Boerken ruikt naar vers hooi en diesel en olie en jenever als hij het donker kot binnenstapt. Hij zoekt gezelschap, maar er is niemand.
De Droeve Dichter zit buiten in het gras tegen de eik en kijkt naar het westen en ziet de rosse gloed van de ondergaande zon op de kruinen van de gindse populieren en hij ziet de schaduw van de rij bomen die dichterbij staan over die rosse gloed glijden.
Soms is het licht van een ondergaande zon mooier dan de zonsondergang zelf, weet de Droeve Dichter. Soms komt de Scheve Schilder langs, met canvas en olieverf en terpentijn en borstels in maten en soorten en hij leert de Droeve Dichter kijken, de ogen een beetje geknepen en het hoofd wat scheef, om beter de diepte te zien, en de vlakken en het lijnenspel.
De Droeve Dichter houdt het hoofd scheef en kijkt hoe de rosse gloed opschuift tot bij de top van de kruinen om dan te verdwijnen en het lover donkergoen te laten in de lommer van de avond.
Boerken komt er bij staan. 'Geen regen hopelijk deze nacht', gromt hij, 'of ik krijg dat gras nooit droog, dan moet ik er voordroog van maken en daar heb ik geen goesting in.'
De Droeve Dichter begrijpt niet waarom, maar vraagt het niet aan de boer.
Hij heeft zichzelf geleerd om voor hij een vraag stelt eerst het stellen van de vraag te bevragen. Gewoon omdat hijzelf stil is en meestal te lui en in zichzelf gekeerd om vragen ge beantwoorden.
Hij stelt zichzelf eerst de vraag of hijzelf het antwoord niet kent. In dit geval is het antwoord neen. Dus kan hij naar het tweede criteium: kent diegene aan wie ik de vraag stel het antwoord? In dit geval is dat duidelijk ja. Dus gaat de dichter over naar het laatste
citerium: als ik het antwoord ken, ga ik er dan wat mee doen? De dichter weet dat hij niks gaat doen dat van enig belang is met het antwoord op deze absurde vraag: 'waarom heeft Boerken geen goesting om vqn dat hooi voordroog te maken?'. En dus zwijgt hij en vergeet de vraag.
'Heb je de Oude Knorpot al gezien vandaag?' vraagt Boerken.
'Neen', zegt de Droeve Dichter en hij denkt bij zichzelf dat het toch grappig is te merken dat Boerken, die geen goed woord kan zeggen over die Oude Knorpot, hem toch niet missen kan, want Boerken zegt niets, maar stapt de tuin uit, naar de overkant waar de Oude Knorpot woont, handen diep in de zakken.
Buiten kleurt de lucht steeds donkerder, alsof iemand een pot met zwart pigment heeft laten vallen in het blauw vn de hemel.
De Droeve Dichter schrijft een regel op een blad papier in hakende letters met een stomp potlood dat vet is en over de korrel van het papier glijdt.
Hij herleest de woorden niet en staat op en gaat het donker kot binnen. Ik ben moe, denkt de Droeve Dichter. Ik ga slapen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten