De zon is moe van de zomer en klimt steeds minder steil en hoog en neigt steeds sneller naar het verre Westen en vecht steeds minder lang tegen het donker en de kilte van de wind en herfst die vanuit het Noorden komt opzetten straks. De polder is nu diepgroen. Het hooi is een tweede keer binnen gehaald en het koren is gemaaid met brede pikdporsers en het overgebleven bruingele stro is in grote balen geperst en op brede platte karren weggevoerd naar de weinige boerderijen die hier nog staan als levende fosielen van hoe het leven in de polder ooit is geweest. Boerken staat met de handen in de zakken over de polder te kijken naar de koeien die er grazen in de zon en hij kijkt omhoog naar waar vroeger de leeuwerik ten hemel steeg. Hij speurt aan de einder naar iets en weet niet wat hij zoekt.
Sent via BlackBerry offered by Proximus
Geen opmerkingen:
Een reactie posten