vrijdag 1 november 2013

Geen woorden meer.




Meisje zit naast Droeve Dichter terwijl de avond zich over hen buigt en de wind gedwee gaat liggen. De zee is een vlakke glazen plaat en kleine golfjes fluisteren voorzichtig tegen het zand. Van het strand. Dat leeg is. En breed.

Stil Meisje zit naast Dichter en als ze spreekt lijken haar zinnen op het murmelen van het water. De wind is mild en zout en onzeker draaiend. Het water staat laag. De branding verlangt naar de horizon. Onmogelijk verlangen. Het water is veel te breed.

"Raak je dan nooit uitgeschreven, Schrijver van de Zee? Je schrijft over de zee, de wolken, de golven, de wind, het strand, de duinen, het helmgras, je hut, je verweerde tafel, je schrijven... Raken die woorden dan nooit op?"

Dichter kijkt haar niet aan. Hij kijkt haar aan. Hij kijkt over zee. De wolken drijven niet. Vandaag hangen ze aan dunne koordjes aan de hemel. Stil. Ze worden straks eerst vurig paars, daarna ros, daarna rozig om te eindigen in diep blauw. Straks. Dichter wacht. Nu. Straks, als de rode zon zich voorzichtig achter de einder laat zakken. Straks. Nog even nu.

"En over jou Meisje van de Zee. Ik schrijf over jou en voor jou. En door jou. Over jou. En je ogen. Je spreken en je stiltes. Je luisteren en fluisteren. Je ogen. Je handen. Je enkels. Je voeten, je lach, je strelen, je dansen, je spelen. 
Hoe kan ik ooit zonder woorden zijn. Hier. Aan Zee. Waar je bij me bent en waar ik, als je er niet bent, naar je verlang. Waar ik je naam roep tegen de zee en ook andere dingen. 
De Zee is altijd anders en ik begin steeds met duizend woorden om te vertellen wat ik zie en denk en voel. Daarna schrappen ze zichzelf. Zorgvuldig. Tot ze bijna niets meer zijn. En telkens anders. Zoals de wolken. En de wind. En de zon. De maan. De regen. Dan schrijf ik ze. Zoals het regent. Miezerig, krachtig, heftig, aanhoudend, striemend, zeikend, mistig, trippelend, ritselend, beukend, mokerend. Een zondvloed. Soms. Een korte bui, vaak. Een grijze dag. Een zomers onweer."

Meisje legt haar hand op zijn schouder, even. "Dank je", zegt ze zonder woorden en hij vertelt in evenveel woorden over nu en straks en vroeger en over mensen en dieren en grote gevaarlijke tochten en pijn en angst en vreugde en verdriet en over hoop en verlangen. Er zitten nu zoveel woorden gevangen in hem dat hij ze niet verwoorden kan. In hem stormt de zee. In hem waait een orkaan. In hem dobberen vissersboten op donker verwoestende golven. 

"Ssssst", zegt ze, "ik weet het Schrijver. Ik weet het. Het is een mooi verhaal. Ik neem het met me mee."

Meisje staat op. De zon is een bol. Meisje gloeit. Haar schaduw is lang en slank en zacht. Wiegend. Ze spreidt haar vleugels van perkament. Hij ziet de woorden die hij niet lezen kan. Wil. Geschreven op vleugels van papier. Ze stijgt niet op. Ze zweeft. Ze zweeft naar de zon, net boven het vlakke water. Haar blote voeten raken het water. Net niet. Ze zweeft naar de zon en wordt het punt achter deze zin.

Verzonden vanaf mijn BlackBerry 10-smartphone.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten