De Oude Knorpot steekt de straat over en komt in het donker kot zitten.
Buiten is het zomer. 'Heb je me een druppelke?' vraagt hij en neemt de jenever uit de kast en giet een stevige geut in een limonadeglas waarin nog een klutske Redbull Wodka staat van de nacht.
'Ik heb goed geslapen en gij hebt natuurlijk een hele nacht gedacht aan het Wilde Kind dat aan u vreet en ge hebt natuurlijk geen letter geschreven want ge zijt toch in slaap gevallen tegen uw boom buiten en nu zit ge hier in uw donker hol koffie te drinken en wakker te worden uit uw dwaze dromen. Ge zijt nog jong gij. Ge denkt nog dat ge de wereld veranderen kunt met zwarte verf en letters op papier en 's nachts wakker blijven. Dwaze kloot.'
Het is stil in de keuken, want de Droeve Dichter antwoordt niet. De Oude Knorpot kapt de jenever in een geut binnen en draait de stop van de fles.
'Hebt ge er al eens aan gedacht dat dat Wilde Kind misschien niet de moeite is? Dat elk verhaal maar een verhaal is. Dat ge dat Wilde Kind van u misschien beter kunt negeren? '
'Daar wil ik niet aan denken,' zegt de Droeve Dichter en hij slurpt van zijn espresso en kijkt naar buiten over de verwilderde tuin onder de eik.
'Deze morgen kwam Boerken me wakker maken en hij rook naar vers hooi en hij heeft bij me gezeten tot de zon opkwam en ik denk dat hij nu op zijn tractor over het veld rijdt ginder bij de dreef. En als hij vertrokken was, heb ik drie regels geschreven die ik niet ga schrappen en dus is mijn nacht goed geweest. Drie regels heb ik geschreven als een kooi voor mijn demonen die ik vang in woorden en zinnen en verhalen die ik op deze papieren schrijf en die ik nooit meer lees. En wat uw gedachten betreft, Ouwe trieste vent, daar wil ik niet aan denken. Voor mij is wat ik lees en hoor evenveel waard als wat ik zie. Woorden en zinnen en verhalen zijn absoluut. Wat kan ik anders, als schrijver?'
'Ge zijt een droef figuur', zegt de Oude Knorpot terwijl hij een glas vult, 'ge zijt jong en zou nu buiten moeten onkruid trekken in uw hof in plaats van binnen te zitten in uw donker kot en drie regels te schrijven die niks waard zijn en die niemand leest en die het onkruid in uw ziel niet kapot sproeien met ddt, integendeel. Het is als een dikke regenbui zodat het dikke vette onkruid daarna nog harder groeit. En zeg, hebt ge geen andere jenever dan deze goedkope rommel?'
De Droeve Dichter staat op en gaat naar buiten en knielt onder de eik en begint onkruid te wieden en de Oude Knorpot komt hem achterna, het glas in de hand.
'Mag ik uw schrijverij niet lezen?' vraagt de Oude Knorpot na een lange stilte onder de eik. 'Neen, ik zou wel willen maar dat kan niet', zegt de Droeve Dichter, 'want het Wilde Kind is mijn kind niet. Ik bewaar het. Ik steek alle schrijfsels in een doos en die doos bewaar ik.'
De Oude Knorpot maakt een wijd gebaar en zegt dat de Droeve Dichter zot is of tenminste zo goed als en dat hij naar de dreef gaat om daar om te wei te kijkdn of Boerken hooi aan het keren is in de zon en dat hij de fles wel mee pakt, en dat de dichter de volgende keer betere jenever kopen moet en dat zijn donker kot stinkt naar koffie en zever.
De Droeve Dichter blijft geknield onkruid wieden en in zijn hoofd borrelen woorden en zinnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten