zaterdag 9 november 2013

Borinage

Eerst was er het donker. En daarna de zware lucht die de keel en longen raspt bij elke poging adem te happen. Er was het dreunen van de machines. Het metalen janken van de liftkokers. Het snuiven van blinde en uitgerafelde paarden. Maar er was vooral de zware lucht. Niet gemaakt voor mensen. Alsof je zand inademen moet. Alsof je verdrinkt in dik stof. Ik wil hier weg, dacht het jongetje. Ik hoor hier niet. Het was er donker. Hij zat gevangen in de diepe darmen van de aarde. Waar ze steenkool oogsten. Hij probeerde te ademen. Zijn longen vulden zich met zand. Zijn keel schuurde open. Zijn ogen traanden. Achter hem werd de metalen deur van een kooi gesloten. Voor hem enkel een donker hol. Hij ademde diep. Hij moest hoesten. Ik ga dood, dacht hij. Hij was bang.

Later zou het zware zwarte stof kanker maken in zijn keel en zouden dokters die wegsnijden samen met zijn stembanden. Ik werd geboren en heb hem alleen horen fluisteren. Hees fluisteren. Moeizaam.

Later zou hij kolen halen in de stal waar ook de aardappelen lagen. Hij had zijn broek hoog. Zijn bretellen nochalant ernaast bengelend. Hij was licht bezopen. Binnen in het kleine huis stond de conteur op de tafel en het rook er naar aangebrande aardappelen. Haar wraak voor zijn zondagse dronkenschap. Ze voerden dit toneel elke zondag op en ik keer ernaar. Hij goot de kolen in de smalle mond van de kolenkachel en ging op een stoel zitten bij de tafel en legde, als steeds, zijn voeten op tafel. Zijn kousen waren gestopt.



Verzonden vanaf mijn BlackBerry 10-smartphone.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten