Dichter loopt over de weides om Boerken te helpen. Boerken heeft een voet gebroken en dat is vervelend.
Het schemert en een kleine vleermuis fladdert laag jagend over de velden. Het is windstil en zacht. Dichter brengt twee emmers water helemaal achteraan de weide, om de drinkbakken aan te vullen. Eens hij bijna zo ver is, met stevige stappen, lijken zijn armen in brand te staan. De emmers wegen 20 kilo elk en snijden in zijn handpalmen. Hij kieptert ze leeg, stapt terug en doet het nog een keer over.
De stad is geen sluipend dier, denkt Dichter ineens. Ik heb dat honderden keren geschreven, hoe ze als een hongerig roofdier om de tuin sluipt. De dreiging klopt, maar als ik aan de stad dierlijke kenmerken geef, maak ik er een levend wezen van. En dat is ze niet. De stad sluipt niet. Ze ademt niet. Ze gromt niet. Ze snuift niet. Ze fluistert niet onheilspellend. Ze kermt niet. Ze jankt niet. Allemaal woorden die ik zou willen gebruiken om te beschrijven wat ik voel en hoor, maar ik geef er de stad een ziel mee. De stad is de dood. De dood is, maar leeft niet.
De stad is metaal tegen metaal, het rollen van rubber over asfalt, honderden dieselmotoren in de auto's op de ringweg, die remmen bij de verkeerslichten en dan weer optrekken, het gestampt en gepiep van treinen en de brom van vrachtwagens. De stad is de dood en de dood ligt niet op de loer. De dood is er. De dood wacht niet. De dood neemt niet. De stad is levenloos.
Dichter kiepert de emmers leeg en bedenkt hoe moeilijk dat schrijft en houdt het bij sluipende zwarte panter die honger heeft en geduld.
De vleermuis maakt onvoorspelbare capriolen in de lucht, jagend op de insecten die Dichter niet ziet. Boerken zet hinkend de paarden in de stallen en daarna brengen ze samen hooi rond en krachtvoer en ze spreken geen woord, Dichter, Boerken en de vleermuis. De stad prevelt als een hardhorig oud wijf in de kerk die zichzelf wil horen. Met krakende nasale stem en veel te luid.
Verzonden vanaf mijn BlackBerry 10-smartphone.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten