vrijdag 18 maart 2011

Spiegelbeeld met watten en heaven and hell en het verschil

Hij kijkt in de spiegel en het beeld in zijn hoofd van zijn hoofd komt helemaal niet overeen met het beeld van dat hoofd in de spiegel. Onder de ogen tekenen zich zakken af van een formaat dat die van de Ikea laten verschrompelen tot theezakjes.

In zijn hoofd zitten dikke watten.

'Had ik maar wat meer geslapen', denkt hij, al is van enig denkproces weinig sprake, vanwege die watten die verhinderen dat de radertjes draaien en de vonken overspringen. In zijn hoofd heerst de stilte van een ochtend in de dikke mist.

Gisteren was hij op een plek om mensen toe te spreken en later, vanaf het balkon aanschouwde hij een kolkende brei tegen elkaar geplakte mensen die op bonkende muziek op en neer bewogen onder zoekende spots. Iemand opende de ramen van onze loge en met de diepe bassen sloeg ook de vochtige hitte van honderden lijven hem in het gelaat, zoals de hitte in de tropen als je de airco van de taxi achter je laat. Hij dacht aan stromende lava. Hij dacht aan kolkende golven van een kokende zee.

In zijn hoofd heerst ruis. Hij wast de handen voor de spiegel en wrijft even door de haren.
'Godverdomde oude zak', mompelt hij en het klinkt niet ironisch. Het is een vaststelling. Het is de kloof tussen het beeld in en het beeld van het hoofd. Het hoofd vol watten. Het hoofd vol ruis. Het hoofd zonder gedachten.

Hij laat de spiegel achter zich, wendt zich af en droogt de handen. Hij ademt even diep. 'Misschien moet ik maar een luchtje scheppen', denkt hij, maar voor hij die gedachte kan vasthouden is ze verdwenen in de mist.

Hij had ook kunnen denken, 'wie hoopt, heeft alles', of 'leven is de som van onze keuzes', maar vandaag denkt hij niet en niets. Vandaag zijn er geen processen in zijn hoofd. Enkel watten. En kleine Buddha-beeldjes.

Ik lees mijn tekst na en vraag hem wat de moraal van dit verhaal is en hij denkt niet na en geeft me geen antwoord. Daarom schrijf ikzelf de conclusie. Punt.

Hij kijkt de schrijver aan en ineens doemt de schim op uit de mist en het is een vragende gedachte: zag hij de hel gisteren, of is dat de hemel?

Ik zie de vraag in zijn hoofd en de leegte in zijn ogen en ik zeg: 'Geen van beide. Wat je zag, was gewoon een moment op een donderdag ergens in Vlaanderen en omdat je er op neerkeek, letterlijk, maakte je er geen deel van uit en waan je je goddelijk en denk je in termen als hemel en hel. Het was gewoon aards.'

Hij luistert niet. Te veel ruis. Ik denk dat hij eerder neigt naar 'De hemel en de hel zijn identiek, het is enkel de beleving die het verschil maakt', maar verder dan neigen zal het niet worden vandaag.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten