maandag 3 januari 2011

Gelijktijdige vensters deel 1


Ooit moet ik er een keer aan beginnen, dacht Theo Le Tsar, en hij tokkelde een aantal woorden op zijn i-pad en noemde dat 'het begin'. En na het begin was daar meteen de gapende diepte van het complete niks dat hij nu zou moeten vullen met woorden en zinnen en gedachten die hij zou moeten formuleren en die hij zou moeten voeden met flarden herinneringen en interpretaties van de gebeurtenissen en verbeelding. Hij nam zich voor dat niets volledig herkenbaar zou zijn, en tegelijkertijd alles, ten dele.
En dus nu ben ik er aan begonnen, bedacht hij. En die gedachte vervulde hem met geen enkel gevoel.

Ook nam hij zich voor, zo schreef hij ondertussen verder, dat chronologie ondergeschikt zou zijn, want daarvoor had hij toch geen talent. Voor Theo waren er drie soorten verleden: pas gebeurde zaken, zoals beginnen schrijven aan dit stuk tekst, zaken die kort gelden waren, en dat ging dan over gisteren en vorige week en vorige maand of zo, en lang geleden, en dat is alles dat langer geleden was. Hij had al zijn hele leven de grootst mogelijke moeite om de zaken in de juiste volgorde te reconstrueren, een eigenschap die een handicap had kunnen zijn, en dat zeker was, maar die hij had weten om te buigen tot een gimmick en een prettige eigenschap. Zoals de natuur hem een ongelooflijke luiheid had geschonken om zijn onmetelijke intelligentie te compenseren. Dat laatste was niet zo, maar hij wist al langer dat hij dat ene zinnetje vroeg of laat eens zou gebruiken, dus liever vroeg. Met dank aan de dode schrijver GB.

Een verhaal dan maar.
Lang geleden, nam hij samen met Inge Broers het vliegtuig in Hong-Kong. Bij sommige verhalen is het prettig dat er getuigen zijn, bedacht Theo, want anders zou het lijken alsof hij alles ter plekke verzon, en soms waren de echte verhalen sterker dan de menselijke geest had kunnen bedenken. Het was een uitzonderlijk warm tropische dag in Hong-Kong. Die dag waren ze in de ochtend nog bij een klant geweest en terwijl Theo de grootste moeite had om zich in de hitte wakker te houden, want na de bittere koude in de airco van het hotel en de taxi,
was er bij die klant enkel een zwiepende propeller tegen het plafond, en toen was het ineens tropische gaan regenen, een uur of zo. Daarna was de hitte weer komen opzetten.

Het vliegtuig was een lichtblauwe KLM Boeing 747 en toen ze het passagiersruim binnen kwamen, hing het zo vol mist, dat ze bijna geen hand voor de ogen konden zien, en vanaf de holle wanden en vooral bij de overhead lockers, leek het tropisch te regenen op de buitenste rij zetels die donker zagen van de plassen water in de kussens, en ook de middelste rij zetels, waarop Theo en Inge hun plaats hadden, waren klam. Zelf had
Theo al behoorlijk wat airmiles verdiend, maar Inge, die toen al, en nog steeds, weet Theo, uit haar koffers leefde, reizend doorheen de hele Asia-Pacific, die dacht al alles leegmaakt te hebben, had nooit voorheen gereisd in een vliegtuig dat zich binnen in de buik in kille mist ging hullen zoals Vlaamse akkers in de late herfst. En wat hen ook opviel, was de totale afwezigheid van de crew, wat zelfs even tot twijfel leek te leiden, niet alleen bij henzelf, maar ook bij medereizigers. Was het wel de bedoeling op te stappen? En was dit allemaal wel veilig?

Bovendien was het voor de passagiers aan de vleugelzijdes van het vliegtuig eigenlijk onmogelijk te gaan zitten in die kleddernatte kille zetels, want je kon evengoed in je kleren in een koude Vlaamse beek gaan zitten. Of in een Nederlandse. En als even later een Congolees koppel wou opstappen, gehuld in overdadig dure kleren en behangen met meer gouden sieraden dan in een gemiddelde juwelierszaak in de
etalage heeft, samen met een vijftal kinderen, gingen de poppen pas goed aan het dansen. De stewardessen die ondertussen vanuit de witte nevelslierten waren opgedoken, letterlijk, kregen de gemoederen niet gekalmeerd, kwamen aangehold met plastieken zakken die ze over de zetels trokken in de hoop zo de zaak te regelen, maar hadden geen paraplu's voorzien om de nu bijna slagregen vanaf de wanden op te vangen. De kapitein die zich even later kwam vergewissen van de oorzaak van het kabaal en gevloek en getier in zijn vliegtuig, verdween sneller dan hij gekomen was in de witte mist, als een spook.

Na een uurtje of zo trok de mist eindelijk op en vertrok het vliegtuig voor een vlucht Hong Kong-Amsterdam. De Congolese familie was verdwenen en zat nu ongetwijfeld in business class te bekomen en hun natte broeken te drogen.

Theo herinnert zich de vertwijfeling in het vliegtuig als dat ineens begon te dalen, niet zo lang na opstijgen, en de mededeling kwam dat we een tussenstop zouden maken in Kuala Lumpur. Waarop iedereen iedereen begon aan te staren, want dit was toch een rechtstreeks vlucht? En waar was die crew gebleven?

Kortom, ze landden, zonder enige verdere mededeling. En dan kwam ineens de stem van de kapitein, dat ze een uurtje ter plekke bleven, dat er een nieuwe crew zou komen en dat er ook nieuwe passagiers aan boord zouden komen.

En dan ineens niets meer, behalve de mist die weer begon op te zetten, en het regenen dat herbegon, en de kille kou. En dus begonnen een na een de passagiers het vliegtuig te verlaten, en op de duur zaten The en Inge en een paar honderd hoogst verbaasde medepassagiers zonder eten of drinken, zonder ticket en sommigen met en anderen zonder handbagage in een vertrekhal van Kuala Lumpur airport.

Pas een uur later of werd de vlucht weer afgeroepen en ontstond de grootst mogelijke verwarring bij de nieuwe crew over passagiers zonder ticket en passagiers met ticket en die verwarring werd pure chaos als al die passagiers een vliegtuig betreden waarin het mistig was en regende en waarin zetels kletsnat waren en bijna alle passagiers die oorspronkelijk op die natte buitenrijen zaten op de lege plaatsen gaan zitten waren, plaatsen die nu ineens toehoorden aan de nieuwe passagiers. En de crew die wist zich geen raad en vluchtte, alweer, de mist in en dan stegen ze op, in een mistig vliegtuig met passagiers die in kletsnatte zetels zaten met kille regen op hun hoofd.

Theo en Inge kregen die nacht ook een onweer te verduren, ergens net boven de Himalaya. Amsterdam bereiken was dan ook een opluchting die ochtend.

En toen ze dachten alles gehad te hebben voor die reis, wat redelijk ware geweest, want ze waren toch al een poos de grens van de geloofwaardigheid voorbij, wisten ze toen al, lang voor Theo deze woorden op de i-pad tokkelde, stapten ze in het busje, met een man of 15 voor de eerste vlucht naar Brussel, en toen ging dat busje rijden en rijden en rijden en rijden. Het vind ons vliegtuig niet, lachten Theo en Inge, maar ze meenden het niet. En dan ineens zette de chauffeur zijn bus stil, midden het vliegveld en draaide zijn raampje omlaag en vroeg aan een of andere kerel op de tarmac, of die het vliegtuig voor Brussel niet wist staan.

En, tikt Theo Le Tsar, in tegenstelling tot wat ik mezelf beloofd heb, namelijk dat ik fictie en realiteit zou mixen tot een mooier geheel en het voornemen dingen lelijker of schoner of straffer te maken dan ze waren , of ze te buigen of te verminken, breek ik mijn woord, want het was gewoon zo. En gelukkig hebben we dat onweer overleefd, ondanks de blikseminslag 's nachts en het wegvallen van de elektriciteit even, en de paniek bij de stewardessen, het herstarten van de motoren en de paar minuten vrije val, want dat was er ook die nacht, want anders had ik dit verhaal nooit kunnen navertellen. En gelukkig reisde Inge mee naar Europa, want 99% van mijn reizen maakte Theo alleen (opletten) en dan zou niemand dit verhaal kunnen bevestigen en zou het lijken op het geschrijf van iemand die te veel fantasie heeft.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten