woensdag 17 december 2014

Kleine Rakker deel 02

Hey Kleine Rakker,

Je bent er pas en je grootvader, ik dus, gaat al piekeren. Over jou. Over zichzelf. de mensen. het leven. en hoe dat dan moet. Met jou, kleine makker. Rakker.

Je bent onze kleinzoon en dus denk ik meteen: hoe kunnen wij je beschermen? Jouw grootmama en ik.

Hier, in dit leven. En tegen dit leven. Nu en straks. Beschermen tegen deze wereld die ik wel eens verwens of die me de stuipen op het lijf jaagt nu en dan. Hoe kan ik je beschermen tegen je eigen soort, de mens. Die soort waarvoor ik me vaak schaam omdat ik er een van ben. Mensen geven je het allerbeste en mooiste en liefste. Gelukkig maar. Kijk hoe je daar ligt bij je mama. Ik kan van mensen houden. Heel intens. En ze volledig vertrouwen. Dat zijn de momenten waarop ik blij ben. En dankbaar.

Maar ik kan ook intens bang zijn voor de mens. Ja, jouw grootvader is vaak bang van andere mensen. Vooral als ze zich in groepen gaan scharen achter het Grote Gelijk. Je bent pas geboren en in een ver land worden 130 kinderen afgemaakt in naam van een God. En in naam van het Grote Gelijk. Moet ik je nu al leren dat 'in de naam van God' zelden veel goeds betekent? Dat elk Groot Gelijk een zijde is van een muntstuk met aan de andere zijde eveneens een Groot Gelijk. Dat mensen wel eens handelen uit wraak. Wraak, lieve kleinzoon, is zoiets wat je maar niet leren moet. Het onderscheid ons mensen van de dieren en maakt ons meteen ook vals en gevaarlijk.

Tot wanneer bescherm ik je door het je te verzwijgen? Dat van die mensensoort en de waanzin en wraak? En vanaf wanneer moet ik het je vertellen? Kijk, daar worstel ik nu mee op deze grijze Decemberdag die maar niet licht wil worden.

Ik ga je nog veel moeten vertellen. En verklaren. Al zijn sommige dingen niet te verklaren. Waarom schrijft je opa graag over de dingen, bijvoorbeeld? En wordt hij schrijvend altijd wat triest? En zet hij altijd muziek op terwijl hij schrijft. Erg luid bovendien. Zoals nu bijvoorbeeld die goeie ouwe Gorky. Dat weet hij niet. Het voelt goed. Is dat voldoende als reden?

Waarom zingt hij luidkeels mee met "Lieve Kleine Pirana" en waarom zingt hij zo vals? Ik wens je vele talenten toe, maar niet dat zangtalent. Dat zou jammer zijn. En als jouw opa je dan probeert te vertellen dat 'verscheur me' eigenlijk lief is, moet je dat maar gewoon geloven. En je kan je maar beter niet schamen voor die oude man die je opa is, als hij bij het horen van de intro van 'Mia' de muziek nog harder zet en dan stil gaat huilen.
Opa gaat dingen doen samen met jou, die van je mama en papa eigenlijk niet mogen. Gewoon. Omdat hij dat doet. Kattenkwaad, want je opa is een jongetje gebleven. (Trouwens, toen ik leerde schrijven was kattenkwaad nog gewoon kattekwaad, denk ik. En bestond er geen spellingcorrector. Enkel een groen boekje en minpunten op dictee.) En je mama weet heel goed dat opa een jongetje is dat kattenkwaad uithaalt. Want dat deed hij al met haar en haar zus: de autoradio veel te hard en samen meebrullen en terwijl de auto ritmisch heen en weer laten schudden tot je buikpijn hebt van het lachen. En telkens hij daarmee stopt, zal je 'nog' roepen. Of 4 keer de rotonde rond rijden omdat hij 'de weg kwijt is'. Desnoods 7 keer. Zwaaien naar de mensen en doen alsof jullie ze kennen en dan gieren van het lachen als ze stomverbaasd terug zwaaien en je ze ziet denken: wie was dat? Of rijden als een bompa. Heel traag en met de stoel tegen het stuur getrokken. Met klassieke muziek door de boxen. Ik ben nu een bompa, realiseer ik me ineens Maar niet zo een. Hoop ik. Nog niet.


Neen. dat stomme kattenkwaad is niet helemaal verantwoord. En zelfs helemaal niet. Maar zullen we het er over eens zijn dat ons dat worst zal wezen?

Het neigt naar het einde van het jaar. Je werd geboren terwijl de dagen kort zijn en de nachten lang en dan zijn de mensen een beetje melancholisch en verlangen ze naar de zon en het licht en de warmte. Jij slaapt vooral en hebt dus weinig last van dat donker. Wij grote mensen, wel. En dat verlangen naar de lente tijdens lange donkere avonden bij de kachel, zet ons aan om goede voornemens te maken. Binnenkort lees je rond deze tijd je Nieuwjaarbrief voor, zo kort na je verjaardag .Je zal van het ene feest in het andere rollen, realiseer ik me nu: Sinterklaas, je verjaardag, Kerstdag en dan Nieuwjaar. In januari zit jij elk jaar weer opnieuw op een stapel kadootjes. Die Nieuwjaarsbrief dus. Die staat vol wensen en goede voornemens. Die wensen hou ik voor later, ik ga je immers nog schrijven.

Ik heb alvast een goed voornemen: ik ga je leren dromen. Mensen dromen. En dromen maken mensen mooi. En zorgen voor mooie dingen. Jij was zo’n droom. Jouw mama en papa droomden je. Opa is een dromer. Ik ga je leren grote dromen te dromen. Hele grote dromen, kleine rakker.
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten