Deze ochtend reed ik over de Schelde en wat verderop over de Durme. De zon hing net boven de horizon, diep oranje en gedempt, de lichtblauwe lucht getekend met honderden tot dunne slierten geblazen sporen van verdwenen vliegtuigen. De Schelde stond gezwollen tussen haar dijken, het water bijna stilstaand en kolkend tussen vloed en eb, dampend, alsof ze lichtjes ziedende was, in de kilte van de ochtend.
In de polders tussen Schelde en Durme priemde de zon tussen wilgen en populieren me schuin rechts in het gelaat, steeds heviger en dwingender, me volgend terwijl ik langs de N41 naar de snelweg reed. Ook de weides van donker frisgroen lentegras in de lage schaduwen, stoomden dampend een dunne witte nevel die rossig kleurde langs de bovenzijde in de klimmende zon. Ik luisterde naar de radio maar hoorde niet wat de stemmen vertelden. Ik keek op de weg maar registreerde niets bewust. Ik reed naar de snelweg en dan richting zon. Daarna, bij Antwerpen, kwam ik opnieuw bij de Schelde, maar ik zou ze niet zien in volle glorie, naar zee vloeiend, machtig en breed onder de zon. Wij allen samen werden dan stapvoets de diepte in gestuurd, zoals de kompels afdaalden in de mijnen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten