dinsdag 17 december 2013

Elfje en prikkeldraad

De dauw parelt dunne versjes in het lage licht van de oranje winterzon. Ik wandel met de voeten door het natte gras dat langs mijn laarzen fluistert in zachte gebeden. De kilte van de gestorven nacht nestelt zich onder mijn jas en in de verte ademt een paard wolkjes die het licht even vangen om dan te verdwijnen in de stilte van de ochtend. 

Ik wandel langs de weides met het vette diepgroene wintergras die ruiken naar modder en dunne nevel en het giechelen van zonnestralen die door de polder huppelen en zich spiegelen in de dauwdruppels. Mijn hoofd is gevuld met marmer en ik knijp de ogen tot spleetjes.

Aan de prikkeldraad hangt ze. Een melkwit Elfje
in een dunne jurk die glanst in de ochtendzon. Haar perkamenten vleugels blijven stil om ze niet te scheuren aan het puntige metaal. Ze roept niet om hulp. Ik hoor haar stem niet. Ergens ruist zacht het gras. Ik maak haar voorzichtig los en zij kijkt me aan terwijl ik dat doe. Haar ogen zijn fel. Mijn handen trillen en haar huid is warm en voelt als de adem van een kind. 

"Je zat gevangen", zeg ik zacht als ze los is en ze voorzichtig haar vleugels probeert en een ietsje van de grond loskomt en tevreden glimlacht. 
"Ja", zegt ze en ze klinkt als de zomerzon.
"Gelukkig heeft de prikkeldraad je vleugels niet stuk gemaakt, je zou daar zo nog lang gevangen gehangen hebben", probeer ik verder te praten, want  de stilte voelt als gloeiende asse.
"Neen hoor", zegt Elfje vrolijk,"ik zat enkel in een droom gevangen omdat buiten binnen is en binnenste buiten...Elfjes grens."

Ik sluit mijn ogen omdat ik denken wil en de woorden wil laten landen als de pluizen van een paardenbloem in de zachte wind van de avond en als ik ze open is Elfje verdwenen en zie ik de prikkeldraad en de zon en ben ik alleen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten