zondag 13 mei 2012

Tefal en de Demon van het Duister en de Breitling om de pols van Knorpot.

De Droeve Dichter zit buiten aan een teak tafel te schrijven met een dik zwart koolpotlood op dik handgeschept papier en elke woord staat er en kan hij niet herschrijven of weghalen en elk woord wil hij donker hebben en zwaar en hakkend en hakend en snijdend en priemend en kwetsend. Want hij is de Droeve Dichter en Tristesse is zijn brandstof. Hij is geen kerncentrale. Hij is een ouderwets pruttelende benzinemotor.
Zakenman komt naast hem staan, niet in strak pak, want het is zondag, maar in kleurige vrijetijdskledij die duidelijk gekocht is in te dure boetieks want een zakenman moet aan anderen zijn succes tonen, altijd en overal of verliest zijn charisma. Zakenman leest iets over pruttelende benzinemotoren en vertelt over zijn passie voor auto's en design en snelheid en lage Engelse en Italiaanse sportwagens en Knorpot, die al aan de jenever zit in de zon, vertelt over het diep grommelende gepraat van de 12 cilinder van de Bentley waarmee hij een aantal maanden mocht rijden en waar hij zijn horloge aan overgehouden heeft, een veel te zware Breitling die zakenman hem zo benijdt. Hoe die motor diep ronkend en daverend gaat brullen als je flink gas geeft. Hoe die vibraties doorheen je hele lijf gaan en hoe je een wordt met dat geweld en de snelheid. Een sensatie die nergens mee te vergelijken is. Hoe hij gas gaf, 's nachts als hij doorheen Parijs reed, over de bijna verlaten lanen. Zakkend naar wandelsnelheid en dan brullend versnellen, de kap open, de elleboog nonchalant bengelend. Alleen en eenzaam. Zielloos. Hij vertelt hoe zielig het is om zonder ziel (Dichter merkt de speling van woorden en schrijft ze op) door de lichtstad te rijden in het donker, langs verlaten lanen die overdag het verkeer niet kunnen slikken, en je over te geven aan de sensaties van 12 cilinder motoren en het éen-worden met een machine. Knorpot vertelt grommend als de auto waarover hij vertelt hoe triest het is en hoe tekenend voor het zielloze bestaan: een worden met een auto en dat het hoogste genot vinden.
Hij vertelt dat hij niet vertellen kwam hoe het zo ver is kunnen komen. Het is als de kikker die je in in een kom laat zwemmen, die je heel langzaam verwarmt, en ook al kan de kikker ontsnappen, hij blijft, zich van geen kwaad bewust, in rondjes zwemmen tot hij levend gekookt wordt en sterft. Het is een feit dat we eens een toestand met intervallen van meer dan 12 seconden gaat veranderen, we niet bekwaam zijn, meestal, om die verandering waar te nemen. We merken het verschil niet. Iemand kan dus op ons toe sluipen, als hij zich slechts om de 12 seconden een heel klein beetje beweegt. Knorpot zegt dat hij dus niet weet wanneer hij zijn ziel verkocht en wanneer die vol tefal zat, zodat elke emotie en elk gevoel er af schoof. Hij kijk naar zakenman en zegt: zoals bij jou.
Knorpot vertelt hoe hij het ziet gebeuren bij iemand. Hoe langzaam de ziel ingekapseld wordt in hard beton. Tussen granieten muren. Overgoten met tefal. Hoe iemand het niet merkt. Hoe iemand zichzelf vergeet, want zonder ziel ben je een ander. Hoe iemand die licht uitstraalde dreigt schaduw te worden. Hij vertelt hoe hij ertegen waarschuwt en hoe meer hij dat doet, hoe harder het pantser wordt, want soms willen mensen de waarheid niet horen. Knorpot vertelt over de sektes van deze wereld en deze tijden. Hoe grote bedrijven met allerlei middelen mensen tot zielloze wezens maken, gedreven door ambitie en de wil er bij te horen, de beste te zijn, de eerste te zijn. Hoe winnend bedrijven die denken dat de wereld aan hun voeten ligt, elk gevoel met de wereld verliezen en hun mensen daarin meesleuren. Hoe die mensen worden zoals hij en zijn Bentley: ze worden éen. Mens en machine. Mens en bedrijf. Mens en winnen. Altijd. Overal.

Zakenman stapt weg, met grote stevige stappen, als marcheert hij.

Dichter schrijft verder en drinkt wat Knorpot hem vertelt en zeikt het uit in woorden. Hij eet het cynisme van Knorpot en braakt het tot zinnen.


Boerken komt langs de velden gewandeld en hij stinkt naar hooi en stro en mest en zweet en drank en is ongeschoren en ongekamd en zijn kleren lijken in geen maanden gewassen en zijn smoezelig en vettig en zwart en hij stapt hen allen voorbij en gaat in de keuken een jenever halen en drinkt die in een teug en schenkt zichzelf een tweede en komt dan buiten zitten in de zon en hij ziet nog hoe Zakenman in zijn designer vrije-tijds kleding aan het stappen is, weg van hen en hij zit Dichter schrijven in grote zwarte vette letters en hakende woorden en hij ziet hoe Knorpot zuur kijkt alsof die net een augurk gevreten heeft en Boerken grijnst en zegt "Allez, een typische gezellige zondag in de zon. nog iemand een jeneverken? Sigaarke? Cognacske? Niemand?"

"Ik ben de demon van het duister", schrijft Dichter, "waar licht is werp ik mijn schaduw."

Geen opmerkingen:

Een reactie posten