vrijdag 13 januari 2012

Tot de ochtend komt

Ik heb de huid van de Gladde Zakenman uitgetrokken. Ik lig op bed in een bed in een hotelkamer in een stad in een land en ben dus overal en nergens.

Ik heb risotto gegeten met een hand. Ik heb terwijl gelezen op de Ipad. Ik heb een bad genomen. Nu lig ik op bed en luister Neil Young. Ik luister Nick Drake. Ik droom een droom en ik stap in de droom om er een andere te dromen. Ik luister Nick Drake om de Droeve Dichter op te roepen en afstand te scheppen met mezelf. De Droeve Dichter aan de verweerde tafel in het Donker Kot, kijkend naar buiten, triestig, onbegrepen. Zwelgend in zeurderige teksten die spreken van tristesse en weemoed om er dan een mee te worden. Te verzwelgen in de eigen triestheid en ten onder te gaan aan melancholie. Suicide is painless.

De Droeve Dichter schrijft niets vandaag en kijkt naar buiten en achter hem staat de Oude Knorpot en tussen hen beiden slechts 30 jaar van vergeten dromen.


Ik at risotto met een hand en dronk een glas witte zijn. Een glas witte wijn in een hotel in een stad in een land is meestal niet te zuipen en het kon me niet deren. Een laagje witte sneeuw op een lelijk landschap. Een deken tegen de kou. Na de risotto ging ik naar de kamer, nam een bad, luisterde naar Neil Young, zoals de voorbije 30 jaar. Ik deed het pak van de Gladde Zakenman uit en wou schrijven.

Tot de ochtend komt.

Naast me een glas Jack Daniels. Twee Blackberries.

Everybody is going out and having fun. I am a fool for staying home and having none. Ome Neil is een zagevent. Niet eens een oude. Toen.

De Oude en de Droeve kijken door het raam. Het Stille Meisje praat in geen woorden en zwijgt in geen taal.

Ergens rijden auto's over snelwegen. Vliegtuigen landen. Mensen gaan naar bed en liggen woelend op zoek naar slaap. Iemand vraagt zich af hoe het zo ver kopen kon. Iemand hoopt te dromen. Iemand leest mooie woorden. Iemand neuriet mee met ome Neil. 'it is only castles burning'.

Iemand leest. Iemand schrijft. Iemand hoort woorden spreken. Iemand spreekt woorden.


Ik zit op bed.

De dag glijdt af.

Op een nacht verdwaalde ik in Duistere Bossen in een land. Mijn reisgenoten waren toevallige personages in mijn leven. We verdwaalden met de auto langs lange smalle donkere wegen die door het bos kronkelden tot we inees bij een reusadhtig kasteel stonden waar licht was binnen en waar auto's stonden en we gingen er binnen, midden de nacht. We dwaalden door lange hoge gangen en langs trappen en torens, we openden deuren en kwamen in kamers waar de haard nog niet helemaal gedoofd was. Er waren mensen, maar we ontmoetten er geen. Het lijkt alsof ik dit droomde. Daar. Op dat moment. Buiten stond een bar van ijsblokken. Er waren vuurkorven met nog witgloeiende kolen. Er was wijn en rum en glazen. We dronken en onze tocht ging verder.

De dag gleed in een droom en de droom was de nacht.






Geen opmerkingen:

Een reactie posten