Ik zou een goed voetballer geweest zijn, als ik loopvermogen had gehad, balgevoel, techniek en spelinzicht. Mijn voetbaltalent beperkte zich tot de gedachte dat ik kon voetballen en daarmee kan je het niet echt redden op die afschuwelijk grote open vlakte tussen die 21 andere snel bewegende medemensen en die heen en weer stuiterende bal.
Het talent voor iets, of het schrijnende gebrek aan talent, is recht evenredig met de gave te wéten of je er goed in bent, of niet. In mijn geval: ik zag niet dat ik geen voetballer was, omdat ik geen talent had.
Ik holde steeds achter de feiten aan, zag niet hoe het spel zich ontplooide en zeker niet wat er zou gebeuren en hoe ik daarop kon inspelen en als de bal al eens mijn richting uit kwam, was ik zo verrast dat ik die al meteen weer kwijt was, omdat de anderen sneller waren en ik niet meteen handig was met de voeten.
Twee maal 45 minuten marteling. In striemende regen, gierende wind, bijtende kou, brandende zon, gloeiende hitte.
Ooit heb ik een doelpunt gemaakt. Dat ging zo: de bal botste mijn richting uit en ik trapte, de bal raakte iets tussen mijn scheen en mijn voet in en ging de andere kant uit dan mijn traprichting en daardoor dook de keeper de verkeerde kant uit, waarna de bal vrij traag het doel in rolde, wulps huppelend over het gras. Het hoogtepnt uit mijn vele jaren voetbalgeschiedenis.
Ik was een voetballer in het diepst van mijn gedachten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten