Ik heb gisteren van de Droeve Dichter een bundel handgeschreven papieren meegekregen en ik heb een hele nacht gelezen. Eerst me moeizaam doorheen het handschrift slepend, want de Droeve schrijft hakerig en onregelmatig en zijn geschrift gaat op en neer met de emotionaliteit van het moment waarop hij de woorden schreef. Maar eens ik me die ritmiek had eigen gemaakt en dat handschrift eigenlijk een extra dimensie gaf aan het lezen, kon ik niet meer ophouden met lezen. Niet omdat ik wilde weten hoe de dingen zouden aflopen, want zijn schrijven gaat over niets en alles en gaat nergens over en gaat nergens heen en dus waaiert het alle kanten uit. Maar ergens haakten de woorden zich bijtend in me vast en kon ik niet ophouden ze tot mij te laten komen, en de woorden hebben me opgevreten als hongerige termieten en ik heb de woorden gedronken als iemand die na een lange tocht door de woestijn eindelijk een bron vindt.
Het Stille Meisje kijkt hem aan en ze glimlacht en ze denkt dat ze de Gladde niet kent en dat de Gladde zichzelf niet kent.
De zinnen en verhalen van de Droeve Dichter zijn nu eens als een gotische kathedraal die gebouwd is over vele tientallen jaren, met oude stenen van de kerk die men heeft afgebroken om de nieuwe te bouwen en nieuw aangebrachte stenen die uit steengroeves komen en met schepen worden aangebracht en met ornamenten die ter plekke gebeiteld worden uit de steen of het marmer.
Kathedralen die steeds groter worden en waarvan de plannen voortdurend veranderen omdat de stijl evolueert en de technieken beter worden en de drang naar de hemel en de grootheidswaanzin van de opdrachtgever steeds groter wordt.
En soms zijn ze als de kleine ingetogen eenvoudige middeleeuwse vroeg romaanse kerkjes die je kan vinden in vergeten valleien zoals de Valle de Aran in Spanje, die eerst Frans grondgebied was, want met de mond van de vallei geopend naar het Franse land, maar die daarna Spaans werd en daardoor geïsoleerd raakte, want men moest een hoge moeizaam te bereiken pas over om in Spanje te raken.
Tijdens de lange winters was de vallei helemaal afgesloten en de middeleeuwen bleven er lang verder bestaan, als een monster van Loch Ness. De kerkjes zijn ongeschonden en ook de taal van de mensen daar: het Aranees. Een oud Occitaans dialect dat eeuwenlang is blijven verder bestaan. De taal waarin 'oc' ja betekent. Al eeuwenlang verder levend, gesproken door een paar honderd mensen.
Zoals die kerkjes schrijft hij soms, en zijn taal is als het Aranees, zijn eigen dialect. Zijn verhalen zijn als die vergeten vallei en de vergeten mensen met de vergeten kerkjes en de vergeten taal. Een toevluchtsoord.
Toen een paar tientallen Katharen konden ontsnappen 's nachts uit hun belegering en een zekere dood, vonden ze rust en vrede in de Valle de Aran en een keer per jaar vieren de Katharen-kinderen die nu ook Aranees praten, hun eigen feest, diep in de vallei, diep veborgen in de kleine dorpen, bij de oude kerkjes, met eigen rituelen en onder het Katharen kruis dat een keer per jaar getoond wordt.
Ooit was ik er en omdat ik hun taal begreep en me liet meeslepen door hun eigenheid, mocht ik het meemaken. Ik begreep hun taal, want het is als Oud Nederlands en dat is als het dialect van mij jeugd. Ik sloot de ogen en dacht aan mijn jeugd en begreep wat ze zeiden in het Aranees en ik won hun vertrouwen.
Zo schrijft de Droeve Dichter en zo wist de Droeve Dichter me mee te slepen.
Het Stille Meisje fluistert als de zee op een windstille ochtend en zegt:
Jouw ziel en die van de Dichter zijn gelijk.
Ze zitten samen op een terras in de zon van de vroege winter die hen net voldoende warmt om buiten te kunnen zitten, beschut tegen de wind en de Gladde bestelt een tweede gin tonic en een thee voor haar.
"Maak daar twee munt thee van, verse liefst. En vergeet de gin tonic. Deze jongen heeft rust nodig. En zijn ziel moet helen" zegt het Meisje zacht en de Zakenman glimlacht en laat gebeuren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten