Zo gaat dat dan, zegt Dichter tegen zichzelf, monotoon zacht en triest. Ik ben grijs, zegt Dichter. Ik ben zwart, zegt Dichter. Ik zie spelende kinderen, ik zie de wolken, ik wil alles zwart schrijven. Zo gaat dat dan.
Meisje is ergens aan zee en wandelt in de duinen en op het strand en ze drinkt champagne met haar vrienden en mojito bij het kampvuur en 's ochtends is ze hees en slaapt ze lang. De meeuwen vliegen schreeuwend over en ze brengen geen boodschappen. Ik luister naar de wind, zegt Dichter, maar ik hoor geen fluisteren. Ik ben moe, zegt Dichtert en zou willen slapen. Dichter drinkt wijn en zijn letters zwalpen. Dronken in zwarte inkt en rode wijn, zo gaat dat dan, denkt Dichter.
Boerken hooit het land en zit op zijn kont tussen de paarden en laat de zon en de wind en de regen over hem heen en is tevreden en komt niet langer op bezoek omdat hij kleuren ziet en het zwart hem moedeloos maakt en daar heeft hij geen zin in.
En Zakenman is naar het Zuiden met zijn bolide, of ergens in een of ander exotoisch land en vergeet de grijzigheden van dit lage land dat tegen de kille zee aan ligt en gebukt gaat onder de striemende wind en de lage wolken, zo gaat dat, denkt Dichter, en Knorpot wroet in de tuin en probeert de zwartgalligheid van zich af te spoelen zoals de hevige regens van het onweer het stof van de dagen blust.
Zo gaat dat, denkt Dichter. Hij zet de fles aan de mond en schrijft de triestigste roman ooit in 3 dagen tijd en daarna stapt hij naar de Trage Stroom en gooit er alle vellen papier in en aarzelt even.
In de polders geen leeuweriken. Die zijn verdwenen. Uitgeroeid. Niet vergeten. Ik ben vergeten, zegt Dichter. Niemand heeft deze roman ooit gelezen. Dat is een veilig gevoel, denkt Dichter.
Ik ben een rots. Ik ben een eiland. Ik heb mijn boeken en mijn schrijven om me te beschermen. Een rots heeft geen pijn. Een eiland huilt nooit. Denkt Dichter huilend. Zijn hart voelt als een naar binnen groeiende teennagel.
Ergens is er rust.
Zo gaat dat dan, denkt Dichter
Geen opmerkingen:
Een reactie posten