Knorpt zoekt de Droeve Dichter en kan hem niet vinden. Niet in het Donker Kot, niet in de tuin waar de stad omheen sluipt als een kat die een muis in het oog heeft, niet op de Boerderij waar Boerken ligt te snurken in de late zon, niet in de polder die zindert als was het hoogzomer en waar de populieren ruisen in de wind, niet op de vierkante hoge dijk die de Trage Stroom begeleidt en ook niet bij de waterlijn waar de rivier over de grote stenen klotst en modder wordt, zwart en stinkend, niet in de diepe schaduwen van de polder, waar het altijd zompig is en duister en waar de geluiden verstommen en waar mensen komen om te verdwijnen tot een groenig blauwe schaduw. Knorpot loopt de stad in waar Zakenman op een terras witte wijn drinkt.
Hij gaat even zitten en vraagt waar Dichter is en Zakenman haalt de schouders op en zegt dat hij Dichter al in weken niet gezien heeft.
Knorpot kijkt op en de hemel is strak blauw en de warmte hangt op het plein en smelt de stenen en de tafels en de stoelen. "Een Duvel?" Vraagt Zakenman en Knorpot schudt het hoofd.
"Hij is Haar achterna" fluistert hij en Zakenman kijkt hem aan en zegt: "De Stommeling."
"Waarom?" Vraagt Knorpot.
"Ze is een Godenkind. Ze is uit de Zee geboren en ze loopt over het water en ze zweeft op de wolken en haar praten is het ruisen van de wind door het duingras. Ze is op reis ergens over de Oceanen waar ze geboren is en zwevend op de wind die haar meevoert naar plekken waar mensen niet komen. Dichter kan haar niet achterna. Hij jaagt een droom na."
Knorpot kijkt Zakenman verdwaasd aan en stamelt een paar woorden die niemand begrijpt, zo verstomd is hij door die plotse opwelling van dichterschap bij de koele kikker in strak pak.
"Hoewel" gaat Zakenman verder "De Droom is mooier dan het realiseren. Ik benijd Dichter soms."
"Doe mij toch maar een Duvel", zegt Knorpot.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten