zondag 20 mei 2012

Het leven in een doos en de metalen hemel


Mijn leven zit in dit dooske, zegt Boerken en hij zet een schoenendoos op de tafel en niemand kijkt ernaar en 's avonds gooit Dichter de doos achteloos in de haard en Boerken is de doos vergeten, dus zoveel zal er niet in die doos gezeten hebben. Zijn leven zat in dat doosken dat in de haard in vuur en vlammen is op gegaan en niemand heeft het gemerkt.

Ooit had Knorpot een ziel en daarna verkocht hij zijn ziel voor een appel en een ei en Duitse bolides en etentjes en hotels en internationaal reizen van de ene luchthaven naar de andere lobby. Hij verkocht zijn ziel, kreeg er een habbekrats voor en leefde lang en in kwelling en niemand die het wist. Hij dronk elke ochtend een emmer vitriool en kon vuur spuwen als een draak en aarzelde niet om met een paar woorden iemand vakkundig dood te maken.

Ooit had Dichter duizenden woorden die hij koesterde in schriftjes en toen vergat hij de schriftjes en de woorden en Dichter ging zich hullen in duister en droefenis en hij koesterde zich in de demonen van de nacht en staarde naar buiten door het raam.

In de avondzon lijkt de hemel van staal.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten