Aan deze zijde van de oevers is het licht verdwenen. Aan de andere zijde was het altijd al donker en daartussen stroomt traag water als koele lava zwart als inkt. Het is er stil en kil. In het riet langs de kant fluisteren stemmen en scharrelen dieren of mensen en schaduwen verdwijnen met het licht. Het duister is een stem zonder lichaam en een zwervende geest die over de wateren glijdt en het bevriest met de adem. Het water stroomt traag voorbij naar zee en het vreet de oevers weg en tijd. Iemand fluistert een woord en een zin en daarna een heel verhaal. Niemand luistert want de stilte heeft alles verteert en de kilte alles vast gevroren in ijs en tijdloosheid. Niemand zal luisteren. Niemand fluistert nog. Het zwart legt zich als een dik deken over de aarde en maakt haar vijandig.
Langs de kant van de rivier zit iemand in het duister en hij wordt een met het duister en de trage inktige stroom naar zee en de kilte van de woordenloosheid en de dreiging van het verre gefluister. Hij zegt geen woord en luistert niet langer. Er is niets. Enkel zwart.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten