zaterdag 26 april 2014

Spuugzat

Boerken zit liggend en ligt zittend als van dikke klodders oranje rode olieverf voor de haard en drinkt een jenever terwijl Meisje de schrijfsels van de dag leest en Dichter buiten wandelt omdat hij het niet verdragen kan dat iemand zijn zinnen leven leest terwijl hij er bij zit. Meisje nipt aan de thee van gedroogde blaadjes uit China en verse munt uit de ruin. En Boerken nipt niet van zijn jenever, maar kapt die in een keer binnen en opent de fles die op de grond staat aan zijn voeten en hij ruikt naar paard en hooi en stro en de buitenlucht en jenever en dommelt half in. Knorpot komt uit de kelder met een Duvel in de ene en een hoog bol blas in de andere hand en komt bij Boerken zitten en die ziet meteen de grijns op zijn gelaat. Boerken wacht.

"Boerken..." zegt Knorpot. "Mij noemen ze Knorpot omdat ik dat ben. Maar gij zijt geen boer, Boerken., ge zijt iets dat op een Boer probeert te lijken. Ge scheert u niet en kamt uw haar niet en u wassen doet ge ook al niet veel en ge draagt kleren die oud zijn en versleten maar ze verraden waar ze vandaan komen. Ge rommelt maar wat aan op en tussen de weides, maar ge weet niet precies wat ge doen moet. Ge verzuipt in het onkruid en uw weides lijken steeds meer op verwaarloosde akkers dan op weides en de echte boeren komen u helpen niet omdat ge een van hen zijt, maar uit compassie en omdat ik ze betaal om te doen wat gij niet kunt, omdat ge geen boer zijt."

Boerken zwijgt lang en spreekt dan: "Ge hebt gelijk. Dat gij gewoon een knorpot zijt en ik gewoon Boerken. Iemand die probeert op een boer te lijken. Ik ben er niet eens goed in, maar ik doe het wel graag, net zoals gij graag een knorpot bent. Het verschil is inderdaad dat gij er goed in zijt. En ik niet. Gooi nog eens een blok hout in de haard, wilt ge?"

Knorpot staat op en gooit een blok in de haard en Boerken spuwt in het glas Duvel en dommelt verder.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten