dinsdag 23 april 2013

Nacht, 3

De aarde geurde naar kaneel die nacht en het gras rook wee als naar net niet rottend fruit. Hij legde zich languit neer op zijn rug en toen pas voelde hij dat hij 30 kilometer gestapt had met zijn ongetrainde lijf dat broos was en dun van maandenlange slapeloosheid.

Maanden had hij 's nacht aan een tafel gezeten, gebogen over stapels geschriften en rapporten en met twee PC's en honderden copies en afschriftjes en aantekeningen, zoekend naar een bron van water dat de ziedende brand in zijn lijf zou kunnen blussen, al was het maar voor even. Tijdens die lange nachten werkte hij gestaag door, puzzelend en speurend, planmatig en met oog voor detail en als de ochtend de nacht verdreef waren zijn ogen moe en deed zijn rug zeer en waren zijn schouders stijf en krom en kroop hij in bed om een uur te slapen en zelfs dan lukte het hem niet. Hij had maandenlang elke nacht gewroet en gezocht en geschoven en alsof hij een visnet had willen haken en dat net raakte maar niet af en de mazen bleven te groot, zo voelde hij en hij slaagde er niet aan het net dicht te halen en dus lag hij wakker, dat korte uur tussen de nacht en het uur waarop mensen uit bed komen, starend maar het plafond. Hij wist dat hij zou opbranden, langzaam en dat er geen redding was.

Slapen deed hij zelden. Soms was hij zo vermoeid, dat hij toch wegzakte in een soort coma en daar droomde hij zo hevig en werd dan wakker, badend in het zweet en bevend over zijn hele lijf en kotsmisselijk.

Minstens een keer had hij de moed bij elkaar geraapt om er met haar over te praten. Ze zaten die dag op een terras boven een rivier aan een tafel die tegen de reling stond en ze zaten elk aan een zijde van de tafel tussen hen in, verborgen achter een zonnebril en ze keken naar het water en de boten en in de stilte die ze elkaar lieten en terwijl onder hen het water klotste en de boten zo typerend klingelden, als ik elke jachthaven waar ook ter wereld, begon hij aarzelend te praten over de oorzaak van zijn pijn en het laaiende vuur dat hem verteerde vanbinnen en zijn vergeefse zoeken naar water om de brand te blussen. Ze zette haar zonnenbril af en in haar ogen zag hij zoveel melancholie en zonder woorden smeekte zij hem niet verder te praten en daarom had hij gezwegen.

Maanden daarvoor had hij het voorbij laten gaan. Hij had het moment gemist, zoals mensen dat zo vaak doen, gejaagd door de tijd en de opeenvolging der dingen en in de onmacht tot luisteren die kenmerkend is voor onze soort.

Hij lag languit op de rug in het gras en staarde naar de zon die opkwam tussen zijn vermoeide voeten.


Sent via BlackBerry offered by Proximus

Geen opmerkingen:

Een reactie posten