woensdag 19 november 2014

Dunne regens en dode vissen.

Pijlsnel tussen de takken onderweg naar de pijn zittend aan een tafel met bloemen om de huid terwijl het hout in het vuur knetterend gloeit en iemand neen zegt en wegkijkt en daarna regent het dun speeksel. Over de tegels van ons schrijven ‎glijden de priesteressen van de nacht schreeuwend lelijk over angst en nijd en fruitbomen en papavers en vlinders die sterven tussen onze tanden. Monsters vergeven de dingen die ze onthouden zo kort na elkaar. Ongelukken gebeuren. De deuren sluiten zich en de waarheid is geen verwijten en daarna worden de dagen kort en kil en sneeuwt het.
De hemel is het vel van stervende mensen en legt zich kil tegen de matras van de donkergroene polders die modderig stinken en de wind is als de laatste adem en het miezert het kille speeksel van de laatste woorden die je wel hoort maar niet begrijpt en dan is het te laat. Je sluit de ogen en in het donker van de nacht probeer je te slapen. Je slaap vast en diep en 's ochtends bij het waken voelen je benen als van hout en weet je niet hoe ze te bewegen alsof je gevangen zit in een droom. De Trage Stroom meandert door het vlakke land zoekend naar de Zee om er zich te verliezen in haar zilte water. De meeuwen krijsen en vechten om de dode vissen die de Trage Stroom aanvoert en de dikke zwarte modder legt zich op de bodem. De Zee is als van olieverf en de hemel is handgeschept papier. 
Ik zit op de duin in het grijze ochtendlicht en voel de kille dunne regen in me kruipen als een slang van witte mist.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten