woensdag 13 november 2013

Jeroen B

Sluit de ogen. Ik sluit de ogen. Met gesloten ogen. 

Onder mij draait de wereld. Een wereld. Mijn wereld. Ik zit op haar vel. Ik ben 50. Ik kan dat niet geloven. Als ik mijn ogen sluit, ben ik weer 13 of 14 en ben ik een wonderkind in het diepst van mijn gedachten. 


Ik ben 13. Of 14. Ik lees Tolkien en Dostojewski en Boon en Elsschot en Celine en Hermans en Steinbeck en (iedereen maakt fouten) Mulish en denk dat ik minstens beter kan. Ik schrijf duizenden bladzijden vol, in dikke schriftjes gelijnd kladpapier. Ik schrijf met een zwarte bic. Altijd. 

Ik schrijf hele nachten lang, liggend in bed. Verhalen over zinkende schepen en tochten door de bergen en onzichtbare demonen die onze gelederen uitdunnen in de nacht. Ik schrijf over de middeleeuwen en over de eerste wereldoorlog en over kleine dingen en grote dromen en ik schrijf lange zinnen die met veel "en" aan elkaar gehaakt worden tot schier oneindige ketens, afgewisseld met kort hakkende zinnen en ik gebruik een kleine woordenschat en veel te veel bijvoeglijke naamwoorden. 

Ik luister muziek. Urenlang dezelfde LP's. Bob Marley, Led Zeppelin, Lou Reed, Bob Dylan, Uriah Heep, The Beatles, The Rolling Stones, Patti Smith, Pink Floyd en Neil Young, altijd Neil Young. In mij broeien beelden en woorden. Ik ben een kolkende vulkaan die zal uitbarsten in tekenen en schilderen en vooral schrijven. Ik schrijf Het Meesterwerk dat de wereld zal veranderen nog voor mijn 18de. Ik ben 15. Ik weet dat wel zeker: voor ik 18 ben.

Ik ben 50. De wereld draait. Nog steeds.

Ik heb de ogen dicht. Ik ben 50. Dat meesterwerk in het diepst van mijn gedachten ben ik honderden keren beginnen schrijven. Neen. Dat is een leugen. Hoofdstukken 1 en 33 heb ik ooit, ik moet toen ongeveerl 21 geweest zijn, naar een uitgever gestuurd. Ik studeerde en had toen al het nodige lef en erg veel branie en nog steeds een schrijnend gebrek aan zelfkennis. Dat helpt. En ik kon dus mezelf niet relativeren. Ik durfde via mijn geachte professoren grote schrijvers aanspreken en -schrijven. 

Ik schreef. Ik schreef een verhaal over de Goden die een zoon scheppen bij twee onschuldige mensen en die vanuit hun goddelijke almacht en onmacht proberen hun zoon te leiden in zijn aardse bestaan omdat hij er de mensensoort terug in goede banen moet leiden. Ik verzin het niet.  

Ik schreef het eerste hoofdstuk en ik schreef alvast het laatste hoofdstuk. Ik zwoegde er niet op. Ik schreef alles in een ruk. En stuurde het op. Ik stuurde ze naar HC, JW en naar JB.

De twee hoofdstukken kwamen terug. Mijn zorgvuldig op een ouderwetse Olivetti getypte tekst was door JB tot een bloedbad verminkt. Tenminste, zo zag dat verwende jongetje in mij dat.

JB had zich de moeite getroost zich door mijn teksten te harken en had 'hier en daar correcties aangebracht'. De grote belangrijke JB had wellicht uren gebogen gezeten over mijn geschrijvel en had zin voor zin geproefd en had hier en daar, al dan niet erg ingrijpend, wat gecorrigeerd. Dat zag ik niet. Toen.
Ik was 21, maar als ik mijn ogen sloot, een wonderkind van 18. Ik zag alleen het bloedbad. Al dat rode gekribbel. Het schrappen. De begeleidende brief heb ik jarenlang uit mijn geheugen gebannen.

Ik heb heel veel jaren niet meer geschreven. Tot mijn 47, denk ik. 

De grote roman zat niet in mij. Ik heb in die 26 jaar honderdduizenden drogredenen bedacht om maar niet te moeten toegeven dat er geen grote roman in mij zat. 

Ik zit met mijn ogen gesloten. Ik ben weer 14.

Toen ik enige jaren geleden verhuisde, vond ik de honderden schriftjes weer en begon gebiologeerd te lezen. 

Ik was 42 en las mezelf.

Jezelf leren kennen door het lezen van je eigen woorden met ruim een kwart eeuw daar tussenin was een privilege. En ik vond ook die ruim 90 bladzijden terug, zorgvuldig verbeterde teksten. Correcties door ene JB. Die schrijft een boek. En doet dat goed. Ik zie geen bloedbad. Ik zie... Ik zie niets.

Ik. Ik heb de ogen gesloten.

Ik zit op een donkere zolder boven de stallen in ons nieuwe huis. Ik zit tussen tienduizenden bladzijden manuscripten. En in mijn handen heb ik 90 bladzijden roman en een lange begeleidende brief. Van JB. Handgeschreven. Ik lees de 90 bladzijden en alle correcties zorgvuldig. Ik ben er uren mee zoet. In mijn eerste zin al verplaatst hij een paar woorden en schrapt er een. De tweede alinea schrapt hij op een zin na. Waarbij hij schrijft: 'in deze ene briljante zin schrijf je het al, waarom dat nog 3 keer opnieuw schrijven in zwakke en veel te lang meanderende zinnen?' 

Meanderen doet de Trage Stroom.

Ik lees de begeleidende brief. Ik vervloek die 21 jarige stommeling, dat 13 jarige kind, die 18 jarige zelfingenomen kerel. Wat ik in mijn herinnering koesterde als een afwijzing en een totale miskenning, is een erg milde brief, vol aanmoedigingen en goeie raad. Ik stop de schriftjes terug. 

Ik was 42. Het zou nog 5 jaar duren voor ik schrijven op een BlackBerry zou ontdekken. En daarmee het ritme dat me ligt.
Veertien. Ongeveer zou oud was mijn grootvader bij het einde van de eerste wereldoorlog. Ik sluit de ogen. 


Verzonden vanaf mijn BlackBerry 10-smartphone.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten