vrijdag 12 oktober 2012

Mobieltje

Mijn eerste mobiele telefoon was inderdaad mobiel, al was dat een relatief begrip. Op een soort gigantisch grote en zware bruine jerrycan, lag, verbonden met een draad, een bruine hoorn met oranje oplichtende toetsen en een oranje schermpje. De jerrycan woog zoveel dat als ze in mijn auto plaatste, die kreunend tot op de assen zakte en verbruikte zoveel energie dat na een halfuur bellen de hele batterij leeg was en na een nachtje aan de autobatterij kon je de ochtend nadien absoluut zeker niet starten, want dan had dat afschuwelijke lelijke lompe onding je autobatterij al helemaal leeggezopen, zoals alleen een kameel na drie weken woestijn zuipen kan. Ik heb het ding een keer mee op de fiets genomen, maar na drie kilometer begaven de spaken van mijn achterwiel het en kletterde ik met fiets en mobiele telefoon tegen het asfalt. Toen ik de hulpdiensten wilde bellen, fier dat ik dat ding een keer echt kon gebruiken, bleek ik geen bereik te hebben, wat ik had moeten weten, want eens je een kilometer buiten Brussel, Gent of Antwerpen was, had je meer kans op lottowinst dan op een signaal. En in de onderontwikkelde landsdelen als Limburg, West Vlaanderen en De Walen, waar de paterkes missionaris nog rondwaren met spiegelkes, zilverpapier en kralen, was de kans absoluut nihil. Die stonden gewoon als een grote blinde vlek op de kaart.
Lelijk! Zwijg mij sindsdien over Skandinavisch design. Een doorsnee Vlaamse huiskamer is een toonbeeld van smaak en evenwicht en harmonie in vergelijking met die bruine jerrycan. Maar ik was mobiel en ik behoorde tot de elite die mobiel was en dat, mijn vrienden, was het belangrijkste. In die dagen bezocht ik architecten en bouwheren en aannemers. Voor de komst van de mobiele telefoon, belde je op maandag en probeerde je dan zoveel mogelijk afspraken vast te leggen. En soms stopte je aan een telefooncel, dat stinkende terrarium dat meestal op kerkpleinen stond lelijk te zijn, om er te bellen. Over waarom zaken van openbaar nut als treinen en metro's en stations en telefooncellen altijd lelijk zijn en stinken naar vet en olie en wafels, zal ik een andere keer moeten schrijven, want anders raak ik nooit waar ik naartoe aan het schrijven ben: de geschiedenis van de mobiele telefoon door Rix Worlds.

Ik was jong en onervaren en mijn concurrenten waren oud en zeer ervaren en sluw. Maar met de komst van de mobiele telefoon, werd ik ineens beter en sneller en alerter dan hen. Zij blijven bezoeken gebruiken als enige middel om stappen voorwaarts te ztten, maar ik belde en belde en belde en daardoor was ik ineens alomtegewoordig van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Ik deed driekwart van mijn zaken telefonerend en de echte bezoeken werden slechts een deel van mijn strategie. Zij hadden 15 kontakten per week, ik had er 15 per uur.
Ik deed zaken tegen de snelheid van het licht en zij, die arme oude heren in lelijke kostuums, tegen de snelheid van een hoogbejaarde schildpad met reuma.

Binnen de kortste keren drukte ik de concurrentie helemaal in de verdrukking. Ik telefoneerde ze kapot. Elke maand zeurde mijn chef over mijn telefoonrekeningen en hij bleef mijn bezoeken tellen, want ook hij zag de kracht niet van het nieuwe medium. Maar mijn omzetten stegen en stegen en stegen en dat was het belangrijkste.

De komst van de mobiele telefoon veranderde mijn leven. Ingrijpend.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten