woensdag 30 november 2011

Blue Hotel Revisited

De Gladde Zakenman, die in plaats van de Droeve Dichter op te leiden tot heer van rang en stand en van tefal en zo zijn ziel te stelen, zichzelf is gaan verliezen in de wereld van de Droeve. Hij leest nachtenlang de zinnen en verhalen van de Droeve, zwerft rond in de straten en op de pleinen van de steden waar hij vroeger zaken deed en nu is hij zelf aan het schrijven gegaan:

Ieder die regelmatig reist en dus nu en dan eenzaam en alleen eet in de restaurants die bij dat soort business hotels schijnen te horen, weet hoe ziekelijk zielig dat kan voelen. Je schuift in een stoel bij de tweepersoonstafeltjes tussen alle andere eenzame en zielige zielen die ook alleen op hotel zijn en dus ook alleen eten, net als jijzelf. Je bestelt een fles wijn, die je straks meeneemt naar de kamer om ze bij het tv kijken of lezen of tokkelen op de pc of op de iPad verder leegmaakt en je bestelt je eten. Carpaccio en tournedos bijvoorbeeld. Maar risotto is handiger, want kan je met een hand eten. Je kijkt op je klok. Het is kwart na acht en de avond duurt nog oneindig lang zo alleen. Gelukkig is er de iPad, de internetverbinding, je blog, je facebook, je twitter, je linkedin en de eerste slok Italiaanse Rode.

Mijn kamer, zo leerde een briefje naast de televisie, was netjes schoongemaakt door ene Taniana. Goed dat te weten. Ik heb niet echt gekeken of die dame haar werk goed heeft gedaan. Het beroep van kamermeisje en wat eenzame mannen al dan niet met kamermeisjes verrichten, al dan niet met wederzijdse instemming, was wereldnieuws. Nu niet langer. Maar er is niets veranderd. Ik heb te veel gehoord en gezien reeds in de vele jaren dat ik van hotel naar hotel reis en mensen me zaken vertellen, lachend, of uitdagend, of huilend en verloren afhankelijk van het perspectief en de mate van menselijkheid, om me nog te kunnen verbazen over de de ranzige menselijke geest in combinatie met dierlijke instincten, eenzaamheid en alcohol. Wat is de schrijver van deze woorden? Een seismograaf? Ik stel vast. Punt.

Of wil hij/ik meer zijn?

Onderweg naar kamer 223 van het hotel zonder naam in de stad zonder naam, loop ik langs de bar en even kom ik in de verleiding er een dubbele wodka te nuttigen, tot ik de dingen zie die er zich ontwikkelen en die leiden tot onherstelbare breuklijnen tot ver na datum. Niet voor mij, maar voor hen die deel uitmaken van het verhaal dat er geschreven wordt, of zou kunnen worden. Ik wil het niet zien en niet weten, want ik zou ruzie maken, oordeel vellen en tussen komen en God spelen. Ik ben God niet. Ik ben geen god. Ik ben noch seismograaf, noch god. Ik ga slapen. En drink een glas water.

Ooit ben ik de gevallen engel en ik zal geen rekenschap vragen aan hen waarvan ik weet dat ze anderen onrecht hebben aangedaan. Ik weet wat ik weet en hoef geen vragen te stellen. Ik ben een gevallen engel dan. Ik heb niets te verliezen. Ik ben de engel met het vlammende zwaard. Ik ben de toorn. Ik ben die dag die vergeten leek in de plooien van de eeuwigheid. Ik stap uit de zon. Als was ik waterverf in de regen. Ze stellen geen vragen. De zee is stil. Ik weet te veel.


De Gladde Zakenman klapt zijn schrijfboek dicht en stapt uit zijn auto. Hij staat voor het donker kot en ziet er de Droeve Dichter zitten aan de verweerde tafel en tegenover hem zit het Stille Meisje en bij de keukendeur staat de Oude Knorpot druk te gebaren. De Gladde heeft zin om binnen te gaan en zich te mengen in dat verhaal, maar hij stapt weg van de deur, de duisternis van de tuin in en zoekt de stilte van de weides.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten