zaterdag 4 mei 2013

Kraaien en honing

Waarover moet ik schrijven? Over die kievitmama die nu al uren aan een stuk drie opdringerige kraaien bij haar jongen probeert weg te houden. Heb ik de neiging in te grijpen? Heb ik compassie? Met een vogel. Wij mensen zijn rare wezens. Op duizenden plekken in de wereld gaan mensen dood aan honger en dorst en ziektes en elkaar. Vooral aan elkaar. Mensen zijn een afschuwelijke soort. En ik doe niets. En voel niets. En ik zie een kievit strijden voor haar jongen en zou willen ingrijpen. Wij zijn geprogrammeerd om enkel te voelen wat we zien en kennen en weten.

Dichter zit in de tuin onder de kastanjelaar die vetgroene potloodstrepen om de takken heeft. Het gras waarop hij zit is kort en lichtgroen. De aarde is kil. Nu en dan waaien wolken voor de zon en wakkert de wind uit het Oosten tot een koude bries en Dichter rilt. De dag glijdt als de wolken voorbij. In de boom boven hem zit een merel. Op de weide is er rust. De kraaien zijn verdwenen. Even. Want net dan komen ze weer. Ze zijn met zeven nu. De kievit maakt geen kans. Miljoenen mensen maken geen kans. De dood moet ze maar oprapen. Nu of straks. Zonder medelijden.

Meisje komt naast hem zitten en zegt zonder woorden dat hij zichzelf rust moet geven en zijn tollende hoofd moet leeg maken en zij weet dat dat nooit lukt en ze neemt zijn hand en hij staat op en ze wandelen naar binnen. "Soep?" zegt ze. Haar stem smaakt naar honing.

Sent via BlackBerry offered by Proximus

Geen opmerkingen:

Een reactie posten