme zeer goed. Ik was al blij dat ik ergens onderweg dat lelijke schubbige vieze vel kon afschudden."

"En het nieuwe?" vraagt Dichter. "Want ik vind dat je nog behoorlijk cynisch bent hoor. En knorrig. Nors."

Knorpot lacht groen. "Het nieuwe vel dat tevoorschijn kwam, was teer en roze en kwetsbaar en de mensen om me heen zagen nog steeds de oude ik e met mijn oude dikke leren vel en ze kerfden me en sneden me zonder het te te beseffen en daarna hadden ze het in de mot en strooiden ze er zout in en de zon brandde mijn verse vel tot het zwart blakerde."

Meisje komt tot bij Knorpot, legt haar wang tegen de zijne en zegt ssssssst.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Eeuwen

De muren zijn wit. De gedachten zijn zwart. De dagen zwemmen in zand. De avond eet het licht. Op het grasveld zoekt een merel. 

De feiten zijn simpel.
10 graden.
Half mei.


Een merel.
Zwart. Oranje bek. Wippend. Nu en dan met de bek in de grond. 
Het gras.
Groen. Evident. En kort. De wind heeft er geen vat op.
De wind.
Koud. Vochtig. Waait uit het Westen. 


De muren zijn wit geschilderd. Hij, de Dichter, zit bij een wit blad en staat naar buiten zonder schrijven want zijn gedachten zijn zwart en slibben dicht en zijn als massief kil graniet waaruit hij geen woorden persen kan. Als hij dat zou willen. 
Stil Meisje staat links van hem, kijk mee naar buiten, naar de merel op het gras en legt haar hand op zijn rechterschouder. "Lukt het niet?" vraagt ze en haar stem klinkt zacht en warm. Hij schudt het hoofd. Haar andere hand raakt even zijn linkerslapen en glijdt langs zijn achterhoofd naar zijn nek en daar komen haar handen knedend samen. Knedend zijn net. Zacht. En niet lang.

Dichter legt het polood neer en grijpt haar rechterpols, brengt haar hand naar zijn mond en pust ze rug ervan. De huid voelt vertrouwd en hij zegt: "Ik ken je al vele eeuwen."
"Dat wist ik al eeuwen," zegt Meisje.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Hotspur Orange

Boerken zit achterin de weides te verkleumen en als hij zijn ogen sluit en zijn verstand op nul zet, is het herfst. Hij weet beter. 
Knorpot zou cynisch opmerken dat dat verstand op nul zetten niet meteen lastig is voor Boerken en dat Boerken zelden beter weet, omdat hij weinig weet. En Boerken zou daarop zeggen dat Knorpots cynisme sterk lijkt op grappen die smaken als patatten zonder zout die in afwaswater gekookt zijn en dat Knorpot altijd alles beter weet, of tenminste graag doet alsof en zo zouden ze urenlang zagen en zeuren tot hun bekvechten op ruzie zou gaan lijken.
Maar Knorpot is hees en moe en zwijgzaam en zegt niets en Boerken is alleen en verkleumd. De wind is hard en kouder dan de herfst. Het gras buigt gedwee naar het Oosten, bibberend en met de dag donkerder en vetter. De wolken glijden over de polder zonder medelijden en ze verbergen de zon die daar ergens is waar de wind vandaan komt. 

Een paar meter boven een smalle weide die gevangen ligt tussen dicht struikgewas en bomen, zwenken twee zwaluwen snel en behendig jagend op onzichtbare insecten. Er grazen twee Lipizaners. Ze kijken even op. Wit tegen vele kleuren groen.

Boerken verlaat de weides en in de luwte van het huis en de oprukkende stad, vindt hij Dichter en Stil Meisje, geknield in de voortuin waar ze onkruid wieden. Een heftig oranje rhodondendron probeert de lente te verbeelden en doet dat voortreffelijk.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Schreeuwlelijk

Boerken staat leunend tegen een schop midden de polder en Knorpot komt bibberend van de kou naast hem staan en samen staren ze ergens naar een punt in de polder. Ze zwijgen en als ze uitiendelijk spreken, is Knorpot hees en Boerken vraagt hoe dat komt.
"Hees word je van het schreeuwen tegen de Trage Stroom. Schreeuwen doe je uit woede en frustratie en onmacht. De rivier antwoordt niet."

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Tijd vertelde me.






Tijd vertelde mij:
Je bent een zeldzaam
zeldzame vondst
Een troebel medicijn
voor een troebele geest

En tijd vertelde me
niet om meer te vragen
Want ooit vindt de oceaan
haar kust

Dus laat ik
de dingen die ik doe
en die me maken tot wat ik
niet wil zijn
Laat ik
de dingen die me laten liefhebben
waarvan ik niet wil houden


Tijd vertelde mij
dat je verscheen met de dauw
Een ziel zonder voetsporen
Een roos zonder doornen

Je tranen vertellen me:
Er is geen manier om je tranen
te stoppen
met de dingen
die ik zeggen kan

En tijd zal je vertellen
Om bij me te blijven neen
Neen, te blijven proberen
tot er niets meer
te verbergen valt

Dus laat
de dingen die je doet
en die je maken tot wat je
niet wil zijn
Laat die dingen
die je laten liefhebben
waarvan je niet wil houden

Tijd vertelde mij:
Je bent een zeldzaam
zeldzame vondst
Een troebel medicijn
voor een troebele geest

En tijd vertelde me
niet om meer te vragen
Want ooit vindt de oceaan
haar kust

NICK DRAKE - TIME HAS TOLD ME

zondag 12 mei 2013

Als woorden van dronken Boerken

Dichter ligt in bad als een reptiel dat in de zon warmte tankt. Hij steelt rust en stilte. En tijd. En warmte aan het water om zijn spieren te strelen en zijn pezen te ontspannen en hij dommelt in en drijft weg als op het water dat breder is dan de oceanen en dieper en donkerder. Hij neemt een hap adem in zijn brandende longen en duikt onder tot hij weer ademen moet en telt de slagen van zijn hart onder water. Het water klinkt vol en dof en traag. De geluiden komen als woorden uit de mond van een Boerken die dronken is en lalt over vroeger en nu en straks en gisteren en het weer en de mensen en de beesten. 
Het water is heet.
Stil Meisje steekt haar voeten in het bad en trekt ze er terug uit. Ze kijkt hem aan en zegt dat dit zijn dood nog eens wordt. Hij lacht. 

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Een van die dagen.

Het was een van die dagen. 

Hij leeft nog. Achter hem branden steden en kermen mensen en huilen kinderen. De velden zijn verwilderd en alle bomen zijn gekapt. De dieren zijn gevlucht en de oogst is venietigd. Achter hem is de woestijn. Achter hem is het zwartste uur van de mensheid. Hij leeft nog. Hij ruikt de rook. Hij proeft de angst. Niet zijn angst. 

Het was een van die dagen. Blind stapte hij verder. Zielloos hakkend en kappend met mes en bijl. De bijl is zwaar. Zijn handen zitten vol blaren en de pezen in zijn voorarmen schuren als in zand. De spieren in zijn armen janken. Ze willen rust. Hij ruikt zweet en hij ademt de angst van anderen. Ben ik een spook? denkt hij. Een zwarte schaduw. Een schim. 

Hij kijkt om en ziet zichzelf. Het waren hondsdagen. De hemel loodzwaar. De wind bevroren. De lucht zwaar als water. Hij hapt. Zijn longen verdrinken.

Het was een van die dagen. Daarna werd het rustig.

"Wat schrijft gij toch allemaal?" vraagt Boerken, "en over wie schrijft ge eigenlijk?" 
Dichter haalt de schouders op en zegt dat het gewoon woorden zijn die uit hem gulpen als vanzelf.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Schaduwen zonder zon

Dichter zit als een standbeeld van zacht blank hout dat nog warm is van het leven aan de verweerde tafel met in zijn rechterhand een zwart potlood en met zijn linkerarm rustend omheen een wit en onbeschreven blad, starend naar buiten waar het grijs en waar Boerken bezig is op de weides met iets onduidelijks en waar Knorpot geknield als een biddende ouderling onkruid wiedt, allebei gekleed als was het winter. Hij schrijft niet en eigenlijk ziet hij het tafereel ook niet. Hij is verdwenen in een wormgat dat hem meezuigt naar andere plaatsen en tijden. Zijn lijf is moe. Zijn geest is dun en droog. 

De dagen zijn lang. Grijs. Kil als in de late herfst, als de winter de laatste restjes warmte inpikt. Diezelfde ongenadige winter wil dit jaar haar greep om de lente maar niet lossen. Dichter denkt niet. Dichter is niet. Dichter is leegte.

In de keuken rommelt Stil Meisje met potten en pannen en glazen en bestek. Ze zet thee en komt dan bij Dichter zitten en ze staart mee naar buiten waar Knorpot en Boerken in het schrale licht hun werk doen als donkere schaduwen zonder zon. 


Sent via BlackBerry offered by Proximus

vrijdag 10 mei 2013

Rode Zebra

"Dit brulde ik mee, maar dan in het Engels", zegt Knorpot, zittend buiten in het donker terwijl Smid in het rosse schijnsel van de oven een roodgloeiend hoefijzer neemt met een lange tang. Boerken kent het niet en Dichter herkent het en vraagt waarom hij dat meebrulde. "Was je dan ook zot? Of depressief?" Knorpot haalt de schouders op. "Het zei gewoon gigantisch foert tegen alles. Daarom?"

Kalmeermiddelen maken me nerveus
Ik vind geen rust 
Ga ik uit of blijf ik thuis
Zo heb ik me nooit eerder gevoeld


En dan zie ik uw lachende gezichten
Gij kijkt allemaal naar mij
Dokter, o dokter, ziet ge dan niet
Dat er iets met me scheelt?

Ik kan niet zeiken in het pisijn
Ik kan niet maffen in mijn nest
Er is geen vreten in de keuken

En ik kan niet leven in de living

En dan hoor ik uw stille stemmen
Ze babbelen allemaal over mij
O dokter, dokter, ziet gij dat dan niet
Dat ik niet meer de man ben die ik was

Ik kan niet leven in een living

In een living
In een living

En dan zie ik alle lachende gezichten
Ze lachen allemaal met mij
O dokter, dokter, kan je dan niet zien
Wat er met mij gebeurd is?

Ik kan niet meer
Ik kan niet meer
Ik kan niet meer leven

  
 
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Moe en samen

Samen bij de grote open haard. Dikke zwarte blokken liggen in de geel oranje gloed die de lucht dik maakt als pap. Onder hun vel borrelt hun bloed zachtjes.
Samen. Dat zijn Boerken, Knorpot, Zakenman, Dichter en Meisje. Ze hebben net hooi gelost. Veel hooi. Een hooiwagen vol. Lossen en stapelen, metershoog onder de open schuur. Samen. Ja. Ook Zakenman. Onhandig en meer niets doend dan werkend, maar hij was erbij. 
Hun neuzen zitten vol dik snot en hun longen piepen en hun strot en keel lijkt vol te zitten met honderden irritante vezeltjes. Hun huid kraakt en jeukt. Hun ogen tranen en ze niezen en snotteren en zeggen niet zo veel. Zakenman voelt zich voldaan en Boerken, die al een hele dag bezig is met zwaar werk, is moe. Dichter en Meisje zitten dicht tegen elkaar onder een deken. Dichter heeft zijn arm om haar. Als ze niet oranje zouden zien van de vlammen, zouden ze roze zijn van het warme bad en ze ruiken naar olijfolie uit de provence. Knorpot heeft goeie inkzwarte Italiaanse wijn geschonken in grote glazen zodat die vrij kan ademen. De wijn is stevig als steen. En koppig als graniet. Smaakt naar rijp fruit en noten en hout en kruidig en gaat over naar zuur heel even om dan bloemig fris te eindigen, denk je, tot de finale komt achteraan je tong die Dichter niet verwoorden kan. Ze zwijgen, dommelen in en drinken wijn. Ze staren in de vlammen. Ze weten dat wat ook ze zeggen, de woorden al gesproken zijn tussen hen, zonder stem en zonder adem. 



Sent via BlackBerry offered by Proximus

Rook

De lente die over de polder gezaaid was, gisteren, is verdwenen. Verjaagd door de herfst met kille natte wind en slijmerige regen. 
Boerken heeft geen goesting om te werken en hangt bij Dichter in het Donker Kot in een stoel en Meisje maalt koffie en de geur van vers gemalen bonen wandelt door de keuken in de neus van Boerken en doet hem honger krijgen. 


Zakenman komt binnen in een geur van tabak die botst met de geur van koffie en Meisje trekt haar neus op en vraagt Zakenman of die stiekem rookt en die lacht en zegt neen. "Maar ik heb wel even staan praten met iemand, die aan rookverbod geen boodschap heeft en graag een sigaartje rookt."

Knorpot, die in de keuken aan het rommelen was, komt erbij zitten en grijnst dat het grappig was Meisje te horen denken dat ze Zakenman betrapte en dat het bij kinderen dan meestal zo gaat, dat de geur van tabak onmiskenbaar is en dat het kind ontkent en dat de ouders het eerst geloven en pas na een tweede of derde keer achterdochtig worden en dan toch gaan kijken of er niets aan de hand is. En dan vinden ze een pakje sigaretten, maar is dat 'er een van die rokende vriend, die vroeg om dat bij te houden' en als dat kind een volgende keer weer thuiskomt in een bel van tabak en verhullend gespoten parfum en de ouders vragen of ze aan de adem mogen ruiken is het kind verbolgen en gekrenkt en vraagt het bozig of de ouders hem niet geloven misschien en rolt de schuld ineens zwaar wegend als een grote ronde steen hun richting uit en zwijgen ze beschaamd. Tot ze op een dag toevallig ergens op een plein hun kind zien, onhandig rokend en als ze het kind er 's avonds mee confronteren, is het alweer boos om dat achterdochtig gespioneer in een nieuwe poging die rollende steen van de wroeging weer in hun richting te krijgen, waarop vader witgloeiend wordt.

"Waarom vertel je dit zo ineens?" vraagt Dichter. Knorpot kijkt op. Zijn ogen kleuren stoffig. Zijn mondhoeken zijn dun en neigen omlaag. Zijn neusvleugels staan open. Tussen zijn wenkbrauwen groeven twee diepe rimpels. Hij kijkt en zwijgt en zegt dan "Weet ik veel."

Meisje fronst het voorhoofd, een beetje zoals Knorpot dat doet en gromt ook als hem en zegt dat ze wel weet waarom hij dit vertelt en dat ze het wel snapt. En dat de vergelijking nergens op slaat. 

Knorpot aarzelt niet eens en zegt dan opvallend zacht dat Meisje gelijk heeft, hij excuseert zich fluisterend en sluipt de keuken uit. 



Sent via BlackBerry offered by Proximus

donderdag 9 mei 2013

De Wijze en het paard



Dichter schrijft en zijn pen is aarzelend, steeds trager. en tenslotte valt ze stil. Die pen. Voorbij de plek waar ze bleef haperen, is het witte blad. Verpulverend leeg. Dit stond er, als hij had verder geschreven:

"Soms is met woorden spelen inderdaad worstelen. Hoe zou ik hem noemen? Namen. Hoofdletters maken de dingen soms zwaar. Ik wil hem niet De Architect noemen. Dat is te beperkend. Graag zeg ik De Schepper, maar die naam is al weg gegeven, dacht ik zo. En zwaar beladen. Graag zou ik hem bij zijn naam noemen, maar mijn personages hebben geen naam. Het zijn Boerken, Knorpot, Zakenman, Meisje, Buurmans, Filosoof.
Dus ik worstel. In mijn hoofd botsen wolken van gedachten zich tot torens, kilometers hoog klimmend, reikend tot waar de koepel niet meer blauw is maar zwart wordt en onderin hangen ze zwart en zwaar als overladen uiers vol dikke woordenregen. De lucht zindert. Geluiden worden hard en reiken ver. De aarde zoemt. En dan rommelt de eerste verre donder. En uit de donder komen antwoorden die niemand begrijpt. De Wijze.

De Wijze streelt het zwarte paard in de nek en buigt voorover en zijn voorhoofd raakt de manen. Bij Boerken stopt hij het paard zonder handelen en hij zegt Boerken, dat het paard gevoelig is, zachtaardig. Sterk, krachtig, machtig. En gevoelig. Boerken knikt tevreden, want hij kent het paard en weet dat De Wijze gelijk heeft.

Ze drinken rode wijn uit kleine limonadeglazen in de zon aan een houten tafel, beschermd tegen de wind door de hoge struiken en witte muren en ze kijken over de tuin met de es en de kastanjelaar en ze praten als de regen en de wind en de dageraad en de avond. Ze eten pizza uit de oven. Boven op het dak zitten mussen. In de stallen zit een stel zwaluwen. Op de weides lopen paarden. De tijd is vloeibaar."


Worstelen

Het goochelen met woorden wordt worstelen. Plukken wolk botsen in de hemel. Stapelen. Het gras groeit na de regen gisteren bijna zichtbaar. Er staan dunne plassen op de weide. Spiegelen de hemel. 

In de stallen kwetteren een stel zwaluwen. Man en vrouw kijvend op elkaar. Ze zoeken een plek om een nest te bouwen. De beslissing valt maar niet. Ze zitten er nu een week. Ze vliegen in en uit. 

Worstelen. Goochelen.
In de tuin.

In de tuin zit Dichter. Hij is stil en schrijft niet. De woorden komen niet. Ze zijn gestold. Dichter huilt zacht en krijgt het niet gezegd. De dingen in zijn ziel komen niet in woorden die zich tot zinnen weven, maar als brokkelige stenen.

De wind draait naar het Zuidwesten. Waait de tuin binnen zonder geur. Een merel zingt. Hij zit op het warme dak. De zon zaait uitbundindig. In het gras groeien gele bloemen. Dichter zit tegen de kastanjelaar en wacht op Meisje. Hij wil haar stem horen. Hij wil haar hand voelen. 



Sent via BlackBerry offered by Proximus

woensdag 8 mei 2013

Zon alweer

Dichter zit in de tuin in de vroege zon en schrijft zich een verhaal van troost:

"Ze strijkt neer als een zilveren schaduw. Een lichtstraal. De hemel is strak. Geen schram. De bomen bijna groen. De bladeren nog klein en licht van kleur. Aarzelend. In waterverf. Tussen haar vleugels draagt ze de zon. De vleugels zijn ragfijn. Broos. Bijna onzichtbaar. Haar schouders lijken breekbaar. Als dun hout. De zon is een vuurbol op haar rug. Ze raakt me met haar hand. Dauw. Fris. Haar hand is fris als de dauw. Ik kijk naar haar enkels. Ik voel haar vingers om mijn kin en ik hoor haar stem als fluisterend water die me vraagt haar aan te kijken.
Water. Zee. Haar ogen hebben de kleur van de zee. Blauw. Niet blauw. Groen. Niet groen. Grijs. Niet grijs. Dat alles. En niets van dat alles. De kleur van zee. Altijd anders. Vandaag is de zee zacht en mild. In haar ogen. Thuiskomen.

Welke kleuren breng je vandaag? 
Ik kijk haar aan en stel de vraag. Je bent een engel, wil hij zeggen en hij weet dat ze lacht en neen zegt, ik ben geen engel. Ik ben een mens. Maak mensenfouten."

De troost komt niet. De zon klimt hoger. Straks draait de wind naar het Westen en komt de regen en de kou van de zee.

Sent via BlackBerry offered by Proximus


dinsdag 7 mei 2013

Ergens stilleven

Ergens en ooit. Een laatste keer. Als zoveel mooie dingen. Die mensen zo dikwijls samen beleven. En dan. Dan. Dan is het gedaan. Het keert niet meer weer. Het was een laatste keer. Die laatste keer. De mensen die er bij waren, die laatste keer. Wisten. Het. Niet. Niet.

de hemel regent. Het is grijs. Iemand valt. Valt in slaap. Schok. De slaap. Kort en intens en absoluut.
Diep, verdwalend in een tuin. De zon doorheen de ramen als in het spreekwoord. Even wandelen. De knotwilgen langs een hoefijzer van water.. Een laatste keer. Onbewust. 

Iemand ooit ergens. De zon in een sluier. Rechts de steenweg. Links het verse groen van lente. Het verkeer is bedwelmend. Als hij uitstapt neemt een vrachtwagen hem mee. De klap. Zou die dodelijk zijn? Zou het pijn doen. Is er licht dan? Zie je jezelf liggen in een rare plooi op het asfalt? Kijk. Daar lig ik. De zon wamt de lucht tot dikke pap. 

Godot

Dichter schrijft

Vandaag. Ik schreef. Twee boodschappen. Niet. Niet.

Niet in een fles. Ik doe geen dingen in een fles. Ik leeg flessen. 

Ik kijk naar buiten. Het is er donker. Warm. Een onweer in de verte. Wolken lichten op. Weerlichten heet dat. Ik hoor geen gerommel. Twee teksten. Geen antwoorden. Alweer niet. Iedereen is een priemgetal. Ik ben er een. Het maakt niet uit.

Ik dobber. Ik ben in een boot. Op de oceaan. Op mezelf terug geworpen. De teksten. Als niemand antwoordt heeft niemand gelezen. 

Leg je je ziel er in? Vraagt iemand. Mijn hele ziel.

Sent via BlackBerry offered by Proximus