zaterdag 31 maart 2012

De Filosoof en de Terrorist en een Luchtkasteel

De Grijze Filosoof komt met de bittere kou binnenwaaien en kijkt de Dichter aan, die zegt de Nacht te zijn en de Filosoof spreekt zacht, bijna in zichzelf:
... de nacht, Drager van Dromen, voorbode van de zon, spanning van startgrid, bindmiddel van avond en ochtend, deken voor zorgen en pijn, moment om het denken voelen te maken. Moment voor zeespiegelende maanlichtwandelingen.


De Dichter zwijgt en staart voor zich uit en daarna murmelt hij wat over lege flessen en handpalmen zonder zandkorrels en leegte en pijn en eenzaamheid en hij kijkt naar buiten, waar de avond over de tuin gaat liggen.

De Grijze Filosoof neemt een stuk krijt en zoekt een mooi stuk matzwarte muur dat nog onbeschreven is, als een deel van de nachtelijke hemel zonder sterren en hij schrijft bedachtzaam zelfzeker woord na woord:

Ik moet de gaten dichten,
het leven vullen,
de duisternis oplichten.

Woorden verplichten,
me te volgen,
zinnen te verlichten.

Regels schrijven,
onder't mom,
mezelf te beklijven.

ja, de gaten dichten




Hij gaat zitten aan de verweerde tafel naast de Dichter die de woorden leest met lege ogen en die verder zwijgt in duizenden woorden die de ruimte vullen met het brute geweld van de stilte. En dan staat de Filosoof op en hij schrijft in sierlijke letters iets verder en dichter bij de grond:

Ik ben een terrorist,
Je ergste nachtmerrie,
Je dromen ontstolen,
Want ik heb je luchtkastelen opgeblazen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten