donderdag 7 november 2013

Aarde

De aarde draait geruisloos naar het Oosten en ik zit op haar vel van steen en gruis en zand en draai mee. Het is nacht. Ik draai willoos van de zon weg. De nacht is donker. Mijn ogen zoeken. Ik ben geen nachtdier. 
We draaien steeds verder. Straks draaien we naar de zon toe en wordt het licht. We draaien. De aarde en ik. 

Ik leg me te slapen. Ik heb mijn ogen dicht en kijk in mezelf. Ik denk dat ik slaap. Ik denk. Ik slaap niet. Dus.
In de nacht tel ik de uren. Het is winter. De zon blijft langer weg. Het is winter. Ik tel de uren van de nacht. Het zijn er veel. Ik ben moe. Ik probeer te slapen. Mijn bed is klein. Mijn bed is groot. Ik lig en ik heb het warm. Ik zweet. Ik ben moe. De slaap wil niet komen. Ik probeer te slapen. Slapen. Ik hou de ogen dicht. Ik tel de uren.


Het leven is een zandstrand bij de Zee. Ik zit op het strand. Ik sta op en wandel op blote voeten tot waar de Zee aan land komt. Het water is koud. Ik schrik wakker.

Ik sliep. Ik kijk om me heen in het duister en wil niet op de klok kijken en de uren tellen. Ik sluit de ogen om het donker niet te hoeven zien. Ik ben nu het donker. Straks slaap ik.

Het licht is kil als water.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten