zaterdag 5 mei 2012

Over geluk en verantwoordelijkheid


Dolende Dichter zit bij Knorpot aan de tafel en net als Boerken binnenkomt hoort hij Knorpot heel streng zeggen dat hij Dichter niet wil helpen en dat Dichter moet ophouden met zagen en zeuren en dat Dichter zelf zijn problemen moet oplossen en niet bij hem moet komen aankloppen. Boerken ziet hoe Dichter met de kop in de grond de kamer verlaat zonder een woord en Boerken staart Knorpot stom aan en Knorpot trekt de schouders op en zegt "Voila, daar zijn we ook weer vanaf. Een jeneverke, Boerken?"
Boerken vloekt en miljaart en stapt naar buiten en slaat de deur hard dicht zodat die bijna uit haar scharnieren breekt.

Boerken keert op zijn stappen terug en opent de deur weer en met de deur in de hand zegt hij "Dus dat bedoelt gij met het afstompen van uw gevoelens. Weet ge wat ik daarop zeg: lafaard. Gij hebt Dichter zo triestig laten worden en nu hij hulp nodig heeft, helpt ge hem niet."

"Ieder van ons is verantwoordelijk voor zijn eigen geluk," zegt Knorpot zacht en overtuigd maar niet overtuigend.
"Wat een dikke zever, ouwe zak. Dat is een regelrechte aanfluiting van wat ons mensen van de beesten onderscheidt. Meer zelfs. Paarden troosten elkaar, ja zelfs die stomme koeien. En gij maakt er u vanaf. Ge luistert zelfs niet wat Dichter u te vertellen heeft."
"Ach, ge begrijpt het niet", zucht Knorpot, "Dichter rukt wonden open die ik allang niet meer open wil. Ik kan hem niet helpen, want dan ga ik er zelf onderdoor."
"Dus laat ge hem maar? Nooit over nagedacht dat ge misschien elkaar kunt helpen? Ach, laat maar."

En weer slaat hij de deur achter zich dicht en met wijde stevige passen doorploegt hij de drassige weide, schuivend en glijdend en vloekend en miljarend en gaat hij in een rechte lijn naar het Donker Kot.
Een merel die op het gazon eten zocht vliegt verschrikt op.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten