zaterdag 11 januari 2014

Dichter ontmaskerd.

Dichter is even naar buiten bij Boerken en loopt er als een dot donkere olieverf op een vettig groene niet gedroogde ondergrond over de weides en langs de draden en tussen de paarden, zeulend met hooi en water en in de keuken maakt Meisje eten klaar en de geur ervan vult het Donker Kot en Knorpot leest de teksten die Dichter met de hand geschreven heeft. Zwaar zwart potlood op korrelig papier. Knorpot leest en gromt en knort en briest zoals de paarden in de stallen als ze weten dat je met eten aan het rondstappen bent en je zo dadelijk hun deur openschuift en eten in hun bak kiepert.


Vraag naar eenzaamheid. Aan deze zijde. En de andere. Je roept me. Je bent alleen, zeg ik. Ik ben alleen zeg jij. Ik ben alleen zeg ik. Zo hard. Ik ken mezelf niet. Leegte.

Eenzaam als je jezelf niet kent. Niet eens kent. Jezelf. Ik ren. Geen waarschuwing. Mensen verdwijnen. De wereld draait. Draait door. Potlood op papier.

Mijn lip bloedt. Ik verlaat. De stad achter me. De wegen voor me. Sprankelende zon. Gevangen.
Vastgelegd in een spiegel. Dan kan ze niet vallen. Ik heb eten bij me en drinken. Laten we gaan. Spiegel de zon. Jij de Zee.

Je ogen de Zee. Je ogen een spiegel. Eeuwigheid. Tijdloos.

(violen en zee)

Neem je tijd. Ik tel de tijd. Laten we elkaar verliezen. Ik verlies me in jou en jij in mij.

Geschiedenis. Samen. Wij samen. Twee.Mijn kaarten op de tafel. De Zee. Zwemmend in de Zee. Zwevend in Zee. Ik zweef. Ik blijf de hele nacht wakker.

(stilte)

Handpalm. Een geluid. De branding. Het landen van de Zee. Tijd is mijn vriend. Alles komt terug. Keert terug. Keert om. Gaat verder. Alles. Iemand verschijnt op strand. Probeert en probeert en kan het niet vinden. Niet in wandelen. Niet in praten. Verloren woorden. Geen verbeelding. Het niet vinden. Rollende stenen.

Ik kijk over de Zee. Iemand spreekt me toe. Vertelt me iets. Ik kan het niet vinden. Ik probeer en probeer. Ik reis de wereld rond, ik doe dit en dat. Doodlopende straat. Het komt niet. Ik zoek niet langer.

De nacht schildert alles weg in zwart. Alleen het bulderen blijft. De zomerjurken. De duinen. De spelende kinderen.Mensen kijken weg. Alledaags. Ik kijk in mezelf en het zwart daalt in me. Daarna word ik schaduw en verdwijn van donkerblauw in zwart. Als ik hard genoeg staar in de ondergaande zon. Kan ik het donker stoppen. De nacht verft alles zwart. Zwart als een maanloze nacht. Zwart als een maanloze Zee.


Knorpot leest het en herleest het niet en bromt dat Dichter weer zitten schrijven heeft met de iPod op de oren en dat het The Red Hot Chili Peppers en The Rolling Stones waren deze keer die de woorden brachten die het hoofd van Dichter vulden en uit zijn potlood gleden tot zinnen."Zo kan ik het ook" mompelt hij.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten