zaterdag 21 december 2013

Grommend dier

Drie bomen die uit het gras groeien met de takken wijd gespreid en reikend naar de hemel waar de wolken zijn in stilte. In de bergen was ik tussen de wolken. Wolken fluisteren niet. Wolken spreken niet. Wolken zijn woordeloos en toch vertellen ze. Ik luister niet naar hun verhalen en dus komen ze tot mij. Je ziet wolken. Ze steken een bergkam over. Ze stijgen op vanuit het dal. Je ziet ze tot ze je omhullen en kille natte mist worden die ruikt naar angst. Drie bomen groeien uit het gras en reiken naar de hemel en de wolken.
Onder de bomen groeit de wereld omheen hun wortels. In de aarde van die wereld woel ik. Mijn vingers krom. Mijn nagels vuil.

Ik grom. Een maag die honger heeft en het voelt ook zo. Uit de stilte groeit een eik. Ik neem happen uit een zurige appel en sommige pitjes zijn nog melkwit. Het leven is suiker. De tijd is een gedachte die ik niet afhouden kan. Een schaduw. Een donker woord. Kippevel. Langzaam ademen. Heel diep in en traag uit. De avond mijn ribbenkast. Om mijn borstkas is een huis gemetseld. Ik drink het water uit de kraan. 
Een dier gromt. Een dunne lade in een wankele kast waarin ik mijn woorden bewaar voor ik ze tot zinnen maak in zinnen die om me heen geschreven worden zodat ik ze schrijven kan. In de verte. Zwart licht. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten