maandag 19 november 2012

Accidents happen


Ergens liepen drie mensen. Ze wisten van elkaar. Ze deelden iets met me. Ik wist het. Zij niet.

Ergens onderweg langs de wegen van asfalt die we kriskras doorheen ons lage land gelegd hebben van dorp tot dorp en stad tot stad, laverend tussen de huizen en de industrieterreinen en buigend langsheen de rivieren, maar zonder aarzelen recht doorheen de polders en de velden en de weinige bossen.

De auto bromt bijna ruisend en de avond zakt zachtjes neer en dempt het licht tot het donker zal worden straks. We haasten ons met vele honderdduizenden huiswaarts of elders. We snijden elkaar de pas af en knipperen met onze lichten en we steken onze wijsvingers op en vloeken en miljaren. In het journaal straks zullen we horen over een escalerende oorlog waarbij alweer enkel de weerlozen die alles moeten ondergaan het slachtoffer zijn en waarbij geen winnaars zijn en enkel verliezers en gelijk per definitie niet bestaat.

"Oog om oog en tand om tand" glijdt altijd dezelfde richting uit, al een hele mensheid lang, maar ons collectief geheugen weet blijkbaar nooit tegengewicht te bieden tegen blinde wraaklust.

Ergens onderweg en ik denk aan de eigen wraaklust die wel eens hele delen van mijn leven wist te verwoesten als lava die langs de flanken van de vulkaan omlaag komt en alles op zijn weg verwoest, verpulvert, verast. Gaat dat ooit over? Een vulkaan kan vele honderden jaren slapen, maar hij blijft een gat in de aarde langs waar het gloeiende braaksel naar buiten kan gulpen. Giftig. Verwoestend. Zonder mededogen.

Zakenman vertelt nooit alles en zijn woorden zijn raadselen soms.

Over geduldig sluipen, als een hongerige jachtluipaard die wacht en zijn prooi in de gaten houdt. En over wachten. Tot de prooi net niet alert is, de wind gunstig zit, de afstand overbrugbaar. Over het spannen van de spieren en het afgaan dan af als een pijl uit een boog. Over sprinten en volharden, en over niet moeten bijsturen, over de dodelijke klap, die klinkt als Wakkkkaaaah.

Het is part of the game, zegt hij, dat hij het kon gedaan hebben en het niet deed. Hij vertelt over hoe hij als een luipaard wou toeslaan, en dan de hinde in leven liet en liet lopen. Uit medelijden? Neen. Omdat het er niet toe deed. Het zou zijn honger niet stillen.


Ergens zit een bange hinde. Opgejaagd door een luipaard. Niet meer in staat te eten of te drinken, de ogen steeds draaiend, de oren gespitst, de neus in de wind, de spieren gespannen om te kunnen vluchten. Tot de dood volgt. Van uitputting.


Een down, twee te gaan. Ongelukken gebeuren.

Iemand leest een vergeeld krantenbericht van een paar maanden oud. Het bericht is weinig zeggend en oppervlakkig. Maar het bericht zegt precies wat iemand lezen wil en dan weer niet. Iemand smaakt de smaak van het eigen speeksel. Iemand tuurt over de weg. Het is avond. Het is kil en grijs.

Een vulkaan.










Geen opmerkingen:

Een reactie posten