zondag 30 juni 2013

Gedicht aan zee

Vandaag liep Dichter aan Zee. In gedachten. Hij was erheen gevlogen. 

Je moet het gewoon doen. De lucht zijn gewoon knikkers, net als water, maar dan dunner en fijner. Ze dragen je als je maar licht genoeg bent er gelooft dat het kan. Je legt je voorover, spreidt de armen en de vingers en laat je lijf dragen op de lucht en de thermiek, sturend en hoogte winnend met je armen en vooral je handen en vingers. 

Dichter was naar Zee gevolgen. Hij was opgestegen in de polder en had dan de Trage Stroom gevolgd tot hij in het Noordwesten de Zee had gezien en naar links was gevlogen tot het strand. Daar was hij geland. Op het zand. Het zand was droog en warm en vaal geel. Bijna wit. Het strand was leeg en de wind was zacht en mild en bracht Meisje als een gefluisterd woord en Dichter reikte haar de hand en ze wandelden en het leken uren en dagen en weken en het had geen tijd op de duur en de zon bewoog niet en de wind verdween en ze vertelden elkaar hun verhalen zonder woorden en tot slot gaf hij haar een zachte zoen op het voorhoofd en vloog weer naar de polder in het achterland. Langs populieren en wilgen. Kerktoren en steenwegen en hoge dijken.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

zaterdag 29 juni 2013

Onder de wolken

Onder de bomen. Onder de wolken en in de wolken en in de bomen. Daarna volgt de stilte. Ik wandel naar ergens en onderweg verdwaal ik. Over de Trage Stroom hangt mist in de winter. Het is nu zomer en de lucht bibbert in de zon. Ik tel de bladeren aan de bomen en blijf zo lang tellen tot ik de tel verkies. Het is een lang verhaal. Niemand hoort het en niemand luistert. De wolken bollen. De lucht duwt ze omhoog. Ik heb honger en dorst en ik wil slapen. Nog iets?
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Dromen

"Bouw een vlot, een boomhut, een vliegmachien, een zeepkist en dans met de wolken en flirt met de zon en was je in de regen en zing een aria tegen de zee en fluister je verhaal tegen de duinen en vlieg met de Jan-van-Gent over de oneindige oceanen met de wind die nooit rust en adem het leven met volle teugen. En bovenal: bemin!"
Boerken grijnst en Knorpt gromt opgewekt en Meisje zweeft  in witte dunne kleding over het frisgroene gras en de zonnestralen vergeten haar een schaduw te geven en tijd en ruimte verdwijnen in Dichters dichten.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

woensdag 26 juni 2013

Weg

Ik zit langs de kant van de weg in de auto en hoor hetzelfde ochtendnieuws en duiding voor de derde keer en blijf me verbazen over de absurditeit hier en daar. Het is te vroeg op de ochtend om me daar in te ergeren en ik drink thee uit een grote stainless steel mok en sluit de ogen en wat de journalist me in de oren blaast vervaagt tot wolken die mistig om en in mijn hoofd hangen en zacht regenen. Met de ogen gesloten knabbelen de laatste restanten van de slaap zich warm in mijn lijf en hoofd.
Alles wordt ver en klein en zacht en dichtbij en bot en wattig en daarna verdwijnt het.
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Ochtend

Boerken geeft de paarden water. Helder klaterend water dat uit lange aan elkaar verbonden slangen wordt aangevoerd. De paarden staan geduldig, het hoofd een beetje schuin, te wachten. Eens de emmers vol zijn, drinken ze. Ze houden van vers water. Boerken klopt ze zacht in de hals en zegt hun namen. Een teder gebaar voor een ruw mens. Niemand ziet het en Dichter bedenkt het als een beeld dat hij schrijft in zijn ruwe handschrift. In het Donker Kot geurt het  naar Thee met verse munt, gunpowder blaadjes en zoethout. Meisje komt naast hem staan en schenkt hem de verse thee. Ze legt haar hand op zijn schouder en wil wat zeggen en zwijgt. Hij legt zijn hand op haar hand op de schouder, de arm gekruist voor zijn borst, de elleboog rustend op de tafel naast zijn schrijfsels en zwijgt. De dag is een stilleven.

Ergens op een snelweg in een land tussen twee steden en onderweg naar een stad in een land waar hij een voordracht houden mag, glijdt Zakenman in zijn bolide over het asfalt en in zijn hoofd bruisen honderden gedachten tegelijkertijd. Hij is nooit tevreden. Hij zoekt steeds nieuw en beter en hoger en sneller. Hij overloopt in zijn hoofd wat hij straks vertellen zal en boven de horizon voor hem duwt de zon haar licht in het duister dat opgevreten wordt, genadeloos. 
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Woorden in zand

Ik loop door het zand van het strand en waar ik voorbij kwam schrijven mijn voetsporen een eentonig verhaal dat gewist wordt, woord per woord, door het opkomende water en de dunne glasplaat zee die telkens heen en weer glijdt over het strakke strand. De wind fluistert andere woorden die harder klinken en vaster en dwingend vervliegen nog voor ik ze kunnen grijpen heb om ze vast te houden in mijn hand om ze te lezen en begrijpen en ze te vatten. Soms grijp ik er een, dat ik lossen moet om een volgende te grijpen, zodat ik het vergeet en geen zinnen bouwen kan. Mijn adem blijft woordenloos en mijn bestaan leeg en kil en donker als de schaduw van de nacht. 
De nacht sluipt over de duinen het land in met gapend open mond en de avond zwemt er argeloos in en sterft dan plots in een laatste flits. 
Ik wandel naar de duinen en zoek er een plek en laat de slaap mij nemen.
De slaap neemt me niet en ik lig wakker in de nacht die me niet omarmen kan en troosten. Troosteloos tel ik de uren. 

Alles is balans.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Alleenzaam

"Ik kniel op het zand van het strand en rust op mijn hielen, mijn tenen gekromd in de natte aarde die fijn voelt en warm en ik leg mijn voorarmen neer en tenslotte rust mijn voorhoofd daar waar het water de kust raakt en het kille water schrikt me wakker. Ik sta op en het zand plat aan mijn knieen en armen en mijn voorhoofd als de korsten van een schaafwonde. Ik stap alsof ik geen macht heb over de eigen benen wankel naar de duinen en daar zoek ik de luwte van de duinen en het duister uit de zon en de kilte van de schaduw. Het voelt niet veilig. Het is er koud en alleen en stil. Het is mijn plek geworden. Ik vertel mezelf dat ik er alleenzaam ben en ik weet dat dat een leugen is, maar soms zijn leugentjes er om bestwil, ook als je jezelf wat voorliegt."
Dichter legt het potlood neer. Hij zit onder de Es. De hemel is grijs. In de verte ruisen de populieren in de Noorderwind. Het licht is scherp. Dichter leest niet wat hij schreef. Hij kent de woorden. Het zijn de zijne.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

zondag 23 juni 2013

In de zeilen blazen

"Dat verhaalke van uw zeilers", zegt Knorpot tegen Dichter en de bel stilte barst in een veelkleurig vet plasje op de zwarte vloer van het Donker Kot, "ik heb het gelezen en ik denk dat ge zelf niet zo best begrijpt wat ge daarmee allemaal zeggen wilt. Ik ook niet. Maar ge mist een zeiler. Die zoals ge zelf soms zijt. Als het over u en Stil Meisje gaat. Ge mist de zeiler die de wind vraagt om te draaien. Die de wind smeekt en bidt om te keren. Die vloekt en jankt en schreeuwt en jammert tegen de wind. De stomme kloot."
Boven de velden bij de Trage Stroom hangt zwaar en donker de lage hemel die de wereld klein maakt en duister.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Metser en druivelaar

Ik ben Dichter, misschien heet ik ook zo. Feit is dat mensen me zo gaan noemen zijn, ook al dicht ik zelden. Ik ben een metser, net als mijn grootvader. Hij met voorgebakken stenen, ik met voorgebakken woorden. Ik leg ze naast en boven elkaar en soms komt daar een zin uit die me tevreden stemmen kan. Zeer zelden. Mijn leven leest als een druivelaar op de kalkrijke grond die naar het Zuiden kijkt boven een smal kronkelende blinkende rivier van glas diep in de U van de Vallei.  
Sent via BlackBerry offered by Proximus

zaterdag 22 juni 2013

Komkommergroen

Het licht dat door de ramen naar binnen valt is diep komkommergroen. Boerken gaat naar buiten, vloekend omdat het regent en maar dertien graden is op de tweede dag van de zomer of de derde, want Boerken weet het niet zo zeker. Twee merels trekken een grillige zwarte roetlijn over het canvas van gras en de regen is dun en gejaagd door de wind. Boerken trekt zijn hoed diep over de ogen en stapt met de handen in de zakken naar de weides.

Op mijn schoot ligt een tijdschrift waaruit een hagedis komt geschoven, eerst als een 3D illusie, maar dan wordt die echt en raakt zijn tastende tong mijn vingers en ik los verschrikt het tijdschrift, mensen maken ruzie rond een vergadertafel en ik snijd de spanning met een aardappelmesje. Ik leun achterover en neem niet deel. De razernij rond de tafel jaagt mijn bloed pompend rond en mijn hart raast en mijn kop barst en om mijn borstkas spant een metalen steen. De hagedis kruipt over tafel. Iemand stapt in de lift en ik kan er niet bij. 'Sorry' zegt ze. De lift glijdt dicht en ik wil nog wat zeggen maar mijn mond is leeg en mijn adem is verdwenen. Daarna is de lift leeg en elke verdieping eveneens en ik zoek haar en blijf zoeken en de leegte die ze liet is een blok wit marmer en mijn wanhoop snijdt als gebroken glas doorheen mijn blote voetzolen en dan houdt het op.

Buiten regent het dun en de wind jaagt flarden zee over het land.
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Herfst

De zomer lijkt voorbij nog voor die begonnen is omdat elke dag en elk moment absoluut is en wij, mensensoort, met ons krokodillenbrein, gevangen zitten in het hier en nu. Het verleden stockeren we in ons geheugen zo goed en zo kwaad we dat kunnen en de toekomst vangen we in hoop en verlangen of angst voor wat komen gaat. En alles doen we hier en nu. De zomer is voorbij vandaag. De herfst stormt razend en ongevraagd de tuin binnen om er aan de bomen en de daken te rukken, om in het gras te spelen en met de eerste dorre bladeren van de kastanje en de es die woordenloos deinen in de wind. Verre geluiden waaien aan en brullen de geslotenheid aan flarden. Een kraai landt op een hoge paal. Een merel wipt over het gazon. Een meesje gaat schuilen in de struiken die bulderend fluisteren als de lucht krachtiger over de polder rolt. In de verte regent het. 
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Hou me vast.

"Ik geloof in de kracht van woorden", zegt Dichter ineens en zijn woorden zijn als een bijl in het jonge hout van de stilte in de kamer waar ze zitten tussen muren en gevangen in zichzelf en dit leven. Knorpot kijkt op van zijn krant waarin letters de polonaise dansen als steeds en Meisje legt voorzichtig als het eerste ochtendgloren glazen en borden en messen en vorken op de verweerde tafel want het is noen en hun magen zeuren om eten. Zakenman zit verderop met zijn smartphone die de spil is van zijn kleine grote gore wereld. "Komt Boerken ook?" vraagt Meisje en haar stem is vallende sneeuw. Ze aarzelt en zet dan toch het vijfde bord op tafel en net dan duwt Boerken in een volle bel van vers hooi de deur open en de Noordoosten wind blaast de eerste herfstige bladeren naar binnen en de kilte van de verre fjorden. Het ruikt er naar bomen en gras en oranje en geel en blauw. Veel blauw.
"Zeg me dat het goed komt", zegt Dichter. Hou me stevig vast en zeg dat het goed komt. Genees me. Troost me." Hij legt zijn hand om haar pols en kijkt op. "Ik schrijf je een gedicht. Het is een warm rood geschenk en het smaakt naar aardbei met munt."

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Groene goudvissen en Steve Jobs



Gisteren was het midzomernacht en helder. Er stond een bijna volle maan. Ik liep door de zilverzwarte straten van een stad. Het had een hele dag geregend en het was kil nu de wolken verdwenen waren en de weinige warmte van de dag vrij ontsnappen kon in de leegte van de kosmos.

In het schijnsel van een oranjegeel straatlicht, stond een man. Ik herkende hem meteen aan zijn zwarte coltrui en zijn baard en bril zijn ietwat onhandige houding. Hij zag er goed uit. Voor een dode. In de verte kroop een laatste trein langs de gevels van de hoge huizen. De man in het licht rook een beetje duf en zijn ogen leken dof. Zijn coltrui zat onder het stof.

“Ben jij het?”, vroeg ik, onzeker.

“Ja”, zei hij, “Als je vraagt of ik het ben, ja, ik ben het. Wie anders?”

Ik zag de absurditeit van mijn vraag in, zei “Dag Steve” en ik zweeg. En dacht. Had uit dit wormgat geen Marilyn Monroe kunnen stappen, of Leonardo Da Vinci, Vincent Van Gogh met een fles absint, of een van mijn grootouders? Wat moest ik met hém? Ik zweeg. Te lang.

“Ik ben zakenman”, zei ik na de stilte die op de duur als een blok massief graniet tussen ons stond en mijn woorden beukten zich spetterend te pletter. Uit de hemel zwommen groene goudvissen die liedjes zongen over regendruppels die op mijn kop blijven vallen. Het stille graniet smolt tot een trage stroom van stroop waarop mijn woorden als een in kano zouden dobberen onder de maan. In het diepst van mijn gedachten. Ik sprak en mijn zinnen slenterden de juichende stad in: “Ik help bedrijven om betere ondernemingen te worden. U bent mijn lichtend voorbeeld. U bent het niet. Ik zou uw geheim willen kennen, beste Steve. Vertel het me en ik zal rijk worden. En beroemd en gelukkig.” Ik zei bijna: ‘zoals u’, maar zijn roestkleurig herfstige blik verhinderde dat. Hij keek me aan en zijn glimlach was rood zelfzeker en triest als dunne karnemelk en uit zijn mond slopen mijmerende mistslierten in de ochtend en ze werden woord:

“Het leven en bij inbreiding het zakenleven is een zeilwedstrijd, en de wind keert voortdurend en is onvoorspelbaar.

De eerste zeiler vloekt en tiert dat de wind grillig is en verliest al zijn energie aan dat geklaag en gezaag en meteen ook de wedstrijd.

De tweede zeiler is geduldig en wacht tot de gunstige wind weerkeert. Soms tevergeefs. Hij verliest wachtende.

De derde zeiler, echter, past bedreven de zeillen steeds weer aan bij elke nieuwe wind en lijkt te zullen winnen.”


Er viel alweer een stilte en in deze plooi van tijd en ruimte voelde ik dat het verhaal niet voltooid was en een auto reed door een plas vloeibaar fluisteren en ik zei “En?” want zo wou ik de conversatie gaande houden voor Steve weer naar die andere wereld vertrok aan de zijde van nergens en nooit. Uit de grond groeiden gele tulpen die zich om mijn benen wikkelden als roestig prikkeldraad als Steve verder ging,ineens:

“Je zou denken dat die laatste zeiler wint, maar dat is niet zo. Dat was de oude economie. Ik was de vierde zeiler en die wint, altijd. Hij is degene waarvan de mensen geloven dat hij als eerste de eindmeet bereikt doordat hij zélf beslist waar die ligt. Meer zelfs. Er hoeft geen eindmeet te zijn. Winnen is voldoende. Hij hoeft niet eens te zeilen. Je moet niet denken dat een zeilwedstrijd gaat over zeilen. Het gaat enkel en alleen over winnen. De mensen betalen met plezier de vierde zeiler opdat hij hen overtuigend zou laten geloven dat hij wint, want mensen houden van winnaars en dus wint hij. Altijd. Want hij bepaalt wat winnen is. Mensen betalen de winnaar graag om te winnen omdat ze van winnaars houden, omdat ze er zich zelf beter bij voelen. Dat is de moraal van de parabel van de zeilwedstrijd.”

Die vorige nacht was kort. Een paar honderd hartslagen lang. De woorden die Steve gesproken had waren zoete paarse rook om mijn hoofd en als die was verdwenen met het eerste aarzelende licht in het Oosten ging ook Steve weer verder met zijn Leven na de Dood. Hij zei nog “De groeten aan Bill” en droogde op als een plas op het strand en was toen verdwenen. Ik vergat hem te danken. Zijn woorden waren glazen knikkers geworden op de straatstenen en ik stapte voorzichtig de dag in.

Ik keek op mijn iPhone en zag dat het nog 5 uur worden moest in deze stad aan de trage stroom in een land bij de kille zee. Tijd voor wat gebakken aarde. Aan het recept voor lucht ben ik nog niet toe.

In mijn hoofd zonk Atlantis in een zee van glazen knikkers.

vrijdag 21 juni 2013

Mier


Knorpot
leest wat Dichter geschreven heeft en gromt: ge denkt toch niet dat ik ook maar geloof dat gij denkt een mier te zijn, stuk triestigaard.

ik zit op de top van de hoogste duin in mijn wereld, die zo ver reikt als ik zien kan. Ik kan de wereld niet beheersen. De wind ontsnapt me. En de regen. En eb en vloed. Het humeur van de zee. De wereld om me heen beheerst mijn leven. Als het stormt moet ik schuilen en als het regent word ik nat op het strand. Bij eb vind ik drijfhout en mijn gemoed gaat op en neer met dat van de zee en haar woede, liefde of tristesse. 
Ik zit op de top van mijn wereld en voel me klein. Naast de zee is iedere mens klein en nietig. Ik ben een mier. 

"Je bent geen mier" zegt het Meisje van de Zee tegen de Jongen die in de duinen leeft, "waarom denk je dat?" Haar stem klinkt zacht en open en oprecht en jongen aarzelt en kijkt weg en fluistert wat hij niet graag zegt, wijzend op de mieren die vergeefs tegen het glijdende droge zand proberen te klimmen, ergens heen.
"Ik hoor het als je praat. Ik voel het als je aanzet tot praten, ik adem je fluisteren. Soms richt ik me tot jou. Droef of vrolijk. Hoog of laag. Boos of verdrietig. Smekend of gebiedend. En dan lijk je me niet te horen. Ik blijf dan praten en roepen en tieren en fluisteren en brullen en janken tot mijn woorden een duin vormen van letters en woorden en zinnen. Dan denk ik: ze hoort me niet. Ik ben dus geen mens. Kijk. Ik ben als die mieren, ik probeer mijn berg met woorden te beklimmen. Als je spreekt horen zij jou, maar jij hoort hen niet. Daarom voel ik me een nietige mier."

Meisje kijkt hem aan en haar ogen zijn als de zee bij herfst en peilloos diep is de ziel achter haar kijken en de Jongen voelt zich verlegen en durft niet te kijken. 

Ze legt haar hand op zijn schouder en fluistert met de wind. 


donderdag 20 juni 2013

Chicago

"Ik mis Chicago", zegt Knorpot ineens en uit het plafond sijpelt een gele melodie. Een filmster in een straat. Een viaduct over vuil water. Een goudvis. Een witte kamer met gesloten gordijnen en gillende stem zonder klank. De vloer is een holle golf. In de hoek een teddybeer. Zomer op het strand. Een droom in de handpalm geschreven 


geschreven met woorden die niemand leest. Hare majesteit kijkt me streng aan en pruilt de mond 

de mond die eet en ik sla de ogen neer en kijk naar de vloer die glanzend terug grijnst. Grijns ik? Dat ben ik niet. Ik ben een gebroken spiegel. Ik knipperlicht. Ik ben de negende droom. Ik droom de negende droom. Ik wil die vertellen en nog voor ik hem vergeten ben, luistert niemand. Ik besta niet.

Dat is de conclusie. Ik ben verdwenen. 


Sent via BlackBerry offered by Proximus

zondag 16 juni 2013

Dichter tot as

In de tuin staat een boom en die boom is de as van de wereld. Dichter zit wat verderop in het gras dat zijn wonden likt en kijkt hoe de zon zich nestelt in het lover van de boom en zich te rusten legt in de V van twee zware takken. Dichter schrijft de woorden opdat het zou geschreven staan en het gras groeit in zijn huid en de zon straalt uitbundig en hij knijpt zijn ogen tot spleetjes die tranen.

Er hangt een touwladder aan de boom. Dichter kruipt in de boom en verbrandt er tot as zo dicht tegen de zon en hij dwarrelt als gloeiende witte sneeuw op het gras, waar de vlokken sissend zwarte tekens schroeien.



Sent via BlackBerry offered by Proximus




Tuinman

Tussen de tuin en de paarden in zit Knorpot op een lome zondagmiddag die gevangen zit onder een dikke laag grijze wolken. Een bel hete lucht schuift tussen hemel en aarde vanuit het Zuiden en de bladeren van de Kastanjelaar en de Es bewegen amper. Een suskewiet zingt de eigen naam. Op het dak van de schuur zit een merel en zijn melodie klinkt helder gezwollen en van brons. Hij vliegt op en landt op het gras dat diepgroen is en zoekt er iets te eten. 

Knorpot heeft struiken gesnoeid vandaag en net als Dichter woorden bij elkaar schrijft en ze zorgvuldig tot zinnen bouwt en schaaft, snoeit Knorpot het groen tot strenge en dan weer speelse volumes. Hij heeft daarbij geen plan. Net als Dichter bij het schrijven, waar de woorden de leiding nemen en hem dicteren waar de zinnen en het verhaal heen gaat. Zo vertellen de struiken en de bloemen en de bomen met hun takken en lover en het licht en de schaduwen over het grasveld hoe de tuin vorm krijgt. De tuin is nooit af. Dit stukje wel.
Sent via BlackBerry offered by Proximus




vrijdag 14 juni 2013

Tuinfeest





In de tuin tussen de bomen woont de zon in het lover en ze is uitbundig en speels. Ze verstopt zich en dan glanst ze je heftig in de ogen en schroeit ze je huid om weer schaduw te worden en een belofte die tussen de bladeren duikt en in de takken gaat hangen. Het gras blinkt als helder water in een groen meer waarop de bomen drijven als hoge schepen in de zachte avondbries en het gras deint en golft en danst en zingt en juicht parelend en sprankelend en klaterend en fluisterend ingetogen en Dichter ligt op de aarde en ademt de avond en is de spil van de wereld.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Zee, deel 4

De Zee is een glad gestreken blauwig dun laken vandaag. Dun geweven en doorzichtig gespannen boven een lichtbron op de bodem. De wind staat strak uit het Zuidoosten en waait de geuren van mensen, dieren, gras, bomen, kruiden en gewassen over de toppen van de duinen. 

Ik zit aan de kant van de Zee en dus uit de wind. De zon staat links van me en maakt de duinpan warm en ik koester me terwijl ik aarzelend een paar woorden schrijf op een papier. Ik schrijf een zin en wik en weeg zorgvuldig elk woord en hun volgorde. Daarna rol ik het papier tot een kleine koker en stop die in een lege heldere fles die ik sluit met een kurk. Vanavond, als de zon verdwenen is en het strand zich kleedt in donker en eenzaamheid, ga ik de fles in zee leggen. Voor Meisje.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

donderdag 13 juni 2013

Regendag

Boerken is in goede doen. De wereld is grijs. De wolken drukken de polder plat en het regent zonder ophouden en mals. Boerken vloekt en miljaart niet. De weides lagen droog en werden schraal en kaal. Nu slorpt de aarde dorstig het verse water en drinken de graszoden zich gulzig vol. De paarden staan met de kont tegen de wond en grazen niet. Ze kijken. Naar iets.

Boerken staat bij de omheining in een oliejas met een waterdichte hoed op zijn hoofd. Als hij iets omlaag kijkt, loopt er een straaltje vanaf de rand van zijn bruinvuile hoofddeksel naar de grond. Boerken staat bij de weides en kijkt naar de paarden. Hij grijnst en niemand ziet het. 

Straks, als hij het Donker Kot binnen gaat, babbelt hij met Meisje en zoekt hij ruzie met Knorpot, leest hij een stukje van Dichter dat hem raakt, of niet, laat hij zich meevoeren met de grootse verhalen van Zakenman en daarna gaat hij naar de weides en haalt er de paarden een na een binnen om de nacht binnen te staan. In de stallen. 

Het regent. De regen is een ritme. De hemel is laag. Hij heft de schouders hoog. De wereld rolt voorwaarts en langzaam en aarzelend en valt dan stil gestremd in de regen en de verse modder. De polder en de hemel erboven scheuren los zonder geluid. 



Sent via BlackBerry offered by Proximus

Zee, deel 3

De wereld is grijs. Vandaag is die grijs, zegt u, en morgen is er weer zon, of overmorgen. Dat komt omdat u mens bent. Ik ben een jongen die aan Zee woont in de duinen en voor mij is de wereld wat die is. Hier en nu. De wereld is grijs. 

De hemel regent. Niet heftig, maar koppig en aanhoudend. De hemel is laag. Boven water vouwen hemel en Zee samen. Twee lagen van hetzelfde grijswollen en kletsnatte kille weefsel. Verzadigd met water. De wereld is grijs en regen. 

Hoog op de duin tussen het naaldscherpe gras zit ik tegen de ruwe wand van wat mijn hut moet worden met een zeil over en om me heen als. Ik zit met de met een knie onder mijn kin. Het andere been heb ik onder me getrokken en met beide handen samengevouwen hou ik het staande scheenbeen tevig tegen me aan. Zo kijk ik naar de plooi in de ruimte waar Zee en hemel een worden in grijs. Ik heb kou. Het heb het koud.

In het zand voor me staat twee voeten, die slank zijn en sierlijk enkels hebben. Ineens. Als uit het niets. Ik kijk op en daar staat Meisje voor me.  Haar haren en jurk en huid zijn nat van de regen en ze rilt van de kou. Haar ogen hebben de kleur van de Zee en de hemel. 

Ik hef het zeil en maak plaats. Ze komt naast me zitten en op haar gelaat verschijnt een glimlach die me hele verhalen vertelt die ik onthou om ze later opnieuw te lezen en haar ogen worden groenblauw als de Zee op een zonnige lentedag. Ze zit naast me, kijkt me aan, lacht verlegen en leunt met haar schouder voorzichtig tegen me en ik leg mijn linkerarm om haar heen en voel hoe het rillen langzaam verwijnt en ze tot rust komt. 

We zitten samen onder het zeil en we kijken over Zee en we spreken niet, bang dat woorden het bevroren beeld doorbreken en de tijd weer gaat lopen. We fluisteren elkaar zonder woorden en we luisteren. Ze heft haar rechterhand en zoekt mijn linkerhand die op haar linkerschouder rust en ze raakt mijn aarzelende vingers met de hare die tastend verkennen en zacht strelen. 

Ik sluit de ogen en als ik ze open, later, ben ik alleen onder het zeil. Om me heen in het donkere zand staan geen voetsporen. Mijn linkerzijde gloeit zoals een muur op het Zuiden in de eerste uren van de nacht. "Ik mis je" fluister ik zonder woorden. 

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Zee, deel 2. De Denker van Rodin.

Morgen timmer ik een dak. Of volgende week. Of op het einde van de zomer. Het is niet dringend. Als het regent schuil ik onder het zeil dat ik op het strand gevonden heb. Er staan  letters op en cijfers in het groen van olijven. Het zeil is katoenwit, zwaar en waterdicht. Ik kruip er onder en laat de regen roffelen tot ik in slaap val in het zand. 
Na de regen komt de zon. Dan lig ik op het zeil en laat mijn vel schroeien tot leder dat ruikt naar kastanjes. Zout op mijn huid. Ik laat me veroveren door de slaap en verdwijn van de wereld en de wereld verdwijnt. 
Als ik diep slaap komt Meisje bij me zitten. Ze kijkt naar me. Ze laat haar vingers over me glijden. Ze voelen als de lome wind . Ze zijn zacht. "Je slaapt met je ene hand aan je gelaat. Je bent een slapende Denker van Rodin", fluistert ze me door het duingras en in het ruisen van de brekende golven op het strand als ik wakker word en zij verdwenen is. Haar fluisteren is van kant. 

Ik ben wakker. Mijn ogen spieden over het lege strand aan de voet van de duin. Ik zoek aangespoeld hout. 

Ik sta op het strand. Op blote voeten. Het zand onder me kruipt weg als een glad reptiel en ik zak wankel in mijn eigen afdruk. Een dunne schil water ligt als vloeibaar glas over het zand. 

Ik raap een plank die ruw voelt en zwaar is. Er zit oranje gerafeld touw omheen en een hakerig groenig stuk net. Ik voel hoe Meisje naar me kijkt en ik kan haar niet vinden. "Hoe heet je, Meisje?" fluister ik de Zee toe. Dunne wolken glijden over me heen. Ik ben de Denker.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

woensdag 12 juni 2013

De melkweg

De melkweg en daaronder ik tollend en de mensen. De zondaars en de heiligen. Het woud brandt. Het regent elke nacht. Ik lig wakker. Stenen in een rivier. Ik ben een prediker. Ik ben de maan. 

Overdag zijn de luchten zwaar en traag gejaagd. Rondom mij gezichten en nergens vind ik troost. Morgen is een ander gisteren. Je kijkt dwars door me heen. Ik sterf in mijn dromen en daarna sterven de dromen. 

Het komt eraan. Het is gezaaid. Honing die druipt en klaterend lacht. Je praat. Ik woon in je stem en voed me met woorden. Jouw woorden. 

Wrakhout. Zinkend schip. Je armen om me heen mijn armen om je heen. We zijn de spil. Rond ons het alles en altijd. Zandkorrels tot duin geblazen. Gedragen door de zee. Geschreven door de wind. Kruipend in het land. Weg van zee. 

Een klaproos van juichend rood op een stengel van verlegen groen en intiem witzijden dons tussen genraakt beton. Mensen? Mijn handen zijn koud en ik kniel. Je troost. Je troost me. Je laat me huilen. Je handen om mijn hoofd. Tien vingers in een gebaar. Ik zwijg.

Ze is een berk op de heide. Ze is een golf die breekt op het strand. Ze is de geur van zout. Ze is een verhaal zonder begin en einde. Ze is het verhaal.




Sent via BlackBerry offered by Proximus

De Zee en Mijn verhaal in 55 woorden

Drijfhout.

Planken sneeuwgrijs als zout. Voetsporen brachten nagels en een hamer.
Ik zit op de hoogste duin bij mijn hut die kraakt als de wind haar streelt.
Achter mij het land met torens die de hemel scheuren.

Ik adem Zee.

Mijn ogen tekenen de lijn tussen Zee en hemel waar Meisje woont waarom alles begon.


Zee deel 1

Mijn hut krijgt vorm. Ik vind drijfhout. Planken die sneeuwgrijs zijn en naar zout ruiken. Takken die gezandstraald lijken door Noorderwinden. Soms zie ik voetsporen in de duinen en liggen er planken en nagels. Een hamer. Zwaar. En een roestige zaag. Iemand is me goed gezind. 
Ik zit op de hoogste duin. Daar, wat lager, dichter bij de Zee, die zo heet, bouw ik mijn hut. Ze kraakt en rammelt. Ze tocht en ze zucht. Ze beeft en ze wankelt. Als de wind haar streelt, haar aait of haar slaat of beukt. Ik tuur over Zee. Mijn ogen trekken de lijn tussen Zee en hemel en ik noem dat Einder, zoals de mensen dat doen.

Achter mij ligt het Achterland. Dat ik achter me heb gelaten. Ik zie de kleine huizen. De dorpen herken ik aan de scherpe torens van hun kerken die de lage wolken kerven. Dieper liggen de steden. Ik mijd de dorpen en de steden. Ik adem de adem van de Zee.

Aan de Einder woont Meisje. Met wie het begon. Allemaal. 

Ze wandelde over het strand. Neen. Ze wandelde niet. Ze liet geen voetsporen na in het natte zand. Ze was er. Ze verscheen niet. Ze was er niet meer. Ze verdween niet. En ze fluisterde me met de wind in het duinengras en ik probeerde haar woorden te vangen en besloot hier te blijven. Ik vond een plank en nog een en zocht een plek. In de duinen.

De zon is van melk. De zee is een canvas van drogende olieverf. Blauw met groen en veel zwart. Straks schrijf ik er wit doorheen. Voor Haar, die ik Meisje noem. 
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Schrijven. Over Zee

"Waarover gaat je verhaal?" vraagt Boerken aan Dichter en in zijn woorden ligt warmte. Meisje is in de keuken bezig met kruiden en thee en Knorpot is aan het wieden onder de melkwitte zon. 
"Over een jongen die aan zee is en er een meisje ziet lopen langs het strand. Het strand is leeg en het zand is donker en nat en toch laat het meisje geen voetsporen na en verdwijnt ze aan de einder alsof ze er niet was en de jongen hoort haar fluisteren in de wind die langs het duingras streelt en besluit daar te blijven. Hij bouwt zich een hut in de duinen met wat hij vindt op het strand. Hij vervreemt van de mensen die wonen in de dorpen en steden in het achterland. Hij schrijft brieven en gedichten voor meisje die hij in flessen stopt. Na verloop van tijd komen de mensen, die de flessen vinden, en allemaal denken dat de boodschappen over henzelf gaan, de jongen zoeken."

Sent via BlackBerry offered by Proximus



dinsdag 11 juni 2013

Diepte

Ik drink mijn espresso en kijk. Mijn voeten in de lucht. Op een terras. Alleen. 
Zwarte lijn. Een vergezicht achter beton. Ik kijk niet om. Ik ben een steeg in een achterbuurt. Voeten in de lucht. Koffie op een terras. Alleen. 

Mensen op een hoopje. Een terras vol mensen. Ik was een planeet. Een aardappelvreter in bruin groene olieverf. Op de bodem van de poel. Heel alleen. 

Ik ben die ene. Ik ben de ene. Op een terras in de zon. Met een espresso. Een sliert asfalt. Een slok beton. Een bevroren moment. Een gestorven melodie. Het ritme van de wolken. 

Ik kijk naar de wereld. Die draait. Ik kijk naar de vloer. Die moet geveegd. Ik kijk naar de lucht. Die is vol wit. Slapeloze nacht. Gebroken vleugels. Nacht in zwarte veren.

Tweemaal. Ik ben mens. Ik ben een piano. Iemand speelt een lied. New York en Las Vegas. Ik wacht. Iemand is veel te laat. Kijkt me aan. Ben ik het? Het is gevaarlijk. Ik wacht op een teken. Een signaal. Er is een hemel. Ik lach. 

Ik dood met mijn lach. Ik geef niets prijs. Ik ben een kind. Een jongen. Ik ben de waarheid die je niet gelooft. Ik ben een gestolen woord. Ik kan wachten. Ik ben de tijd voor. Ik schuif van de weg. Ik ben een leger. Ik ben een leger woorden. Geen klacht. Ik ben een medicijn. Ik heb er een nodig want ik ben de vijand. Ik ben moe en moedig. Verlaat me. 

Ik praat met de vogels. Niemand voelt pijn. Vannacht regent het. Iedereen. Niemand. Ik ben vel over been. Ik ben een dief in het donker. Ik breek je botten. Je raadt me. Ik ben de andere. Ik ben de mist. Ik ben wat was.

Je bent nooit fout. Je bent niet zo sterk. Je doet wat je doet. Je smeekt niet. Je bent de tijd. Ik laat je achter me. Je laat me achter je. Soms lieg je. Je trilt. Je beeft. Je bent pijn. Je hebt pijn. Je bent overal. Ik laat je zijn. 

Elk onze weg. Soms ben ik blind. Ik zit hier en tel de beloftes en vraag me af waar de nacht is en het donker en ik wacht. 7 wilde paarden. Ik ben honger. Waar ben je? Op dat schip? Op de rivier? Waar wacht je op? Koorts? Roes? Sleutels op een slot? Vragen zijn knikkers.

Te huur. Wanneer. Ik verspil woorden. En mijn adem. Mijn ritme achter je ogen en daarna ontmoeten we elkaar en iedereen staat en stelt vragen en zij recht haar rug en zegt dat je lief bent met haar handen in je zakken en daarna gooit ze zand op straat en vergeet je je hemd nat van zweet en het heeft geen zin. Je leunt tegen zon. 
Ik praat onduidelijk. Mijn gelaat is een sluier. En het hare. Het onze. Ik nam nooit echt veel en vroeg evenmin. Alles gleed naar zee.

Ik reis naar het Oosten. Ik ben gekleed in blauw. Ik ontmoet haar in de haven schouder aan schouder. Ik ben een spel. Ik verander de regels. De avond is een tinteling. Je bent alleen. Wandelen. Langs het kanaal. Ik ben bang. Zij wordt wakker. Een storm woedt over de handen die me vasthouden. Ik ben een muntstuk. Doe wat je doet. Ik doe het voor jou.

Je bent een godin. Ik ben een zwerver. De vlaktes verleiden me. Ik bij nacht en de landen zijn ver en eenzaam. Ik ontmoet niemand en zoek niets. Ik ben een zwerver. Ik ben de nacht. 


Sent via BlackBerry offered by Proximus

maandag 10 juni 2013

Krant

Schrikken. Krant. Denken op de snelweg. Bladgroen. Lover. Traag takken. Windstil. Grijs is de smaak van de dag. De letters zijn droge inkt. De snelweg is een lint. Onderweg naar ergens. Iemand. Daarna tegen het raam praten. Zinnen lezen. Het grijs bolt en krijgt licht en schaduw en vorm. In mijn container heb ik een voorraad. Ik drink water. Ik tel de goederen. Het zijn er veel.  

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Golven

Hij is golven. Zijn zee. Hij is geloven. De golven zijn dof. Zij praten met een donkere stem en bij het strand breken ze in fluisteren. Zij is strand. Hij is fluisteren. Zij is luisteren. Zij fluistert. Hij luistert. Hij is de woorden die volgen. Hij is golven. Zij is de woorden. Zij zijn geloven.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

zondag 9 juni 2013

Ochtend

Boerken loopt al vroeg op de weides op een grijze dag als Dichter wakker wordt uit een bodemloze slaap en even tijd en ruimte om zich heen moet uittekenen. De geluiden van de stad en de vogels komen als mistslierten zijn hoofd ingedreven en het ochtendlicht weet hij niet te plaatsen. Dichter komt uit het gindse land waar kleuren verdwijnen. De wekker toont een uur, maar Dichter kan het niet ontcijferen. Hij is een warme wolk. Hij is een bevroren meer. Hij is windstilte.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Prikkels

Achter mijn hoofd ruisen eikenbomen en een houtduif bast donker en het geluid draait zich als roestige prikkeldraad om mijn hoofd. Zwaluwen jagen zigzaggend over de weides en een ekster landt op het gras in een vlek van wit en zwart en blauw. De dag slentert en is leeg als een wit blad. Niemand die een potlood bij zich heeft. 
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Hangmat

Dichter ligt in een hangmat. De wind maakt wiegende bewegingen en hij drijft op het water. Zijn gedachten zijn bomen in een bos. Zijn adem is een zwartblauwige vogel op het grasveld. Zijn handen zijn de schaduw van hoge wolken. Hij drinkt de geluiden van de stad in een klein smal glas. Een vlieg kruipt over zijn vel en hij slaat in een vergeefse poging de vlieg te doden. Een tweede keer lukt het wel. 
Het gras is vetgroen uit een tube. De lucht is een heftige witte spot die in zijn ogen krabt. Hij maakt er spleetjes van en tekent zo witte lijnen als een ster in zijn gelaat dat roodbruin kleurt als kastanjes. In de hangmat laat hij zich innemen door de slaap en daarna zijn er de dromeloze dromen als een open mond.
Dichter is nu lichter.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

zaterdag 8 juni 2013

Landschap maken




De wolken blaas ik weg en de velden kam ik schoon en de zon duw ik laag en ik kleur ze intens en gloeiend wit zodat ze lange schaduwen legt over de zanderige akkers en op de lijn die ik teken tussen de hemel en de aarde plant ik bomen zoals kinderen die tekenen: een cirkel op een boomstam. Ik plant ze naast elkaar vanaf links naar rechts. Daarna kijk ik en ben ik tevreden en ga ik slapen.

Tuinfeest

"Straks mag ik naar het feest daar", zegt Knorpot en hij klinkt opvallend open en niet cynisch voor een keer en hij wijst naar een tuin in de verte waar tenten staan. 
Boerken grinnikt en Dichter schrijft een verhaal over de zee en de hemel en dat hij de wolken wil tellen en zich afvraagt hoe je 'nul' tellen kan. Boerken kijkt even over de schouder van Dichter die daar tegen de Kastanje zit en grijnst dat wat Dichter doet niet zo moeilijk is en dat hij dat ook kan, met woordjes spelen. "De Zee kust de kust en heeft daarna zand in de mond", grapt hij en Dichter vindt dat zand wel goed gevonden eigenlijk. 
Stil Meisje spant het blauwe zeil boven hen en vertelt hoe de zachte bries die de warmte brengt hun zielen streelt met troost en stilte.

"Doe Buurmans de groeten", zegt Boerken, "ik ga even in mijn hangmat zweven."

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Groen is groen verdomme

Knorpot komt binnen zwaaiend met iets dat hij geprint heeft en hij gooit het op tafel en zegt "kijk, daarom denken we dat Stil Meisje een andere taal praat." 
Dichter kijkt ernaar en trekt de schouders op. "Dat heeft met man of vrouw geen kloten te maken", zegt hij grof en hard. Dichter kan best hard zijn als hij denkt gelijk te hebben en als hij denkt geconfronteerd te zijn met de one-liners of eenvoudige modelletjes die domme mensen wel eens bedenken. Dan wordt hij grimmig dan een wolf en giftiger dan een pofadder en sluwer dan een vos die om een kippenhok sluipt. 
"Rechts staat voor de Dichter, de mensen als ik. Wij zien scherper, we kijken in beelden, in details, in delen, in de samenhang der dingen. Wij catalogeren niet, gooien niet alles in eenvoudige hokjes. Precies wat dit prentje al te eenvoudig doet. Ken je veel vrouwen die in zoveel kleuren denken? Ik ken er een paar. En ik ken ook mannen. Rechts de Dichters en links dus 99,9% van de mensen. Zoals gij, stomme Knorpot. Ik denk dat Boerken, omdat hij boer is, denkt als een Dichter."
"Links, bedoel je?" zegt Knorpot cynisch. "Ge kent links en rechts niet eens uit elkaar. Net zoals ge de dt-regels niet kent."
Dichter kijkt Knorpot aan en de hemel kleurt als houtskool in zijn ogen die de kleur hebben van het diepste regenwoud. "Daarom ben ik een Dichter, oude zagevent. Links en Rechts zijn slechts hokjes. Die interesseren me niet. De wereld is een oceaan."
Knorpot neemt grommend het blad van tafel, kijkt er nog eens naar en mompelt: "Groen is toch groen, verdomme, waarom het zo ingewikkeld maken?"


Sent via BlackBerry offered by Proximus

vrijdag 7 juni 2013

Plek en tijd

Op een plek. Herinnering. Verkeerde tijd. En daarna op het juiste moment maar in het verkeerde verhaal. Bomen. Ik lig er onder. Ik ben een slapende wolf. Ik lig in het gras verborgen want ik heb de ogen gesloten en alles is verdwenen. Ik zweet minuten weg. Verkeerde plek. Het vergeten verhaal. Bomen. Ik lig er onder. De zomer slaapt op het gras. Ik open de ogen. Daarna adem ik water. De plek. De tijd. 

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Muggenbeten en witte pens

Boerken werkt buiten in bloot bovenlijf dat bruin gebrand is door vele uren in de zon. Het zweet loopt in dunne straaltjes omlaag en tekent slijmerig blinkende wegeltjes over de lederen huid. Knorpot komt erbij staan, en ook Meisje, want die is samen met hem naar buiten gekomen en brengt vers bruisend water in een karaf. Boerken spant de buikspieren om te verbergen dat niet alles zo strak meer is als toen Boerken jonger was en Knorpot grommelt iets dat klinkt als 'onnozel pubergedrag' en Boerken gromt terug dat Knorpot met zijn witte pens best zou zwijgen want dat hij zich belachelijk maakt. Meisje zou willen bemiddelen, maar weet niet waar te beginnen en hoe en dus kruipt ze in zichzelf en verdwijnt ze voor mensenogen. 

Boerken aarzelt tussen verder werken en ruzie zoeken en kiest voor het eerste en Knorpot keert grommend terug naar de tuin en gaat op zoek naar een ander slachtoffer. 

Dichter zit onder de Kastanje en heeft geschreven en Knorpot wil de schrijfsels grijpen. Zijn hand reikt, maar Dichter is hem te snel af en schuift de bladzijden onder zijn schrijfblok en kijkt Knorpot uitdagend aan. "Wel? Wat is er?" 

"Ach", zegt Knorpot, die de zucht naar ruzie van Boerken heeft ingeademd en die die bittere lava mengt met de eigen zurigheid, "Ik moet uw schrijverij niet lezen om te weten dat het saaier is dan die gasten van Folketore fra Sunnemore die heel mooi en stijlvol muziek staan te maken in een kleine kerkje, bekeken door saaie mensen die ernstig kijken zoals dat schijnt te horen bij serieuze muziek en het even spannend wegleest als 'Tiny op de boerderij' en om zeker te weten dat ik uw navelstaarderige gezeur even boeiend vind als krabben aan muggenbeten in de ochtend." 

Azijn druppelt uit de groene hemel en brandt geel sissend het gras tot bruine smurrie.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Arend en goesting

Dichter zit in het gras onder de boom te staren op een wit blad en tussen zijn hoofd en de hemelkoepel drijven duizenden woorden maar hij schrijft geen enkele tot letters zwart op wit nmet het potlood in zijn bevroren hand. Er is geen uur voorbij. De middag leunt tegen de lome zon.
Boerken werkt aan onduidelijke dingen op de weides en Knorpot ligt ronkend in de hangmat en zweeft tussen hemel  en aarde als een arend die speurend in zijn dromen van glas boven het landschap hangt, gedragen door de lucht die op de warme aarde rust. Zijn ogen zoeken spiedend naar iets dat hij niet weten kan voor hij het slapend ziet. 

Een  poort klapt dicht en Knorpot schrikt wakker en als hij Buurmans ziet, en hij ziet hij ook meteen de fles wijn die uitnodigend opgestoken wordt door Buurmans die breed lacht en als Knorpot vraagt wat de reden is, zegt Buurmans dat elke reden om te  vieren een goede reden is en dat hij gewoon goesting had.
"Sommige woorden hebben geen synoniemen", zegt Dichter die uit de schaduw van de boom is gekropen, "er is maar een woord voor goesting en dat is gewoon goesting."


Sent via BlackBerry offered by Proximus

donderdag 6 juni 2013

Zon zee zand Fyra en Thalys

Knorpot zit in de late zon die van het wit naar dooiergeel is gegleden en laat de stralen op zijn reptielen vel regenen. In de tuin die zich voor hem ontvouwt als die driedimensionele plaatjes in kinderboeken. Je slaat de bladzijde om en een berglandschap klapt open. 
De tuin is diepgroen met een oranje blinkende laklaag en het dikke lover flirt met het branden van de oranje bol die op zwarte takken rust. 

Onder de kastanjelaar zit een man die er uitziet als zijn eigen karikatuur en daar zit nors te zijn. Hij heeft dikke zwarte wenkbrauwen die getekend lijken met een dikke zwarte stift en zijn baard en ogen en haar zijn even gitzwart en scherp gelijnd en zijn bozigheid vult de ruimte als zweterige oksels een hemd donker kleuren en gaan stinken naar rijpe kaas en bosgrond. De man dreunt en oefent in verontwaardiging. Wat verderop zit een kleverige Italiaan die in dat sneller kletterende taaltje van hen watervalzinnen uitspuwt als water dat met brute kracht uit de Romeinse fonteinen spuit wit en koud en machtig en spattend en spetterend als de straal woorden breekt tegen wie het horen wil. De norse man die zijn eigen karikatuur is, noemt hem Allesandro AlsandoBreda en het klinkt als een toverspreuk.

"Waarover gaat dit surrealistische tableau vivant?" vraagt Dichter, die het hier en nu niet kent omdat hij van alle tijden is en van overal en nooit en nergens. Dichters komen altijd op plekken waar later mensen komen om te merken dat de Dichters hen al voor waren, maar meestal ook niet, want om dat te merken moet je Dichter zijn. Dichter sluit de ogen en zwemt in gedachten als een zwemmer in de zee gedragen door het water en nu en dan lucht happend. 
"Dat is de meneer van de Fyra", zegt Boerken, die geamuseerd zit te kijken "en die met zijn masker is de baas van de spoorwegen en zij maken ruzie." 
"Dat heeft Dichter ook al gemerkt, denk ik", zegt Knorpot cynisch en in de tuin knallen de Vlaamse en Italiaanse braaksels van woorden en zinnen en waarheden en leugens in de lucht tegen elkaar als meeuwen die in volle vlucht krijsend kop tegen kop tegen elkaar botsen in opspattend bloed en splinterende schedels en grijze hersens en slijm en snot. 

Dichter klapt de bladzijde om en de tuin verdwijnt en zon, zee en strand verschijnen en .... "En wat?" vraagt Dichter, die woorden kan lezen die nog geschreven moeten worden en niemand geeft antwoord. 

Meisje komt naar buiten en wandelt op het warme zand langs de branding met een schotel die volgeladen staat met glazen en twee flessen inktzwarte wijn die geurig is en die de tuin vult met dieprode mist. De zon ademt in haar vleugels en haar voeten laten geen sporen op het natte strand. Meisje schenkt de glazen vol, gaat bij hen zitten en zucht overtuigd 'hehe' en ze lachen met zijn allen. 

"Plooi de tuin maar weer open", zegt Meisje, "het journaal is afgelopen en de heren zijn verdwenen."
"En de zon, de zee en het strand dan?" vraagt Boerken teleurgesteld, terwijl die zijn zwarte voeten in de zee laat bengelen en hij de wijn zonder proeven binnenkapt en om meer vraagt. Meisje slaat de bladzijde om en Boerkens voet blijft in de zee haken en hij roept ai en zijn glas wijn valt uit zijn hand en breekt in glasscherven tegen de uitklappende boom. "Scherven brengen geluk", zegt Meisje, "zonde van de wijn. Dat wel."  Ze vult een nieuw glas voor Boerken en dan klinken ze: Boerken, Dichter, Knorpot en Meisje en Boerken brult: "Op de Fyra hahahahaha" net op het moment dat Zakenman nog in diepblauw pak de tuin binnenkomt met grote trefzekere passen, met een smartphone aan het oor en kijkend op een veel te opzichtige horloge. "De Fyra?", zegt hij, "moet je dit horen: gisteren was ik samen met De Loper onderweg naar het Noorden met de Thalys en net voorbij de grens vielen we zonder stroom en daar hebben we ruim twee uur gestaan, zonder airco en in de zon langs de snelweg en als we dan stapvoets verder struikelden uiteindelijk was er een wissel stuk en stonden we weer stil, reden een heel eind terug en dan via het ander spoor verder. We kwamen dik na 2 uur toe in plaats van om halftwaalf, maar De Loper en ik hebben wel flink kunnen werken." 
"Ja?", zegt Knorpot, "en de moraal van dit verhaal?" "Het waren de Italianen niet", zegt Zakenman, nippend van de Italiaanse wijn. "Het waren de Italianen niet." Knorpot wil wat zeggen maar Meisje kijkt hem aan en haar blik zegt meer dan woorden en tenslotte heft Knorpot het glas en zegt, de anderen aankijkend en in volle ernst: "Op de Vrije Meningsuiting en de alwetendheid van Gladde Zakenman."

Wat verderop knauwen paarden liefhebbend elkaars manen, snuivend en rauw gillend en er is geen wolk in de lucht en Dichter klapt het boek dicht en koestert wat er is.
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Een Eentje

In de Dorre Vlakte bij de Zee waar de brede rivier Dogne slingerend naar zee kruipt tussen trage wandelwegen die de mensen daar hebben geslete onder de zon, staat langs de rivier een huisje van bleke houten planken en een rood pannendak, met een deur en twee ramen die uitkijken op een tuintje met gras, een boom, een wolk en twee merels en een natte hond.
Twee zussen zitten in de tuin onder de wolk aan een touwtje en ze praten met veel woorden die tegen elkaar klotsen en botsen als limonadeglazen in een kartonnen doos. De ene zus is een Twaalfje en de andere is een Eentje en in het kruin van de boom onder de wolk schrijven zich woordspelletjes die niemand leest. 
Als de zon zakt en sissend in zee dooft in een korte groene vlam, ruimen de zussen de resten van de dag en de haren van de hond die hardnekkig in de ruige deurmat vastklitten en ze lachen en jakkeren en hun woorden zijn als een regenbui op een zomeravond.

Buiten hangt een wolk aan een touwtje in het donker en de maan kust er een zilveren rand omheen.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Verzwegen verhaal

Het terras is wit licht overgoten. Meisje eet zuinige hapjes en drinkt een wit wijntje dat glanzend de zonnestralen vangt en weerkaatst. Ze grapt en lacht en haar stem klatert fris als de bergbeken in de lente. Ze vangt de zon op haar huid van blote armen en benen en nu en dan plooit ze haar jurk even anders en recht ze haar rug tegen de leuning. Achter haar vallen de schaduwen van stilte en het universum plooit dicht en ze vergeet de dingen die daar zitten en die verdwenen zijn. Haar leven staat voorwaarts. A is B en B is Z, ze bepaalt zelf de regels en wint altijd. Ze is een Godenkind. Een Engel met een B. De mensenkinderen in haar zon genieten en die in de schaduw lijden. Verzwegen beelden tranen als dunne wolken om haar hoofd even en ze slaat ze weg in een zacht gebaar en daarna gaat het leven door. Elke hap. Elke slok. "Kunnen we nog een wijntje?" Het leven staat voorwaarts. In haar wereld is geen onder en boven, geen vroeger en straks, geen waar en onwaar." 
Sent via BlackBerry offered by Proximus

Gebroken schaal

"Mijn hart is een telkens gebroken porceleinen schaal die ik alsmaar weer bij elkaar plak met lijm. Steeds meer gehavend. De stukken passen steeds minder duidelijk en hier en daar zijn de brokken zo klein en gebrokkeld dat ik ze om het even hoe kan samenplakken. Veel lijm gebruiken. En dan zet ik die schaal die mijn hart is voorzichtig in de kast en sluit de deur."
Knorpot kijkt naar Meisje met die ene blik die schreeuwt: zeg jij het maar en Meisje ziet de blik en vangt de schreeuw. Ze zwijgt en kijkt van Knorpot weg en staart buiten. Dichter kijkt bedroefd naar de grond. De plankenvloer is wit gekalkt en zit vol schrammen en krassen alsof er generaties lang gedichten op geschreven zijn in de mooie letters van een onbekende taal. Onder de tafel kijkt hij naar Haar voeten die gevangen zitten in het soort schoenen die Zakenman die de wereld kent pumps zou noemen en in haar voet zich een stuk schaal dat scherp is en net achter haar tenen geplant zit, als een porceleinen dolk in haar bleke huid waaruit een straaltje bloed blinkend en donker naar de vloer druppelt en tussen haar vel en de schoen verdwijnt als licht in de nacht. 
Dichter kijkt op en ziet hoe Meisje zonder pijn of huilen naar buiten kijkt alsof haar voet van steen is en vraagt zich af of zij dus alleen in woorden bestaat. "Lees me", wil hij zeggen, maar Meisje laat zich tot niets dwingen.

Dan kijkt ze weg van het raam en haar ogen hebben de kleur van de zee en haar mond staat droevig en ze wil wat zeggen en zwijgt. Ze weeft haar gedachten tot zinnen tot die mooi genoeg zijn om de stilte te verpulveren. 

"Verlangen." 

Verlangen, zegt ze. Fluisterend.

"Wat de stukken van de porceleinen schaal lijmt, telkens weer, Dichter, is verlangen. Vertel me je verlangen."

Daarna zwijgt ze weer en haar stilte is een wolk die opstijgt en wit tegen het plafond hangt en regent. 




Sent via BlackBerry offered by Proximus

Boterham

Boerken zit in het Donker Kot een boterham te eten ergens tussen de ochtend en de noen. De kruimels liggen als achtergebleven stenen in een oude brede diepe vallei die door een traag stromende gletsjer is uitgesleten. Hij eet traag malend en in stilte, turend naar buiten waar hij de gewassen hoort groeien in de zon. Stil Meisje zweeft naar buiten en met de deur open waaien de smaken van het Zuiden naar binnen: salie, rozemarijn en tijm. Een vlieg landt tussen de broodkruimels en is sneller dan de hand van Boerken die plat op tafel landt. De klap doet het Donker Kot trillen en scheurt de ochtend los van de dag. "Tijd voor een wijntje", zegt Knorpot die de klap heeft gehoord terwijl hij onder de Kastanje zat te lezen en hij gaat naar de kelder en neemt er een flesje dat iemand hem geschonken heeft als een "Chateau Simple" en die eens in het glas complex is en diep en roezig warm en helder fris en donker gebonden. 
Dichter die in stilte heeft zitten schrijven aan Stil Meisje, dat blijft weigeren antwoorden te geven en dat stil blijft, zodat hij nooit weet of ze wel gelezen heeft en die zo zijn hart blijft breken en zijn ziel krassen en hem klein maakt en onzeker, staat op, laat zijn vergeefse schreeuwen en smeken in woorden op tafel liggen en komt bij hen zitten en nipt van de wijn.

"Je mag de smaak nooit als een smaak zien. Je moet die opdelen. Hout. Rood fruit. Kruiden. Zuur. Zoet. Bitter. Vanille." 

Knorpot bromt verder: "Toen ik nog jong was als jij nu, Dichter, leerde ik mijn kleine zus, die moeite had met de 'sch' die klank in delen te bedenken. S-chouw. S-chool. Eerst een 's', dan de 'gouw'. En na een paar keer werkte dat en was ze vertrokken." 

Boerken kijkt Knorpot aan. "Gij geduldig genoeg om kinderen school te leren zeggen? Ik kan me daar niks bij voorstellen."

Buiten zweeft Meisje langs de hemel die wit in brand staat en die pijn doet aan de ogen en het vel brandt en ze kijkt niet om of omlaag en ze vergeet de polder en haar kleine bewoners en de kleine woordjes van Dichter en ze verdwijnt wit in wit. Stilte in stilte. 

De stilte wandelt het Donker Kot binnen en gaat tussen hen in zitten en ze zwijgen mee en zo wordt het bijna middag en dan horen ze de Duitse bolide van Zakenman stoppen naast het Donker Kot. 

Zakenman komt binnen in diepblauw pak en hij kijkt zorgelijk en verveeld. En voor de anderen kunnen vragen wat er dan scheelt, zegt hij zelf: "Vraag niets. Klote-ochtend. Verkoop. Tegels. Showroom. Ik wou gewoon veel liever hier buiten zitten in de zon onder de bomen." 

En dan: "Waar is ze?" Rondkijkend, zoekend naar Stil Meisje.

Dichter krijgt een steek in zijn hart en zijn ziel knarst als was ze broos glas in hard zand. Tenslotte zegt hij een woord en eindigt daarmee de ochtend: "Vrijheid".

Sent via BlackBerry offered by Proximus

woensdag 5 juni 2013

Dordogne

Dichter zit op een dunne wolkenkoepel. Hij zit diep en zacht als in suikerspin. Het is er stil. Boven hem brandt een zwijgende zon. Nu en dan scheurt de witte zijde geluidloos open en kijkt hij uit over de weidse landschappen onder zich waarover zon en schaduw glijden. Als hij met de hand wuift, ziet hij daar beneden een schaduw bewegen en speelvogel als hij is, doet hij zo al eens een koe schrikken of een kind lachen, want volwassenen zien dit niet.
Dichter is niet alleen. Naast hem zit een Elfje en Zij vangt het licht in de vleugels op haar rug en Zij heeft geen schaduw en Zij spreekt geen woord maar schrijft Haar verhaal in zijn ziel. Ze zitten hand in hand. Dichter is lichter vandaag. Lichter dan de wolken en lichter dan de zon. Lichter dan de lucht die hij ademt.
Wat verderop zitten Twaalfjes. Dat zijn gekneusde Elfjes. Elfjes die de vernietigend brute kracht van de niets ontziende mensensoort hebben geleden, maar het hebben overleefd en die nu rust en stilte zoeken tussen de Elfjes op de wolken. Ze praten stil en voorzichtig en aftastend met mensen, zelfs al zijn ze Dichter en leven ze in Woorden en in de Wolken.

De wolk breekt. "Dit is nu een wolkbreuk", denkt Dichter. Dichter kijkt omlaag. Elfje houdt hem bij de kraag, bang dat hij vallen zou en de Twaalfjes fluisteren wat hij ziet. Onder hen verschijnt in de zon een breed landschap met aan de ene kant een Grijze zee en aan de andere zijde een vlakte die diepgroen is, kaal en dor. En door die dorre vlakte stroomt een trage stroom als een blinkend lint in dat dorre land. "Dat is de rivier Dogne", fluistert een Twaalfje en ze grinnikt, "We zeilen over de Dordogne."

"Dromer", zegt Elfje en Elfjes kennen geen ironie, in tegenstelling tot Twaalfjes.

Elfje neemt dichter vast om de middel en ze glijden omlaag en haar vleugels bewegen zo snel en geruisloos dat ze niet bewegen en dan staan ze in het verdroogde bruinige gras dat onder dunne modder zit en ruikt naar bos. De vlakte is kaal en dor. De rivier Dogne meandert zonder dijken naar Zee en langs haar oevers zijn trage wandelwegen gesleten door duizenden mensenvoeten die hier al vele eeuwen de rivier volgen, stroomopwaarts waar de bruggen zijn naar de andere oever. Dichter ziet de stenen langs de oever, zoekt een platte en gooit die vanuit de schouder en de pols in een bijna horizontale vlucht laag scherend over het water en de steen stuitert een paar keer op en neer voor hij zinkt. "Jeugdsentiment", zegt hij, "dat deed ik al als kind." Elfje neemt zijn kin, kust hem op het voorhoofd en kijkt hem aan met haar ziel en fluistert: "Je bent een kind gebleven."

Boven hen zijn de wolken verdwenen. De Dordogne baadt in de warme omarming van de vloeibare zon. De Dordogne is mooi.






Sent via BlackBerry offered by Proximus

dinsdag 4 juni 2013

Hemelen

Dunne wolken liggen bijna doorzichtig als hoopjes dun kant tegen de bleke hemel. Dichter ligt in het gras en als hij van de aarde zou vallen in deze glazen stolp zou hij zacht landen daar, op de wolken onder zich. Hij strekt zijn arm en zijn vingers raken de griijzige zijde van de natte wollige wolk en het voelt teder en kil. Daarna wil hij de wolk grijpen en dat doet hij te bruusk en de wolk barst als een zeepbel.  Het gras in zijn rug houdt hem tegen de aarde geklemd. Hij wil zich laten vallen in de diepte van de hemel en raakt niet los. Hij blaast de wolken voorzichtig van Oost naar West en naast zich stroomt de Trage Stroom en het water snijdt de aarde als een bot mes. 
Dichter staat op en wandelt tot bij de dijk om er op Haar te wachten als ze met het water naar de maan toevloeit.
Sent via BlackBerry offered by Proximus

maandag 3 juni 2013

Denken aan Zee

"Ik denk aan Zee", schrijft Meisje. Meer staat er niet geschreven op het vel papier dat Dichter leest en herleest. Vier woorden die een zin maken die Dichter honderden keren leest op honderdeneen manieren. Hele werelden openen zich en sluiten weer, vouwen zich dicht en verdwijnen in de tijdloze ruimte. Dichter denkt aan Meisje. Dichter denkt aan Zee. Dichter denkt aan Meisje aan Zee. Dichter droomt met de ogen open en in zijn dromen wandelen zij langs de vloedlijn. De gloven zijn mals en gepolijst als een marmeren beeld. Het strand is vlak en korrelig als mijn huid, denkt dichter. Hij neemt haar hand, in zijn droom en ze wandelen verder. Heel even hand in hand. "Ik loop moeilijk hand in hand" zegt Meisje. Dichter glimlacht. Je zweeft, denkt hij. Op haar rug ziet hij de twee vleugels. Zij laat geen voetsporen op het strand. Meisje denkt aan Zee. 
Sent via BlackBerry offered by Proximus

zondag 2 juni 2013

Dood

Boerken loopt op de Woeste Weide waar het gras hoog staat, als in Gladiator, de handen glijdend door de halmen die wegbuigen onder de Noordoosten wind en die zijn handpalmen fluisterend strelen, tegen de avondzon in, die achter de witte stallen wegzakt als een oranje gloed. Hij stapt traag en bewust en wordt Dichter en bedenkt dat als dit het Leven is Na de Dood, dat hij dan meteen gelovig wenst te worden om zo eeuwig te mogen stappen naar huis en de mensen die er zijn en niet op hem wachten, maar hem in hun hart dragen en dan stopt hij met wandelen en schudt hij Dichter van zich af, niet als een overbodig vel of als een vreemde geest die in hem was geslopen, maar als een goede vriend. 

Hij kijkt de palen na en de draden, speurt naar Sint Jacobs, dat sluipende gif en ergert zich aan de grote hoeveelheid boterbloemen, die de paarden mijden, omdat ze giftig zijn en bitter smaken, maar die eens gehooid en gedroogd geen gevaar zijn voor zijn dieren. 

De zon raakt nu de toppen van de Es en de Kastanje en hij ziet hoe de schimmen van Knorpot, Dichter en Meisje naar binnen gaan, nu de zonnestralen niet langer de kille wind verzachten.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Tuinman

Knorpot heeft de hele ochtend kleine en tere  plantjes in de grond gezet. Eerst heeft hij de graszoden afgegraven. Dat was best zwaar en op de duur deden zijn rug en schouders zeer en kwamen er blaren op zijn droge handen. Daarna gat na gat boren en er de plantjes in laten zakken, aandrukken, wat opvullen en op naar het volgende gat in de natte grond. 
Ook maakte hij een kruidenhoekje met afvalstenen. Daarna keek hij tevreden naar het resultaat, at hij en kroop hij in de hangmat om er de slaap te zoeken die hij voelde zeuren terwijl hij in de zon aan het eten was. En nu komt die niet. Achter hem worden de paarden aan het werk gezet, boven hem brandt de zon en de wind draait naar het Zuidoosten en is vrij strak. Binnen schrijft Dichter en Stil Meisjes is verdwenen. Ze is aan Zee, denkt Knorpot. Daarna slaapt hij toch in.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

zaterdag 1 juni 2013

Na vier

Dichter staat op de dijk langsheen de Trage Stroom die zich als een willekeurig kronkelende lijn vanuit het Zuiden naar de Zee in het Noorden heeft getekend. De Zee daar is alle kleuren blauw en grijs en kil en het zand is nu een bruin en dan weer grijs en dan weer geel en dan weer goudkleurig en zilver in de nacht. Bij volle maan. 
Dichter staat op de dijk en kijkt tegen de wind in naar het Noorden, waar het water heen loopt met het getij. Meisje staat naast hem. De hemel die even was schoongeveegd en blauw, vult zich weer met grijze wolken die tegen elkaar aanleunen en in elkaar smelten tot een dik deken van egaal vuilwit. De wind is kil. Snijdend. Meisje staat te bibberen. Ze spreken niet. Ze wachten niet. Ze staan op de dijk langs de Trage Stroom en het is na 4 in de namiddag.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Fyra en Alfa

"De Fyra is afgelopen", zegt Knorpot ineens en dan weten de anderen, daar zittend samen in de zon met koffie en thee, dat hij wat vertellen wil en luisteren ze. Knorpot begint alleen over de actualiteit te praten als ze aanleiding is tot een verhaal. 
"Italiaanse rommel", zucht Knorpot. "Wie koopt er nu Italiaanse techniek? Alleen zotten toch? Italiaans design, tot daar aan toe. Al vind ik dat ook overroepen, eigenlijk. Heb je die Fyra gezien? Gelijkt toch op een platsmoelhond die verkeerde plastische chirurgie heeft ondergaan? Heeft de elegantie van een sumo worstelaar. Maar Italiaanse techniek? Over sumo gesproken. Hogesnelheidstreinen koop je in Japan. Waar hoe je kwaliteit maakt en dat steeds beter doet, uitgevonden werd en elke dag verder verfijnd wordt. In Italie modderen ze nog steeds kwebbelend en ruziend door elkaar zoals in de Middeleeuwen. Het is een zootje ongeregeld. Ik was ooit ook zo zot. Ik koos een Alfa 164 als auto. Ik vond die mooi toen. Of hoe design, als ik die auto nu zie, zeer tijdsgebonden kan zijn. Niet dat ik dat model ooit nog in levende lijvr zien zal, rijdend. Ik denk niet dat er wereldwijd nog een exemplaar rijdt. Dat kan immers niet. Ik had de mijne, een zwarte, drie dagen en reed ermee naar Italie. Naar de meubelbeurs in Milaan. Waar je zien kan hoe mooi Italiaans design is en hoe wankel eveneens, en broos. Soit. Het was lekker weer en ergens in Zwitserland werd ik moe en besloot ik een hazenslaapje te pikken. Ik reed mijn  mijn stoel geheel elektrisch achterwaarts en deed die plat en deed de ramen open en het dak. Ook geheel elektrisch. Na het dutje wou ik alles sluiten, wou ik de stoel rechten en dichter bij het stuur brengen. Welnu... Ik ben naar Milaan gereden op een platliggende zetel met ramen en dak open... Een belachelijk zich. Mijn kont helemaal vooraan op die stoel om net aan de pedalen te kunnen. Eens de Alpen over begon het heftig te regenen en helemaal kletsnat en verkleumd als was ik Otzi uit de gletsjer, kwam ik aan in Milaan, alwaar ze mijn auto herstelden in amper een weekje tijd. Op zijn Italiaans. Stoel vooruit en recht (veel te dicht en veel te recht) nu echter zo vast als de Dom van Milaan en de ruiten dicht, zonder elektrische heffers. Wat behoorlijk onhandig is aan de tolpoorten. Ik zat in die auto tegen het stuur geplakt. Het werd zomers warm en natuurlijk viel de airco uit. En de radio. Ik moest nog helemaal naar Rome en Napels. In een auto zonder airco en ramen die niet open kunnen. De volgende dag deed de centrale deurvergrendeling het niet meer, daarna viel de deurklink op het asfalt en begon de dakbedekking los te komen, van de hitte. En ook de deurpanelen vielen als bladeren in de herfst. In Rome kon ik niet meer in eerste schakelen en begon de koppeling nukkig te doen. Daarna viel de servo uit. En tot slot kwam er rook vanonder de motorkap. Ik ben dus niet in Napels geraakt. Ik heb de leasemaatschappij gebeld en die Alfa is na amper 1800 km net voorbij Rome gestorven. Op eigen bodem."

Sent via BlackBerry offered by Proximus