Zakenman komt wild gebarend het Donker Kot binnenvallen dat helemaal niet donker is, maar zo genoemd wordt door Dichter die donker een mooier woord vindt en beter passen. 'Het lichte huis' klinkt hem te geitenwollensokken en te pseudo Oosters filosofisch. 'Donker Kot' past veel beter de de Germaans duistere traditie en bij de Europese filosofen die de tristesse koesterden.
"Zo'n Sartre, een Decartes en die andere triestigaards als een Plato en een Freud en een Wittgenstein en bijgod Kierkengaard, dat opperkieken, daar wordt toch niemand wat wijzer van. Een hoop gefrustreerde mannen die denken om te denken en omdat ze niks beters te doen hebben." sneert Boerken en hij gooit het boek dat hij uit de boekenkast graaide met een smak op de grond en 'Denkers in de Ring' blijft liggen. Hij is nu goed op dreef en stinkend naar jenever en hooi en mest en dagenlang zwetend wroeten in de aarde, raast hij als een voorjaarsstorm: "Waarover ge niet spreken kunt moet ge zwijgen, of hoe zei die Zwijnenstein dat ook alweer? Hij had beter gezwegen, toch? En de Ander is de Hel? Hebt ge die vent bekeken, die Sartre? Saters waren schoon beesten in vergelijking met die schele lodderogige salamanderachtige bultenaar van Parijs. De andere? Die ging gillend lopen als de Jeanpolle binnenkwam. Ik durf wedden dat hij als kind in de spiegel keek en meteen wist wat de hel was. Het spiegelbeeld. De anderen? Mijn gat. En dan diene Kaartendinges. Ik denk dus ik ben. Allez. Proficiat! Stopt dan met denken en ge zijt dood? Zeveraars."
En net dan valt Zakenman binnen. Breed zwaaiend en gesticulerend, zoals alleen hij dat kan, met de allure van een presidentskandidaat en de zelfverzekerde blik van de permanente winnaar. Hij vertelt luid en trefzeker dat onze hersencellen zijn als vrienden op Facebook en Boerken laat een opvallende scheet en mompelt net iets te luid dat hij toch niet naar deze scheten in een fles moet luisteren en dat ze stinken. En Knorpot, die verborgen achter een Duvel bij de haard zit te luisteren zegt "sssss, laat hem uitleggen, stomme boer" en Zakenman davert lustig verder langsheen de spoorlijnen van zijn denken en vertelt over losse verbanden die komen en gaan en meerdere verbindingen die niet allemaal even sterk zijn en over het verband tussen sterkte en gelijkenis en de vloeirbaarheid van die netwerken. Boerken neemt de fles jenever en schenkt zich een glaaske en kapt dat binnen zeggende dat zijn hersens dus vloeibaar zijn.
"Je hersens", zegt Knorpot ineens terwijl hij rechtstaat en de ruimte vult met het charisma van de ervaring," maken een hier en nu en dat hier en nu is een illusie, want je hersenen moeten zoveel prikkels verwerken dat ze dat slechts 2-3 seconden aankunnen en dan geven ze nog maar slechts een selectie door en daarna gaan ze het korte heden verwerken en zak je met je geest af in het verleden. Bovendien werken onze zintuigen niet simultaan, wat het werk van die hersenen extra moeilijk maakt."
Hij ademt even.
"Onze hersens zijn lui. En daarom geven ze niet zoveel om het heden. Ze pikken er de belangrijkste prikkels uit. Dat doet je krokodillenbrein. Honger. Dorst. Lust. Hebzucht. Gevaar. Angst. Al de rest pikt de geest maar karig op, om het met zeer kleine teugjes te mengen met het geheel eigen beeld van het recente verleden dat geprojecteerd wordt in de toekomst. Conclusie. Ons brein is lui. We denken met onze krokodillenhersenben. Het nu bestaat niet en elke nu is totaal subjectief."
Zakenman grijnst. "Ge-wel-dig", zegt hij, "wow man, dat ga ik morgen al meenemen in mijn lezingen waarin ik mensen inspireer om te durven veranderen. Je leert me hier waarom mensen van nature uit niet veranderlijk zijn. Door onze luie hersenen."
Er valt een korte stilte en dan zegt Stil Meisje: "Misschien moet je de wetenschappelijke artikels lezen, Zakenman, niet voor de conclusies, want die hoorden we al, maar voor de manier waarop die dingen onderzocht en bewezen werden, want diƩ kunnen je helpen, denk ik."
Zakenman knikt en Boerken mokt en Knorpot gaat weer zitten en Meisje maakt witloof met spekjes en kaassaus in de keuken. Dichter kijkt naar buiten in het late licht van een van de eerste lentedagen en boven de mesthoop vliegen drie kleine vleermuizen hun onnavolgbare routes en hij wenkt Boerken en vraagt: "wat zie je?"
"Drie vleermuizen boven de mesthoop", zegt hij.
"Ik ook", zegt Dichter. En met een knipoog. "Dus zo uniek is mijn heden niet."
Verzonden vanaf mijn BlackBerry 10-smartphone.