In de stilte van de nacht klimt de volle maan en ze verlicht de mais, de velden, de weides, de bomen, de wolken.
De Oude Knorpot en de Droeve Dichter zijn langzaam dronken geworden, zittend voor het donker kot in het volle en heldere maanlicht.
'Veel zul je dat Wilde Kind niet temmen vannacht' zegt de dronken Oude Knorpot en hij lacht en drinkt de laatste kluts Duvel en staat wankelend op. 'Allez, dan ga ik maar eens' zegt hij en hij struikelt naar de straat.
De Droeve Dichter kijkt hem niet na, hij kijkt naar de zilveren glans op de dingen en zou die mooi willen vinden. Hij weet dat hij niet slapen zal vannacht. En niet schrijven. Hij zakt weg in halve slaap zittend tegen de eik in de tuin voor het donker kot. Op zijn schoot de schrijfblok. In zijn handen een potlood. In zijn hoofd honderden Woorden. Maar schrijven doet hij niet vannacht. Hij zakt dieper en laat het hoofd rusten op de schouders. Ik ga zo slapen, weet hij. Straks word ik wakker, bibberend tegen de eik. Termieten in mijn ziel, hart, geest en mijn lijf. Als zoveel nachten.
De maan verdwijnt achter de wolken en de zilveren glans verdwijnt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten